314
DONDERDAG 20
DECEMBER 1023.
door den heer Spendel genoemd, volkomen juist wordt toe- I
gepast. Artikel 2 bevat een omschrijving van hetgeen onder
vermakelijkheden wordt verstaan en daarin leest men onder g
«tentoonstellingen."
De beraadslaging wordt gesloten en volgnr. 426 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 427, luidende: Zakelijke belasting
op het bedrijff 75000.
De heer Wilbrink heeft bij de algemeene beschouwingen
bemerkt, dat de betrokken Wethouder verder wil gaan in
de richting van vermindering ot afschaffing van deze belasting
dan het college blijkens zijn antwoord op het afdeelings-
verslag. Al zou de Wethouder bij deze begrooting moeilijk
kunnen meegaan met een voorstel in die richting, wellicht
bestaat de mogelijkheid tegen het volgend jaar tot opheffing
dezer belasting te komen, te meer omdat het college zelf het
geen ideale belasting vindt. Spreker noemt het een slechte
belasting, omdat zij niet alleen hen, die haar moeten betalen,
treft, maar ook indirect' de arbeiders.
Spreker stelt nu de volgende motie voor:
»De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit, zoo
danige maatregelen te nemen, dat het mogelijk wordt de
verordening op de zakelijke belasting op het bedrijf voor het
dienstjaar 1925 op te heffen."
Er behoeft thans niet lang over gesproken te worden.
Burgemeester en Wethouders kunnen nu zoeken naar mid
delen om deze belasting, welke veel tegenstand ondervindt,
te eeniger tijd uit de begrooting te doen verdwijnen.
De Voorzitter zegt, dat hij van den heer Wilbrink de
volgende motie heeft ontvangen
»De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit, zoodanige
maatregelen te nemen, dat het mogelijk wordt de verordening
op de zakelijke belasting op het bedrijf vóór het dienstjaar
1925 op te heffen''.
Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt mits
dien een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Splinter zal tegen deze motie stemmen, omdat
in het antwoord van den Wethouder van Financiën duidelijk
ligt opgesloten, dat deze ook tegen de zakelijke bedrijfsbe
lasting is en deze dus wel zoo spoedig mogelijk zal worden
opgeheven.
De heer Witmans wil wel voor de motie stemmen, daar hij
de zakelijke bedrijfsbelasting een onrechtvaardige belasting
acht. Zij doet denken aan de oude Patentwet van 1819. Het
komt spreker voor, dat als de gemeente het geld, dat nu
deze belasting opbrengt, per se niet kan missen, het in elk
geval door alle ingezetenen moet worden opgebracht en niet
alleen door een deel van de patroons.
De heer Heemskerk vindt het voorstel van den heer Wilbrink
niet goed, omdat men nu nog niet den financieelen toestand
der gemeente in het volgende jaar kan overzien. Als de
belasting opgeheven kan worden moet zij ook volgens spreker
weg, maar het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat bij opheffing
van deze belasting de hoofdelijke omslag zou moeten worden
verhoogd, en dan zou men zich daaromtrent nog moeten
kunnen beraden. Spreker vindt dus de motie ontijdig.
De heer van der Wall merkt op, dat reeds in de Memorie
van Antwoord staat, dat zoodra tot verlaging van belasting
kan worden overgegaan, de zakelijke bedrijfsbelasting het eerst
in aanmerking komt. Het plan bestaat dus reeds om zoo
mogelijk tot afschaffing van deze onsympathieke belasting
over te gaan.
De heer van Eck zegt, dat de sociaal-democraten niet bereid
zijn mede te werken tot opheffing van de zakelijke belasting
op de bedrijven. Spreker beschouwt die belasting als een
soort correctief op de gewone inkomstenbelasting, waardoor
de gemeente in staat wordt gesteld meer te heffen van
werkgevers, die anders te laag zouden worden aangeslagen.
De heer Sanders heeft bij de algemeene beschouwingen
reeds iets over deze zakelijke bedrijfsbelasting gezegd en
meent, dat men wel begrepen zal hebben hoe spreker over
deze belasting denkt. Maar nu zij er eenmaal is, heeft spreker
geen vrijheid gevonden haar in te trekken, waar dan de hoofde
lijke omslag verhoogd had moeten worden, en men reeds drie
ton batig saldo over 1923 op de begrooting van 1924 heeft
moeten brengen om die sluitend te krijgen.
