23
die niet uit de vastgestelde begrootingsposten kunnen worden
bestreden, geen andere bevoegdheid dan die regeling te
schorsen of te vernietigen wegens strijd met de wet, een
gemeenteverordening of het gemeentebelangzijn recht van
initiatief, zijn recht van amendement staan hem niet meer
ten dienste. Vergt een dergelijke regeling bovendien gelden,
die door den Baad nog niet zijn toegestaan, dan heeft hij
ze slechts toe te staan of te weigeren. Oogenschijnlijk wordt
door deze regeling het budgetrecht van den Baad niet
aangetast; immers het staat hem theoretisch volkomen vrij
de gevraagde gelden al dan niet toe te staan. In de praktijk
is evenwel reeds gebleken, dat de Baad ter vermijding van
conflicten met Burgemeester en Wethouders en de orga-
nisatie's eerder geneigd is een regeling van de Centrale
Commissie te aanvaarden dan hij zou zijn, wanneer hij
volkomen vrij en zelfstandig daartegenover stond. Zoo deelt
Mr. Dr. J. EL van Zanten in een artikel „Het georga
niseerd overleg De stand van zaken" in het eerste nummer
van 1922 van „Gemeentebestuur" mede, dat tot toen nog
elke overeenstemming moest worden gekocht met een groote
concessie van de gemeente en hij toont dit nader aan met
de volgende woorden: „Het sterkst was dat wel onlangs
„in Amsterdam het geval, waar een zoogenaamde over
eenkomst over het loon op 31 December 1921 afliep, en
„ondanks het feit, dat de loonen feitelijk hooger zijn geworden
„door de vermindering der kosten van het leven, toch het
„niet nog meer verhoogen moest worden gekocht met een
„langere vacantie en een verhooging van den vacantie-toeslag,
„welke 350.000.moest kosten".
Met Diepenhorst, Struycken en Oppenheim, alsmede met
de meerderheid van de Centrale Commissie voor ambtenaars
zaken zijn wij van oordeel, dat overleg omtrent de arbeids
voorwaarden van het overheidspersoneel, met name van het
gemeentepersoneel, met zijn vertegenwoordigers slechts kan
leiden tot een advies, hetwelk op grond eenerzijds van
positieve bepalingen van Grondwet en Gemeentewet, ander
zijds in overeenstemming met den geest van ons staatsrecht,
noch Uwe Vergadering, noch ons College in eenig opzicht
kan binden. Het zal daarom weinig betoog behoeven, dat
wij de te Amsterdam bestaande regeling volkomen onwettig
achten. Daar toch wordt, indien in de Centrale Commissie
overeenstemming wordt bereikt, de Baad, met prijsgeving
van zijn recht van initiatief en dat van amendement,
gebonden aan een besluit van Burgemeester en Wethouders,
waaraan hij slechts ten koste van een conflict met dat
College en het personeel zijne goedkeuring kan onthouden.
Het is onze stellige overtuiging, dat een dergelijke regeling
op den duur niet anders kan leiden dan öf tot in het
gemeentebelang zeer ongewenschte conflicten, welke, eenmaal
ontstaan, dadelijk op de spits dreigen te worden gedreven
öf kunnen zij worden vermeden in strijd met de wet tot
een verplaatsing van bevoegdheden ten koste van het aanzien
en prestige van den Baad, het grondwettelijk hoofd der
gemeente.
Anderzijds achten wij het voor het behoud van gezonde
staatsrechtelijke verhoudingen noodzakelijk, dat bij de
vaststelling van arbeidsvoorwaarden aan het daarbij belang
hebbend personeel medezeggenschap wordt onthouden. Al
zou men ook het goed recht van den eisch van mede
zeggenschap in het particulier bedrijf willen en kunnen
bepleiten, dan zou daarmede nog niet het bestaansrecht
van een zelfden eisch ten aanzien van den overheidsdienst
zijn bewezen.
In het particulier bedrijf toch kan het persoonlijk belang
van den werkgever direct tegen het persoonlijk belang
van den arbeider botsen en is de mogelijkheid niet uit
gesloten, dat de arbeidsvoorwaarden niet in overeenstemming
zijn met de uitkomsten van het bedrijf. In den overheids
dienst daarentegen staan niet de persoonlijke belangen van
het personeel tegenover die van Uwe Vergadering of ons
College, doch tegenover de onpersoonlijke, naar de inzichten
van hare tijdelijke bestuurders en met uitsluiting van per
soonlijk gewin, te behartigen belangen der gemeente;
eventueele batige saldi van den dienst komen alleen
de gemeente en daarmede indirect alle ingezetenen ten
goede.
De samenstelling van Uwen Baad is er voorts borg voor,
dat de belangen van het personeel met niet minderen ernst
zullen worden behartigd, dan zij inderdaad en terecht
verdienen.
Ons laatste bezwaar tegen het Amsterdamsche stelsel
van overleg betreft den vorm, waarin de loonregelingen daar
zijn gegoten, nl. in dien van een overeenkomst voor een
bepaalden, meestal korten tijd, aangegaan en waarin der
halve geen wijziging kan worden gebracht dan met instemming
ook van de Centrale Commissie. Haar onze meening is een
dergelijke vorm, waarbij de Baad de uitoefening van zijn
wettelijke bevoegdheid afhankelijk maakt van de instemming
van een buiten het bestuur staande en daardoor niet ver
antwoordelijke commissie, met de beginselen van ons staats
recht in strijd.
