24
Overheidsdienst en van den Centralen Nederlandschen Amb-
tenaarsbond niet in te gaan.
Kunnen wij derhalve, zooals wij TJ boven uitvoerig moch
ten uiteenzetten, niet voorstellen gunstig op het onderwer-
pelijk adres te beschikken, wel hebben wij de ons hierdoor
geboden gelegenheid benut, om nog eens ernstig te over
wegen, in hoeverre, met behoud van het adviseerend
karakter van het georganiseerd overleg, in de betreffende
bestaande verordening wijzigingen waren aan te brengen,
welke de werkwijze der commissiën zeer ten goede zouden
kunnen komen. Als resultaat van deze overwegingen boden
wij de Algemeene Ambtenaren- en de Algemeene Werk
liedencommissie een ontwerp-verordening aan, hieronder
als oorspronkelijk ontwerp (O. O.) afgedrukt, met verzoek
ons daaromtrent haar gevoelen te doen kennen. Haar hierop
betrekking hebbend advies van 28 December j.l. ligt voor
U in de Leeskamer ter inzage.
Ka kennisneming van dit advies hebben wij het oorspron
kelijk ontwerp op verschillende punten gewijzigd; het ont
werp, zooals het na de daarin aangebrachte veranderingen
luidt, is hieronder eveneens afgedrukt.
Het zij ons thans vergund over te gaan tot de artikels-
gewijze toelichting. Als algemeene opmerking ga evenwel
nog vooraf, dat, in tegenstelling met de bestaande veror
dening, de bepalingen, welke op de algemeene commissiën
en die, welke op de dienstcommissiën betrekking hebben,
zijn gesplitst; 1 regelt derhalve alles wat de algemeene
commissiën, 2 alles wat de dienstcommissiën betreft. Dit
komt de overzichtelijkheid ten goede.
Artikel 2 O.O. In de praktijk heeft zich de positie van
den Voorzitter der algemeene commissiën als een zeer moei
lijke doen kennen. Als eenig vertegenwoordiger van ons
College te midden van de vertegenwoordigers der organisatie's
gezeten is hij, bij gebreke van een bindend mandaat, dat
hem trouwens in de meeste gevallen, in verband met den
niet te voorzienen loop der beraadslaging, zeer bezwaarlijk
zou kunnen worden verleend, als het ware gedwongen tot
het afleggen der verklaring, dat hij de in eenige vergadering
geuite wenschen en opmerkingen zoo volledig en nauwkeurig
mogelijk ter kennis van ons College zal brengen, opdat dit
collectief een beslissing dienaangaande kan nemen. Van de
zijde der vertegenwoordigers van de organisatie's, die zooveel
mogelijk op het doen van bindende toezeggingen aandringen,
heeft dit geleid tot een o.i. zeer onbillijk oordeel over het
beleid in dezen van den vorigen Voorzitter.
Om een dergelijke onbillijke critiek in de toekomst zooveel
mogelijk te voorkomen, achten wij het gewenscbt, om, naast
den Voorzitter, een vijftal leden Uwer Vergadering in de
algemeene commissiën zitting te doen nemen, die, evenals
hij, naast de belangen van het personeel, in de eerste plaats
de belangen der gemeente hebben te behartigen.
Volgens het voorgesteld artikel 2 zullen 3 leden door den
Raad worden benoemd uit de leden van een drietal met
name aangewezen commissiën, terwijl de 2 overige leden uit
zijn midden zullen worden benoemd.
Bij het ontwerpen van dit artikel hebben wij ons laten
leiden door de overweging, dat de genoemde commissiën
belast zijn met de behartiging van de belangen van het
overgroote deel van het gemeenteperson eel, zoodat bij hen
althans een grootere ervaring en deskundigheid op dit gebied
geacht kunnen worden aanwezig te zijn, beide factoren van
gewicht voor het zitting hebben in commissiën als die van
het georganiseerd overleg.
Blijkens haar advies werd in de algemeene commissiën
daartegenover de wenschelijkheid bepleit öf een commissie
van bijstand voor de personeelsaangelegenheden te benoemen
en hare leden in het georganiseerd overleg zitting te geven,
of den Raad in de keuze van zijne vertegenwoordigers vrij
te laten.
Aan instelling van een vaste commissie van bijstand
gevoelen wij geen behoefte, zoodat de door artikel 54, tweede
lid der Gemeentewet, vereischte voordracht tot benoeming
van een zoodanige commissie van ons College niet is te
verwachten.
Wat de vrijheid van den Raad in de keuze zijner ver
tegenwoordigers betreft, hierboven hebben wij reeds uiteen
gezet, waarom wij, in het belang van het overleg, eenige
beperking ten deze willen zien betracht. Niets belet overigens
den Raad, om, indien hij dit noodig of wenschelijk acht,
een lid van de Commissie van Financiën tot lid van de
commissiën van het georganiseerd overleg te benoemen; in
de benoeming van 2 leden is hij toch volkomen vrij.