Spreker geeft den heer Wilbrink in overweging zijn motie
in te trekken, omdat zij toch zal worden verworpen en er dan
I wellicht conclusie's uit getrokken zullen worden, welke niet
in zijn bedoeling liggen.
De heer Eerdmans is tegenstander van deze belasting,
maar moet toch aan den heer Wilbrink in overweging geven
zijn motie in te trekken, omdat men bij verwerping daarvan
vaster aan deze belasting zal komen te zitten dan voorheen.
De Voorzitter geeft in overweging deze motie niet in te
trekken, opdat eens duidelijk blijke, hoe verkeerd het is
lichtzinnig mode's in te dienen en de vergadering onnoodig
op te houden.
De heer Wilbrink ontkent, dat deze motie lichtzinnig is
ingediend. Zij dient om van den Raad een duidelijke uitspraak
uit te lokken, dat deze belasting moet worden ingetrokken.
Zulk een uitspraak zou een krachtige ruggesteun zijn voor
den Wethouder bij het treffen van maatregelen om die be
lasting te doen verdwijnen. Die maatregelen zouden ten slotte
niets baten, als de Raad zich met de intrekking niet kon
vereenigen. Spreker begrijpt niet hoe leden, die tegen deze be
lasting zijn, hun stem niet aan deze motie zouden kunnen geven.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer Wilbrink wordt met 24 tegen 4
stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren van Eck, Verwey, Oostdam,
van Stralen, Mulder, Reimeringer, Meijnen, Sanders, Coster,
van der Wall, Bergers, Heemskerk, Pera, Mevr. van Itallie
van Embden, de heeren van Hamel, Sijtsma, Wilmer, Kooistra,
van Rosmalen, Splinter, van den Heuvel, Eerdmans, Groene-
veld en Mevr. de StoppelaarZeeman.
Vóór stemmen: Mevr. Dietrichde Rooij en de heeren
Witmans, Spendel en Wilbrink.
(De heerGroeneveld was inmiddels ter vergadering gekomen.)
Volgnr. 427 wordt vervolgens zonder hoofdeliike stemming
aangenomen.
De volgnrs. 428, 429 en 430 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 438 luidende: vUitkeering van
het bedrijf Gasfabriek540666.
De Voorzitter stelt hierbij aan de orde het door den heer
van Eck ingediend voorstel, luidende:
«Ondergeteekende stelt voor om bij de ontvangsten van
de gasfabriek de posten retributie en winst te schrappen en
in overeenstemming daarmede den niet contractueel vast-
gestelden gasprijs met 1 cent per M3. te verlagen".
De heer van Eck zal zijn voorstel toelichten, maar vraagt
of hij tegelijkertijd zijn voorstel betreffende verlaging van den
electriciteitsprijs toelichten kan.
De Voorzitter heeft hiertegen geen bezwaar.
De heer van Eck wijst er dan op, dat hij heeft voorgesteld
zoowel bij de Electriciteitsfabriek als bij de Gasfabriek de
winst en retributie te schrappen en in verband daarmede
den gasprijs met 1 cent per kubieken meter en den electrici
teitsprijs met 5 cent per eenheid te verlagen. Spreker kan
zich er niet mede vereenigen, dat de Gasfabriek en de Elec
triciteitsfabriek enkel voor het gebruik van gemeentegrond
retributie betalen aan de gemeente. Spreker vindt het logisch
dat voor het liggen in gemeentegrond van buizen voor gas
of kabels van electriciteit, die door de gemeente zelf worden
geleverd, niets betaald wordt aan de gemeente.
Het standpunt, dat door de gemeente tot nu toe ten deze
wordt ingenomen, acht spreker absoluut verkeerd. Waar het
gebruik van gas en electriciteit niet vrijwillig is, maar men
daar niet buiten kan, is de retributie eigenlijk te beschouwen
als een verkapte belasting.
Nu weet spreker wel, dat de gemeente de bedragen, die
nu op de begrooting staan voor retributie, niet kan missen.
Wanneer men dus die winst en retributie afschaft, zal de
gemeente op andere wijze aan geld moeten komen. Maar het
verschil tusschen spreker en Burgemeester en Wethouders is,
dat hij dan liever het geld wil vinden door belasting, daar
de belasting progressief is en de retributie op allen gelijkelijk
drukt. Bij de belasting daarentegen is men beneden een
bepaald inkomen vrij gesteld en ten aanzien van de inning
van belasting kan ook milder worden opgetreden.
Bij de belastingen kan iemand, die is aangeslagen en niet
in staat is te betalen, worden vrijgesteld, maar de Licht-