MAANDAG 11 FEBRUARI 1924.
33
is, laat men dan even stoppen; anders zou men vermoedelijk
het verschijnsel krijgen, dat er nieuw gebouwde woningen
ledig komen te staan.
Wanneer er iets gedaan moet worden, dan voor de krot
bewoners: daarvoor moet alles gedaan worden; de menschen,
die de huren van de gemeentewoningen kunnen betalen, zijn
schaarsch te zoeken. Zeker 60% van de gegadigden kunnen
niet meer dan ƒ3.per week aan huishuur betalen.
Spreker heelt in de laatste drie maanden een zeer rijke
ervaring opgedaan als secretaris van het bestuur van den
woningbouw benoorden den Heerensingel. Hij heeft ongeveer
een 1000 tal menschen bij zich gehad, die een woning wenschten,
maar zooals gezegd, 60% van hen konden lang niet een huur
van ƒ3.betalen, terwijl die menschen toch niet in hun
varkenskotten kunnen blijven zitten. Voor die menschen moeten
dus goedkoope woningen gebouwd worden.
Voor hen, die een woning kunnen betalen, kan men lang
zamerhand gaan spreken van een leniging van den woning
nood alhier. Er komt een tijd, dat de nieuw gebouwde woningen
niet kunnen bewoond blijven, omdat de menschen de huren
niet kunnen blijven betalen. Er staan ook reeds woningen
van woningbouwvereenigingen ledig. Spreker ziet dan ook
aankomen, dat alle woningen van de woningbouwvereenigingen
onder beheer der gemeente zullen komen en dat men op de
stichtingskapitalen zal moeten afschrijven ten einde te kunnen
komen tot verlaging der huren.
Zooals de toestand nu is, behoeft er geen woningbeurs te
komen. Het is den heer Kooistra te doen om een statistiekje
en de statistiek, die heden gemaakt wordt, is morgen niet
goed meer. In het stelsel van den heer Kooistra zal men
krijgen een opgaaf dat men gebrek heeft aan zooveel woningen
ad 2.van zooveel ad 3.— enz. per week.
Spreker acht het in het algemeen voldoende wanneer er
woningbeurzen zijn te Amsterdam, Rotterdam, 'sGravenhage
en Utrecht; voor de rest is het speelgoed.
De heer van Stralen zegt het voor het grootste deel met
het betoog van den heer Witmans oneens te zijn. Deze
verliest enkele dingen uit het oog, die zeker ook voor deze
zaak van buitengewoon belang zijn.
De heer Witmans beziet de zaak uitsluitend uit het oog
punt van het verkrijgen van een statistiek van het woning
tekort en daarom is, volgens hem, een woningbeurs in dezen
tijd iets, wat Leiden in het geheel niet behoeft.
Het is frappeerend, dat de verplichting tot stichting van
een woningbeurs bij de wet aan de gemeenten is opgelegd
in een tijd, toen er aan woningen nog een veel grooter be
hoefte was dan thans het geval is. De beweegredenen, welke
de Regeering tot het opnemen van een dergelijke bepaling
in de wet hebben geleid, zullen wel van anderen aard zijn
geweest dan datgene, waarop de heer Witmans het oog heeft.
Spreker ziet de behoefte aan een woningbeurs ook van dezen
kant, dat, als zulk een instelling op de hoogte is van alles
wat op het gebied van huur en verhuur geschiedt, doordat
de eigenaren aangifte moeten doen, wanneer er een woning
open komt en aan wien die eventueel verhuurd wordt en
tegen welken prijs, een einde zal komen aan het bedingen
van sleutelgeld en van een hoogere huur dan wettelijk is
toegelaten.
De Voorzitter. Dat bedingen van sleutelgeld bestaat toch
grootendeels niet meer
De heer van Stralen zegt, dat dat euvel wel degelijk nog
bestaat.
De heer Witmans met zijn rijpe ervaring zal, zegt spreker,
toestemmen, dat een woningbeurs reeds van groot belang
zou zijn, indien zij in die behoefte voorzag. De huiseigenaren
zouden dan, wetende dat er op toegezien werd, zich wel
wachten hun huizen te verhuren tegen eiken prijs, welken
zij wenschen.
De heer Mulder meent kort te kunnen zijn na de rede
van den heer Witmans, die spijkers met koppen heeft
geslagen.
Spreker gaat niet in op de cijfers, door den heer Kooistra
genoemd omtrent het woningtekort. De heer Kooistra spreekt
wel namens de Federatie van Woningbouwvereenigingen, maar
spreker beschouwt dat meer als een groot woord; hij zou
gaarne eens vernemen hoeveel woningbouwvereenigingen die
Federatie telt. Evenmin gaat spreker af op het rapport van
den heer Witmans, al moet hij er op wijzen, dat diens opgave
omtrent het vermoedelijk woningtekort aan het eind van
1924 geheel klopt met'de cijfers, in Juli 1923 door spreker
genoemd. Spreker zeiae toen, dat aan het einde van 1924
ongeveer het woningtekort verdwenen zou zijn, behalve de
krotwoningen, de inkomenden van buiten en de huwelijken.