Ten slotte zij nog medegedeeld, dat wij in de veroordeeling
van het Amsterdamsch stelsel niet alleen staan; Mr. Dr.
H. Vos zegt in het Weekblad voor Gemeentebelangen van
6 October 1922, dat de regeling in Amsterdam is: „een
„zoodanige omverwerping van de meest fundamenteele be
ginselen van ons staatsrecht, dat hare onwettigheid zonder
„meer in het oog springt," terwijl Uw vroeger medelid,
Prof. Mr. Dr. C. W. van der Pot, in de Gids van Februari
1923, niet meer of minder schrijft, dan dat met de Amster
damsche regeling „op weerzinwekkende wijze" door de wet
wordt heengereden.
Eerbied voor de wettelijke rechten van Uwe Vergadering,
zorg voor het behoud van gezonde staatsrechtelijke ver
houdingen nopen ons U met aandrang in overweging te
geven de door adressanten aanbevolen regeling voor onze
gemeente niet te aanvaarden.
Met te meer vertrouwen doen wij een beroep op Uwe
medewerking, omdat wij bekend zijn met den in den boezem
Uwer Vergadering levenden drang om te waken voor de
handhaving harer wettelijke rechten, wanneer zij deze door
Gedeputeerde Staten of de Kroon bedreigd of geschonden
meent.
Ad 2°. Zooals boven reeds medegedeeld, bestaat volgens
adressanten het tweede middel tot verbetering van de
werkwijze en de resultaten van het georganiseerd overleg
hierin, dat aan de zoogenaamde categorale vereenigingen
recht op vertegenwoordiging in de algemeene commissiën
wordt onthouden, welke meening in de bij het adres behoorende
memorie van toelichting uitvoerig wordt toegelicht. De aan
gevoerde argumenten mogen oppervlakkig zeer overtuigend
lijken, zij hebben, eerlijk gezegd, op ons College nu niet
zooveel indruk gemaakt. Het voornaamste motief voor de
uitsluiting der categorale vereenigingen, nl. de vrees, dat
„vertegenwoordigers van ambtenaren, die zich met geen
„ander doel hebben georganiseerd dan het behartigen van
„zeer enge groepsbelangen, door vertegenwoordiging in de
„Commissie van Overleg hunne persoonlijke belangen kunnen
„bevorderen en door hun bekrompen groepsinzicht het overleg
„tot onvruchtbaarheid kunnen doemen," is in de praktijk
ongegrond gebleken. Adressanten mogen beweren, dat de
vertegenwoordigers van de algemeene landelijke bonden bij
alle voorstellen de grootst mogelijke objectiviteit betrachten,
de ervaring heeft, althans in onze gemeente, geleerd, dat
de vertegenwoordigers der categorale vereenigingen alhier er
dan zeer wel in zijn geslaagd zich tot dit hooge standpunt
op te werken; zoo er toch iets heeft getroffen, is het wel
de in den regel roerende eenstemmigheid tusschen de vertegen
woordigers van alle organisatie's zonder onderscheid, een
eenstemmigheid, waarover men zich overigens minder be
hoeft te verwonderen, indien men, zooals wij reeds eerder
gelegenheid hadden op te merken, niet de oogen sluit voor
het feit, dat de vertegenwoordigers der organisatie's niet
in de eerste en voornaamste plaats zich tot de behartiging
van het algemeen belang geroepen gevoelen.
Ook het tweede argument, dat toelating van categorale
vereenigingen tot de vorming van clubjes zou leiden, alleen
met het doel om vertegenwoordiging in het georganiseerd
overleg te erlangen, is niet steekhoudend. Afgezien van het
feit, dat naar onze meening andere factoren omtrent de
oprichting van een vereeniging beslissen, de verordening
stelt voor vertegenwoordiging in de algemeene commissiën
aan elke vereeniging als eisch, dat zij Koninklijke goed
keuring op hare statuten heeft verkregen en een zeker
aantal leden telt. Sinds de instelling van het georganiseerd
overleg is er dan ook hier ter stede geen enkele categorale
vereeniging van gemeentepersoneel opgericht.
Deze kwestie is trouwens voor de samenstelling van het
georganiseerd overleg alhier van niet zoo heel veel gewicht,
omdat in de Algemeene Werkliedencommissie geen enkele,
in de Algemeene Ambtenarencommissie slechts twee cate
gorale vereenigingen vertegenwoordigd zijn, nl. de Bond
van Technici en de Hederlandsche Bond van Gemeente
ambtenaren.
Indien men evenwel, zooals ons College, op het standpunt
staat, dat het zoowel in het belang van de gemeente als in
dat van het personeel kan zijn, dat vóór de vaststelling
van arbeids- en dienstvoorwaarden van de daarbij belang
hebbenden advies wordt ingewonnen, dan moet dit advies
ook zoo veelzijdig mogelijk zijn, hetgeen medebrengt, dat
men het Gemeentebestuur in de keuze zijner adviseurs
vrijlaat. Beperking dier keuze, als door adressanten bedoeld,
kan alleen een belang zijn van de algemeene landelijke
bonden, niet echter het belang van een gemeente, welker
bestuur op zoo ruim mogelijke voorlichting prijs stelt.
Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Vergade
ring alsnu in overweging op het verzoek van de Hoofdbe
sturen van den Nederlands eken Bond van Werklieden in