20 MAANDAG 21 JANUARI 1924. dat het drankmisbruik niet zal verminderen door het bestaan van een tapverbod. De voorstanders van handhaving van het tapverbod zeggen: die verordening is nog zoo kort in werking; men moet eerst eenigen tijd alzien, hoe de werking zal zijn. Maar zoo heeft men niet geredeneerd zoo straks, toen de markttarieven aan de orde waren. Mevrouw van ltallie zegt, dat die markt- verordening 11 maanden gewerkt heeft en het tapverbod nog slechts 6 weken. Maar in hoevele plaatsen is men niet, geleerd door de ervaring, op het tapverbod teruggekomen? Waarom moet er juist een tapverbod zijn op Zaterdag en Zondag? Men zou het dan op alle dagen moeten hebben. Men beweert, dat op die dagen het kroegbezoek drukker is, maar uit de bij spreker ingekomen rapporten blijkt, dat in de 6 weken, dat het tapverbod hier gegolden heeft, het aantal geconstateerde gevallen van openbare dronkenschap, dat trouwens niet groot was, niet verminderd is. Het gevaar is ook groot, dat men van te voren voor die dagen drank inslaat en dan thuis veel meer drinkt dan men anders zou gedaan hebben. In een kroeg staan de aanwezigen eenigszins onder controle van elkander en men zal zoodoende dan minder drinken dan wanneer men vooraf een hoeveel heid drank heelt ingeslagen. De heer van Eck. U vergeet den invloed van de vrouw. De Voorzitter. Er zijn heel wat gezinnen in dien stand, waar de man de baas is. Gezien de situatie van Leiden, geeft het tapverbod niets, want degenen, die per se sterken drank willen hebben, zien tegen een eindje loopen niet op. Bovendien geeft het een groote belemmering in het verkeer. Zoo goed als alle hotels van eenige beteekenis zijn al weg, en ook de groote café's loopen gevaar. Het voorbeeld van Friesland, door den heer van Eck ge noemd, gaat niet op. Daar heeft men uitgestrekte gemeenten, welke uit kleine gehuchten bestaan en waar men misschien een of twee herbergen heeft, zoodat de gelegenheid om sterken drank te krijgen minder groot is. Dat maakt een groot verschil met een gemeente van 69000 inwoners. Zoo noodig gaat men van hier met den trein naar elders. Er komt bij, dat het drinken van zwaar bier en port even schadelijk is. terwijl zij, die het drinken niet kunnen laten, dan het driedubbele moeten uitgeven van hetgeen zij anders verteren. Spreker is overtuigd, dat partiëele verboden in een plaats als deze geen nut opleveren. Een tapverbod op Zaterdag en Zondag en niet op andere dagen is de menschen plagen en het drankgebruik versterken. Dan zou men tot geheele droog legging moeten overgaan, als men iets wilde bereiken, ofschoon ook daarvan blijkens de ervaring in Amerika de resultaten dubieus zijn. Dat men. zooals Mevrouw van ltallievan Embden denkt, op het gebied van de wetgeving van gemeentelijke tot Rijks regeling zou komen, gelooft spreker niet. Het is slechts enkele malen voorgekomen, o.a. ten aanzien van de keuring van eet- en drinkwaren, dat de plaatselijke wetgeving leidde tot een Rijkswet. Mevrouw van ltallievan Embden spreekt van den man, die de menschen aanspoort iets meer te drinken, maar dat doet immers een sigarenhandelaar op zijn gebied ookDie zegt ook tot zijn klanten: hier heb ik een lekkere sigaar van 15 cent, die moet gij eens probeeren. Men moet niet altijd op enkele menschen afgeven Ook spreker heeft eerbied voor de rede van den heer van Eck, al was die zijns inziens meer in de Gehoorzaal op haar plaats geweest. Spreker maakt zich van een tapverbod geen illusies. Iri 1922 bedroeg het aantal bekeuringen wegens openbare dronkenschap: te Stockholm 7397, te Kristiania 18195 en te Helsingfors 10925, terwijl er in Zweden beperking en in Noorwegen en Finland geheel verbod van verkoop van sterken drank is. Een kleingeestig middel als een tapverbod is voor een stad onbruikbaar. In afgelegen dorpen, waar enkele kroegen zijn, kan het misschien zijn nut hebben, maar in een stad als Leiden heeft het geen resultaat. Het gevaar, dat men den drank in huis zal inslaan, is niet denkbeeldig. Spreker wijst op het veelvuldig voorkomend geval, dat een clubje uit visschen gaat; men neemt de flesschen mede en drinkt die