GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 21 INOEKOMElf KTI KKKS. N°. 35. Leiden, 28 Januari 1924. In Uwe Vergadering van 28 Augustus 1922 werd in handen van ons College om praeadvies gesteld een verzoek van de hoofdbesturen van den Nederlandsehen Bond van Werk lieden in Overheidsdienst en van den Centralen Nederland- schen Ambtenaarsbond om over te gaan tot een reorganisatie van het georganiseerd overleg overeenkomstig de beginselen, neergelegd in de tot dit verzoek behoorende memorie van toelichting. Omtrent dit verzoek hebben wij het gevoelen ingewonnen van de Algemeene Ambtenaren- en van de Alge- meene Werkliedencommissie, hetwelk ons in haar gemeen schappelijk advies van 3 Januari 1923 werd gegeven en dat voor U 'in de Leeskamer ter inzage is nedergelegd. Sedert dien besloot Uwe Vergadering op 26 Februari 1923, door aan neming van een voorstel van de heeren Heemskerk, Bisschop, Schoneveld en Jan de Lange, ons voorstel in zake de verlenging van den arbeidsduur van het gemeentepersoneel niet meer te behandelen gedurende het zittingsjaar van Uw College in zijn vorige samenstelling. In verband hiermede meenden wij in Uwen geest te handelen door ook de toen aanhangige voorstellen tot reorganisatie van het georganiseerd overleg, een toch niet minder gewichtig onderwerp van ge meentebeleid, niet eerder aan de orde te stellen, dan na den eersten Dinsdag van de maand September 1923, van welk voornemen onze Voorzitter in Uwe Vergadering van 12 Maart j.L, naar aanleiding van een vraag van Uw medelid, den heer van Stralen, mededeeling deed. Alvorens tot een bespreking van het onderwerpelijk verzoek over te gaan, zij het ons geoorloofd U eerst in herinnering te brengen, dat het georganiseerd overleg in onze gemeente dateert van 1919, toen Uw Baad, naar aanleiding van enkele ingekomen verzoeken, op 31 Juli van dat jaar tot de in stelling daarvan besloot, overeenkomstig de in ons praeadvies (Ingek. Stukken No. 192) neergelegde beginselen. In dat praeadvies, waarin wij als onze meening te kennen gaven, dat invoering van het georganiseerd overleg zoowel in het belang van de gemeente als in dat van haar personeel zou kunnen zijn, maakten wij evenwel het uitdrukkelijk voor behoud, dat de uit te brengen adviezen ons College nooit zouden kunnen ontlasten van zijn verantwoordelijkheid tegen over den Baad, noch de hoofden van takken van dienst van hun verantwoordelijkheid tegenover ons. Wij stelden ons derhalve de bevoegdheid van het georganiseerd overleg voor als een uitsluitend adviseerende. Uwe Vergadering heeft zich daarmede, wat dit punt betreft, destijds zonder discussie vereenigd en als gevolg daarvan is de bevoegdheid der commissiën in artikel 6 van de door ons College vastgestelde verordening van 18 Augustus 1919 (Gemeenteblad No. 22) als een adviseerende omschreven. Nadat dit instituut alzoo, tijdens het inkomen van boven bedoeld verzoek, nauwelijks drie jaren in werking was, komen adressanten verklaren, dat deze commissiën door haar samen stelling en werkwijze reeds dadelijk bij een zeer groot gedeelte van het gemeentepersoneel ernstige ontevredenheid verwekten en dat de tegenwoordige vorm, waarin, en de wijze, waarop het overleg wordt gepleegd, de onmogelijkheid van het ver richten van vruchtbaren arbeid hebben aangetoond. De memorie van toelichting licht deze grieven nader als volgt toe: „Het groote bezwaar, dat adressanten hebben tegen de „werkwijze der Commissies, is de geringe waarde, welke aan „de adviezen der Commissies worden gehecht. Een uitvoerig „betoog om aan te toonen, dat de besprekingen in het over- „leg doelloos zijn, als de Commissies moeten ervaren, dat „meermalen hare adviezen voor het College van B. en W. „en voor den Baad geen andere beteekenis hebben, dan dat „zij er kennis van nemen, achten zij overbodig. „Geen Commissie, welke zichzelf respecteert, zal op den „duur bereid gevonden worden dezen nutteloozen arbeid te „verrichten. De organisaties zullen er voor bedanken tijd en „moeite te geven voor de werkzaamheden in het overleg, „als van tevoren reeds vaststaat, dat èn het College van „B. en W. èn de Baad een geheel afwijkende beslissing „kunnen nemen van een uitgebracht advies. Meent het College „van B. en W., dat de regeling der arbeidsvoorwaarden van „het Gemeentepersoneel alleen door hem kan en moet geschie den in overleg met Uwen Baad, dan is het voor de organi saties verkieslijker hare openbare acties ten krachtigste „voort te zetten tot het oogenblik, dat de Baad een beslissing „moet nemen. „Het spreekt vanzelf, dat als den organisaties de gelegen heid ontnomen wordt zelf mede te helpen aan de vaststelling „der arbeidsvoorwaarden, zij door stevige agitatie den Baad „hebben te beïnvloeden tot het nemen van een door hen „gewenschte beslissing. „Doordat het College van B. en W. reeds