318 DONDERDAG 20 DECEMBER 1923. De heer Reimeringer zou, waar van den eenen kant wordt gevraagd uitbreiding van den winkel en van den anderen kant opheffing, de zaak willen laten zooals zij is. Tegen uitbreiding zou spreker zeker zijn, waar de proef met den winkel aan de Haven is mislukt. De winkel doet overigens nog wel goeden dienst, omdat hij prijsregelend werkt, daar de andere vischverkoopers met de prijzen van den winkel rekening houden. De heer Spendel vraagt hoofdelijke stemming. De heer Wilbrink vraagt of, als de post wordt afgestemd, de winkel zal worden opgeheven. De Voorzitter antwoordt bevestigend. De beraadslaging wordt gesloten. De begrooting van het Gemeentelijk Vischbedrijf wordt met 20 tegen 10 stemmen goedgekeurd. Vóór stemmen: de heer van Eek, Mevr. Dietrichde Rooy, de heeren Witmans, Verwey, Oostdam, van Stralen, Reime ringer, Meijnen, Sanders, van der W7all, Heemskerk, Mevr. van Itallievan Embden, de heeren van Hamel, Sijtsma, Kooistra, van Rosmalen, Knuttel, van den Heuvel, Eerdmans en Groeneveld. Tegen stemmen: de heeren Spendel, Mulder, Coster, Bergers, Pera, VVilmer, Splinter, Huurman, Wilbrink en Mevr. de StoppelaarZeeman. Vlgnr. 503 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 506, 507, 512 t/m 514 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 515, luidende: s> Ontvangsten ter zake van het Gemeentelijk Waschbureau 2000. De heer Huurman wijst er op, dat de helft van de Pasteur straat wordt ingenomen door het waschbureau. Die straat is gemaakt op een breedte van 10 M. en over een groot deel is de breedte slechts 5 M. Reeds meermalen is spreker, als hij er naar vroeg, geantwoord, dat er binnenkort verande ring zou komen, maar de toestand blijft ongewijzigd. De Voorzitter antwoordt, dat het plan bestaat den toestand te wijzigen. Dat gebouw is tijdelijk gebezigd om er de sigarenmakers in te laten werken, maar nu komt de zaak in orde. Het crediet is toegestaan, maar nog niet verbruikt. De heer Pera zegt, dat het den laatsten tijd is gebruikt door de Steuncommissie. De heer Huurman doet opmerken, dat er zich telkens weer een gelegenheid voordoet, om dat gebouw in gebruik te houden. Heeft men ruimte noodig, dan moet men elders een gebouw stichten, maar men moet niet de openbare straat daarvoor in beslag nemen. De heer Groeneveld zegt, dat indertijd is besloten dit gebouw, waarvan slechts een deel bij het waschbureau in gebruik is, af te breken, maar dat besluit is nog niet uit gevoerd. De Voorzitter geeft toe, dat het een misstand is, en belooft de zaak in de eerstvolgende vergadering van Burge meester en Wethouders ter sprake te zullen brengen. De heer Bergers vraagt of het noodig is het waschbureau te laten bestaan. De heer Huurman zegt, dat die kwestie eerstdaags aan de orde komt naar aanleiding van een voorstel van den heer Eerdmans. De heer Reimeringer deelt mede, dat met ingang van 1 Januari het waschgeld met 2 cent per Kilogram wordt verlaagd. De beraadslaging wordt gesloten en volgnr. 515 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr. 516 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Thans komen aan de orde de aangehouden volgnrs 535 en 424. Volgnr. 535 «Onvoorziene Uitgaven", verlaagd met/8190. wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aange nomen. Beraadslaging over vlgnr. 424, luidende: r>Belasting naar het inkomen2000000. De Voorzitter stelt hierbij aan de orde het voorstel van den heer van Eek, luidende: »De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders zich te wenden tot de Regeering, zoo mogelijk gemeenschappelijk met de colleges van dagelijksch bestuur van de andere gemeenten tusschen de 50000 en 100000 inwoners, ten einde te bereiken, dat het dezen gemeenten wordt toegestaan om het bedrag, dat voor noodzakelijk levensonderhoud wordt afgetrokken bij den aanslag in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen, met 200.te verhoogen." De heer van Eck