De heer Kooistra telt ook eenige honderden woningen mee,
door de Gezondheidscommissie als minder goed aangeteekend,
woningen, die in elk geval nog niet zijn afgekeurd.
Terecht vraagt de heer Witmans, of men met die woning
beurs werkelijk één woning krijgt en of de toestand daarmede
verbeterd wordt. Overigens verwijst spreker naar de rede,
die de heer de Lange in November 1921 hier gehouden heeft.
Wat betreft Middelburg, dit is een gemeente van 17000
zielen, die zich niet uitbreidt; daar kan men gemakkelijk een
woningbeurs hebben; daar kan een of anderhalf man het werk
af en behoeft het dus niet veel te kosten.
Waarom zou men hier zooveel geld uitgeven voor iets, wat
niet noodzakelijk is en waarmede de werkman in het geheel
niet gebaat is? Als men ziet hetgeen op het gebied van den
woningbouw alhier gedaan wordt door de woningbouwver
eenigingen en ook vanwege de gemeente, dan heeft men niet
te klagen en niet te zeggen: hadden wij maar juiste gegevens.
Hetgeen de heer Witmans gezegd heeft omtrent de hooge
huren is juist, maar daarover gaat het thans niet. Met het
oog op die hooge huren heeft de gemeente reeds getracht
met die 162 woningen te komen tot zoo laag mogelijke huren;
toen het voorstel daartoe kwam, is er een storm opgegaan;
die woningen deugden niet. Als Burgemeester en Wethouders
komen met het voorstel betreffende den bouw van 142
woningen, dan zal men hetzelfde te hooren krijgen.
Spreker zou het onverantwoordelijk vinden om hier over
te gaan tot stichting van een woningbeurs.
De heer Kooistra komt op tegen de wijze van bestrijding,
toegepast door den Wethouder, die zegt: waarom een woning
beurs te Leiden? Laten de menschen, die een woning zoeken
zich maar bij den heer Kooistra vervoegen; deze kan het
weten; daar heeft men de woningbeurs! Spreker had beslist
niet verwacht, dat een Wethouder dergelijke dingen zou
aanvoeren als motief om een voorstel af te breken.
De heer Mulder zou willen, dat de heer Kooistra altijd
zoo ernstig was.
De heer Kooistra zegt, dat de Wethouder over spreker's
ernst niet te klagen heeft en dat hij dergelijke dingen niet
verkiest te hooren, als hij spreekt over een algemeen belang
als de stichting van een woningbeurs.
Er wordt hier geschommeld met de arme lieden, die door
de stad moeten slenteren om een huis te zoeken en die nergens
een centraal punt vinden, waar zij zich kunnen vervoegen.
Bestaat er een woningbeurs, dan worden die menschen althans
niet overgeleverd aan de huisbazen, met gevaar sleutelgeld
te moeten betalen. De Voorzitter weet blijkbaar niet, dat dat
euvel nog in ruimte mate voorkomt.
Waar de woningbeurs weinig kans heeft in dezen Raad
om er te komen, zal spreker over de verdere argumenten,
die zijn aangevoerd, zwijgen en van het woord afzien.
De heer Witmans zegt, dat door de heeren Kooistra en
van Stralen de indruk is gewekt alsof spreker door zich tegen
een woningbeurs te verklaren het heffen van sleutelgeld in
de hand zou werken. Spr. geeft toe, dat het euvel nog wel
voorkomt, maar hij gelooft niet, dat het nog in die mate
bestaat, dat het de oprichting van een woningbeurs zou
wettigen.
Hetgeen de heeren Kooistra en van Stralen voor hun denk
beeld hebben aangevoerd zijn, naar spreker meent, juist
argumenten tegen een woningbeurs.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 18 tegen 7 stemmen wordt besloten op het verzoek
niet in te gaan.
Vóór stemmende heeren Witmans, Sanders, Reimeringer,
Heemskerk, Meijnen, Mulder, van Hamel, Sijtsma, Wilmer,
van Rosmalen, Pera, Wilbrink, Huurman, Oostdam, Eerd-
mans, mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Spendel en
Bergers.
Tegen stemmen de heeren van Stralen, Knuttel, van den
Heuvel, Groeneveld, Verweij, Baart en Kooistra.
(Ook de heeren Coster en Eikerbout hadden de vergadering
inmiddels tijdelijk verlaten).
De Voorzitter doet thans de deuren sluiten.
Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat en
door den Voorzitter geschorst tot des namiddags 8u uur.