meermalen bij „belangrijke onderwerpen van de adviezen der Commissies „is afgeweken, is aan de beteekenis van het Georganiseerd „Overleg ernstig afbreuk gedaan. Bij de reorganisatie van „het overleg dient derhalve vóór alles rekening er mede te „worden gehouden, dat een regeling worde getroffen, waarbij „komt vast te staan, dat een advies der Commissie ook de „instemming heeft van den Baad." In de eerste plaats zij het ons vergund even stil te staan bij de vraag, of het pessimistisch geluid, dat de adressee- rende vereenigingen ten aanzien van het vruchtdragende van den arbeid van het georganiseerd overleg doen hooren, inderdaad gerechtvaardigd is. Wij willen er dan op wijzen, dat bij de jongste salarisherziening, die 17 Mei 1920 haar beslag kreeg, de eerste en tevens belangrijkste zaak, waar omtrent de algemeene commissiën van advies hadden te dienen, ten slotte niet alleen ons College doch ook Uwe Vergadering, wat de loon en der werklieden betreft, geheel, en wat de salarissen der ambtenaren aangaat, voor het grootste deel met de adviezen dier commissiën zijn mede- gegaan. Ook bij de vaststelling van de vacantieregeling is met verschillende wenschen van het georganiseerd overleg rekening gehouden, terwijl het verhaal van pensioensbijdragen voor eigen en weduwenpensioen de noodzakelijkheid daarvan eenmaal erkend of aangenomen weder geheel overeenkomstig het advies der commissiën is geregeld. Wij zijn derhalve vooralsnog overtuigd, dat de boven vermelde klachten in haar algemeenheid onjuist, althans in hooge mate overdreven zijn, tenzij men, zooals blijkbaar adressanten, op het standpunt staat, dat aan de beteekenis van het georganiseerd overleg reeds dan ernstig afbreuk wordt gedaan, indien een van het advies afwijkende be slissing genomen wordt. Het moet trouwens den onbevoor- oordeelden lezer van de bovenaangehaalde passage uit de memorie van toelichting treffen, dat daarin de voorstelling wordt gewekt, als zou afwijking van eenig advies onge motiveerd, zelfs min of meer opzettelijk geschieden, terwijl zelfs met geen enkel woord van de immers ook bestaande mogelijkheid wordt gerept, dat aan het advies gebreken kleven, die het volgen daarvan onmogelijk maken. Men moet toch niet de oogen sluiten voor het onloochenbare feit, dat de commissiën van het georganiseerd overleg in hare huidige samenstelling in tegenstelling met andere commissiën, welke ons College van advies dienen met uitzondering van den Voorzitter, uitsluitend bestaan uit personen, die zich niet in de eerste en voornaamste plaats tot de behartiging van de belangen der gemeente geroepen gevoelen en dit ook trouwens niet zijn. Het gevaar is dan ook niet denkbeeldig, dat de door deze commissiën uitge brachte adviezen niet steeds die objectiviteit bezitten, welke toch voor hun aanvaarding een conditio sine qua non is. Terwijl bij andere commissiën, wij noemen b. v. de Com missie van Fabricage, uitsluitend zakelijke overwegingen tot een advies zullen leiden omtrent de wijze, waarop eenig gemeentebelang haars inziens dient te worden behartigd, immers persoonlijke belangen der leden zijn ten èenen- male uitgesloten bestaat bij adviezen van het georga niseerd overleg de mogelijkheid, uit een menschkundig oogpunt trouwens volkomen begrijpelijk, dat de persoonlijke belangen van degenen, die aan het tot stand komen van de adviezen medewerken, worden gestoken in het kleed van- en vereenzelvigd met het gemeentebelang. Theore tisch verklaart dit reeds, dat, indien van eenig advies van het georganiseerd overleg wordt afgeweken, dit in het alge meen nog niet pleit tegen het van het advies afwijkend besluit, hetgeen evenwel adressanten zoowel Uwe Verga dering als ons College steeds en bij voorbaat als een grief aanrekenen. Dat wij met deze uitspraak ons trouwens niet alleen op het gebied der theorie bevinden, maar tevens midden in de volle werkelijkheid, blijkt wel uit de door den heer van Stralen bij de behandeling van de gemeente- begrooting voor 1923 gesproken woorden, welke letterlijk als volgt luiden „Men moet toch wel begrijpen, dat de „vertegenwoordigers van de arbeiders in het georganiseerd „overleg daar niet in de eerste plaats komen om de ge meentebelangen te behartigen. Als men denkt, dat het „hier een commissie geldt, waarin de leden met hun allen „streven naar behartiging van de belangen der gemeente, „dan heeft men het onjuist. „Elke groep van arbeiders gaat naar het georganiseerd „overleg om hare ideeën te verwezenlijken. Die menschen „denken meer aan hun eigen belangen dan aan die der ge meente en daarom is het begrijpelijk, dat de vertegen woordigers der organisaties meer speciaal de belangen der „arbeiders naar voren brengen". (Handelingen 1922, blz. 518). Indien dit zoo is en aan de juistheid daarvan behoeft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 1