Hoewel niet uitdrukkelijk in het artikel vermeld, zal uit
den aard der zaak hetzelfde lid van ons College optreden,
zoowel als Voorzitter van de Algemeene Ambtenaren-, als
van de Algemeene Werkliedencommissie, terwijl ook dezelfde
5 Raadsleden in beide commissiën zitting zullen nemen.
Artikel 3 O. O. Tegen de in dit artikel sub c geëischte
opgave van de namen der bij de vereenigingen aangesloten
leden bestaat bij de vertegenwoordigers der organisatie's
bezwaarin de plaats daarvan wenschen zij overlegging
van een door hare hoofdbesturen onderteekende opgave
van haar aantal leden in gemeentedienst. De hiervoor aan
gevoerde motieven maken wel een eenigszins zonderlingen
indruk. Van ons College toch wordt verwacht, dat het aan
een dergelijke opgave onvoorwaardelijk en volstrekt geloof
zal hechten, terwijl de vertegenwoordigers van de organi
satie's door hunne, overigens door niets gemotiveerde, vrees
voor zoogenaamde rancune-maatregelen, een dergelijk ver
trouwen in ons College geenszins blijken te bezitten. Waar
bovendien volgens het advies die vrees ten aanzien van
het Gemeentebestuur van Leiden niet groot is en de opgave
van de namen der leden alleen aan dit bestuur moet ge-
geschieden, meenen wij dit bezwaar verder veilig buiten
beschouwing te kunnen laten.
Aangezien evenwel de ontwerp-verordening, evenals de
bestaande, het recht der vereenigingen op vertegenwoordi
ging afhankelijk maakt van haar aantal leden in gemeente
dienst, zou ons College, door genoegen te nemen met een
onderteekende opgave van het aantal leden, zijn eenig
afdoend contrólemiddel uit handen geven. En zonder nu
aan de goede trouw van de besturen der bij het georgani
seerd overleg betrokken vereenigingen te twijfelen, in de
pers hebben juist onlangs berichten de ronde gedaan omtrent
beweerde knoeierijen met het ledental eener, overigens buiten
het georganiseerd overleg alhier staande, vereeniging, welke
berichten in ieder geval dit aantoonen, dat het bezit van
een deugdelijk controlemiddel nuttig en zelfs gebiedend
noodig kan zijn.
Alleen ook bij ongewijzigde handhaving van dezen eisch
kunnen wij gevolg geven aan den bij artikel 10 O.O. uit-
gedrukten weriscli, om bij het vermelden van den uitslag
eener stemming tevens mede te deelen het ledental, dat
door de stem van elke vereeniging wordt vertegenwoordigd.
Artikel 5 O.O. Aangezien er hier ter stede geen enkele
plaatselijke vereeniging van gemeentepersoneel meer bestaat,
kunnen de woorden „van zoodanige plaatselijke vereeniging
of" uit het eerste lid sub b vervallen.
Het bezwaar tegen het tweede lid van dit artikel sub d
is naar onze meening volkomen ongegrond. Niemand wordt
hier wegens het bezit van een politieke overtuiging uit den
gemeentedienst ontslagen, zoolang althans die overtuiging
niet tot het plegen van strafwaardige handelingen heeft geleid.
Artikel 7 O.O. Tegen de voorgestelde verandering van
„Vijf" in „Vier" in het tweede lid van dit artikel hebben
wij bedenking; in het algemeen achten wij het gewenscht,
dat een verzoek aan den Voorzitter om een vergadering
te beleggen, uitgaat van de vertegenwoordigers van drie
vereenigingen. Er bestaat evenwel te minder aanleiding om
deze wijziging aan te brengen, omdat voortaan ook een
Raadslid, tevens lid van de algemeene commissiën, een
dergelijk verzoek mede kan onderteekenen en daartoe in
den regel wel bereid zal zijn, zoodat praktisch reeds zonder
redactiewijziging aan den wensch van de vertegenwoordigers
kan worden voldaan.
Ook de voorgestelde redactiewijziging van het laatste lid
van dit artikel kan onze instemming niet hebben. Naar
onze meening behoort geheimhouding regel, openbaarmaking
van het verhandelde in eenige vergadering, uitzondering te
zijnde redactie van deze bepaling moet dan ook o. i. aan
dit beginsel uitdrukking geven. Trouwens, volgens artikel 10,
tweede lid van het thans geldende reglement van orde voor
de algemeene commissiën geldt deze geheimhouding niet
voor de leden tegenover de besturen van de door hen in
de commissiën vertegenwoordigde vereenigingen, voor zoover
de bestuursleden zich hunnerzijds persoonlijk tot geheim
houding verplicht hebben.
Artikel 8 O.O. In tegenstelling met de desbetreffende
bepaling van de bestaande verordening en van het thans
geldend reglement van orde, wordt in dit artikel bepaald,
dat de hoofden van takken van dienst slechts een raad
gevende stem hebben; aan stemmingen zullen zij derhalve
niet meer deelnemen. Deze bepaling berust op de over
weging, dat de directeuren in de commissiën niet zitting
hebben als vertegenwoordigers van het Gemeentebestuur,
doch als diens technische adviseurs, voor zoover hunne
diensten en bedrijven aangaat. In dit verband schijnt het
toekennen van een raadgevende stem rationeel.
Artikel 9 O.O. Aanvankelijk waren wij van meening, dat
het uit staatsrechtelijk oogpunt juister was de leden van
den Gemeenteraad, tevens leden van de algemeene commissiën,
alleen dan voor een vergadering op te roepen, wanneer