zegt, dat dikwijls is gebleken, dat het voor noodzakelijk levensonderhoud gestelde bedrag te laag is, maar een moeilijkheid is dat een besluit om het te ver hoogen geen goedkeuring krijgt van hooger hand. Daarom zou spreker Burgemeester en Wethouders willen verzoeken in overleg te treden met de dagelij ksche besturen van andere groote gemeenten om zich gezamenlijk te wenden tot de Regeering. Spreker heeft nu gehoord, dat andere leden ook willen medewerken om de uitwassen van het kapitalisme af te snijden, en nu meent spreker, dat het zeker een uitwas is, dat men ook belasting heft van die deelen van het inkomen, die noodzakelijk zijn voor het levensonderhoud. Wanneer men het kapitalisme wil handhaven moet men toch degenen, die de lusten hebben, zooveel mogelijk ook de lasten laten betalen en niet degenen, die lijden onder het kapitalisme, zoo belasten dat zij niet voldoende overhouden voor het meest noodzakelijke levensonderhoud. De heer Wibaut heeft op het congres der S. D. A. P. gezegd: ik ben overtuigd, dat er tegenwoordig zeer veel moet betaald worden door de gegoeden en dat de bedragen, die moeten worden gevraagd van de gegoeden buitengewoon hoog zijn, maar de tijdsomstandig heden zijn zoo, dat wij bij het heffen van belastingen niet alleen moeten vragen naar hetgeen moet worden betaald, maar ook naar hetgeen er overblijft, en als men dat doet is er volgens spreker wel aanleiding om den aftrek voor nood zakelijk levensonderhoud te verhoogen, al moeten anderen dan ook meer opbrengen. Er wordt wel gezegd dat de kosten voor levensonderhoud gedaald zijn, maar de inkomsten zijn nog sterker gedaald, terwijl de belasting zoo geregeld is dat men betalen moet naar het inkomen van het vorige jaar. Daarom zou spreker wenschen een gemeenschappelijk optreden van gemeentebesturen, om zoo te trachten tot verhooging van den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud te komen. De heer Knuttel zal voor de motie stemmen, hoewel hij er niets van verwacht, al wil hij wat de quaestie op zich zelf betreft opmerken, dat ten eerste absoluut niet gezegd kan worden, dat de bestaande aftrek inderdaad de kosten voor noodzakelijk levensonderhoud dekt. Dit is een afdoend argument; maar in de tweede plaats wijst hij er op, dat, als de wil ontstaat om de menschen met hooge inkomens sterk aan te tasten, met dien wil komt de macht om hun te beletten zich aan die belasting te onttrekken. De heer Sanders zegt, dat Burgemeester en Wethouders het niet in het belang van de gemeente achten om op het voorstel van den heer van Eck in te gaan. Het voornaamste argument is reeds door den Voorzitter aangevoerd fn diens betoog over den gasprijs, namelijk dat het vermenigvuldi- gingscijfer zou moeten worden verhoogd van 1 tot 1.4, omdat 373.000.aan inkomsten zou worden gederfd. Het directe gevolg daarvan zou zijn, dat kleinere inkomens aanmerkelijk hooger moesten worden belast. Bij aanneming van het voor stel van den heer van Eck zou wel een zeker aantal worden vrijgesteld, maar zij, die er onmiddellijk aan grensden, zouden meer moeten gaan betalen. Spreker zal enkele cijfers noemen. Een belastbaar inkomen van f 1200,betaalt thans f 81.30; volgens het systeem van den heer van Eck staat dat gelijk met een belastbaar inkomen van f 1000.Bij een verme- nigvuldigingscijfer van 1 betaalt men daarvan 67.25 en bij een vermenigvuldigingscijfer van 1.4 91.dus 10. meer dan thans. Een belastbaar inkomen van 1600.be taalt op dit oogenblik 110.en volgens het systeem van den heer van Eck zou dat stijgen tot 135.—. Het moge waar zijn dat de lagere inkomens te zwaar zijn belast, nog bezwaarlijker acht spreker het om even bescheiden inkomens van bijvoorbeeld 1250.— tot 2000.— nog meer belasting te laten betalen. Ten slotte wijst spreker er op, dat de aftrek te Amster dam is 900.en dat te Hilversum een voorstel is gedaan om den aftrek op 800 te bepalen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 6