ledig, en zoodoende wordt er heel wat meer gebruikt dan het geval zou zijn als men een café be zocht. Het is verkeerd het tapverbod te handhaven. Men bevordert er slechts het drankmisbruik door en het restaurantwezen in de stad wordt er door in zijn bedrijf belemmerd. De heer Witmans verklaart, dat de rede van den heer van Eck hem zeer getroffen heeft, doch dat de heer van Eck in dit opzicht wel wat idealistisch is. Spreker die zich geheel kan aansluiten bij het betoog van den Voorzitter, wil er alleen nog zijn leedwezen over uit spreken, dat de heer Sijtsma er weder de politiek bij gehaald heeft. Hij heeft nog even de Democratische Partij een duw willen geven door te herinneren aan de verkiezingsdagen, toen men voortdurend heeft getracht op dit stuk sprekers par tij iets aan te wrijven. Daartegen moet spreker protes teeren; hij acht het optreden van den heer Sijtsma slechts een uiting van spijtigheid van de vrijzinnig-democraten, die hier zijn blijven zitten met 1 zetel en een overschotje. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Artikel I wordt met 19 tegen 12 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Witmans, Heemskerk, Coster, van den Heuvel, Eerdmans, Spendel, mevrouw de Stoppelaar Zeeman, de heeren Oostdam, Huurman, Reimeringer, Sanders, van Hamel, van Stralen, Splinter, Bergers, Wilmer, Baart, Groeneveld en mevrouw Dietrichde Rooij. Tegen stemmen: de heeren Sijtsma, Eikerbout, Mulder, Meijnen, mevrouw van ltallie—van Embden, de heeren van der Wall, van Rosmalen, Wilbrink, Pera, Knuttel, van Eck en Verweij. Artikel II wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XXXIII. Praeadvies op het verzoek van den heer Knuttel, in zake den aanleg van een wandelbosch. (Zie Ing. St. No. 17.) Op voorstel van den heer Knuttel wordt zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming besloten de behandeling van dit punt tot een volgende vergadering aan te houden. XXXiV. Vaststelling van het kohier der schoolgelden voor het Middelbaar- en Hooger Onderwijs, dienst 1293/24. (Zie Ing. St. No. 8.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt beslo ten tot vaststelling van het kohier der schoolgelden voor het Middelbaar- en Hooger Onderwijs, heffingsjaar 1923/34, op gemaakt tot een bedrag van f 51.615.10. De Voorzitter zegt, dat de heer Sijtsma het volgende schrijven heeft ingezonden: »Ondergeteekende zou gaarne in de gelegenheid gesteld worden om aan het einde der openbare vergadering van den Gemeenteraad van Maandag 21 Januari a.s. bij de rondvraag eenige opmerkingen te maken en vragen te stellen naar aanleiding van de thans geldende regeling van het hand- werkonderwijs op de openbare lagere scholen in deze gemeente, welke regeling z. i. zeer ernstige bezwaren medebrengt, zoowel voor het onderwijs in het algemeen als voor de ouders der leerlingen van de le en 2e klasse van deze scholen". Spreker stelt voor die interpellatie toe te staan. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt het gevraagde verlof verleend. De heer Sijtsma verzoekt om, nu de vergadering aan het verloopen is, die interpellatie thans niet te behandelen. De Voorzitter zegt, dat de interpellatie dan op de agenda voor de eerstvolgende vergadering zal worden geplaatst. De Voorzitter vraagt, of een der leden nog iets in het belang der gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Elkerbout zegt, dat bij de onderhandsche aan besteding van vier vletten de inschrijving van een Leidschen ingezetene 150.hooger is dan die van diens opvolger, en geeft nu aan Burgemeester en Wethouders in overweging om met het oog op de mogelijkheid om meer Leidsche werkkrachten te werk te kunnen stellen, het werk zoo mogelijk aan dien Leidenaar te gunnen. De heer Mulder zegt, dat het verzoek van den heer Eikerbout in ernstige overweging zal worden genomen. De heer Baart vraagt of het juist is, dat een mijnheer Jonk is aangesteld tot ophaler van schoolgelden, hetgeen in strijd zou zijn met. de motie van den heer Kooitra, welke indertijd door den Raad is aangenomen. Was er voor Burgemeester

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 20