298 WOENSDAG 19 DECEMBER 1923. De heer van den Heuvel acht het kostenbezwaar van den Wethouder ongegrond. Het moge een verschil in kosten opleveren in geval de tram al dan niet over die brug zal komen te rijden, kosten zullen er in elk geval gemaakt moeten worden, omdat de nieuwe brug er moet komen. Spreker erkent de juistheid van hetgeen de Voorzitter zegt, maar vraagt, of het niet dien kant uit kan, dat de gemeente zoo spoedig mogelijk van de Tramwegmaatschappij in deze een toezegging krijgt? De Voorzitter wijst op de groote moeilijkheid, dat men nog niet weet langs welke route de tram zal rijden. Burge meester en Wethouders zullen zooveel mogelijk spoed betrachten en de heer van den Heuvel kan dan ook gerust zijn voorstel intrekken. Men moet eerst weten, of men de eene of de andere brug zal moeten bouwen en of men, als men een zwaardere brug bouwt, dan ook van de tram een bijdrage daarvoor krijgt. Als men begint met een brug te bouwen, die ook voor het tramverkeer geschikt is, dan krijgt men natuurlijk later van de tram geen bijdrage meer. De heer Huurman, die van het oogenblik dat hij als Raadslid opgetreden is heeft hooren zeggen, dat de stand der onder handelingen van dien aard is, dat er spoedig een oplossing te verwachten is, acht het onverantwoord om deze brug nog één dag zoo te laten. Als het zoo doorgaat, dan moeten er eerst ongelukken gebeuren, vóórdat de Raad besluit een nieuwe brug te maken. De heer Groene veld meent, dat er, gezien de vlucht, welke het autobuswezen neemt, voorloopig niet veel kans is dat een tram door de Haarlemmerstraat zal gelegd worden. Het kan nog heel lang duren eer men dienaangaande zekerheid heeft. Er mag op gerekend worden, dat te eeniger tijd over die brug een tramlijn zal aangelegd worden, zoo niet op dit oogenblik dan toch over 10 of 20 jaren. De Voorzitter vermoedt, dat men, waar in alle wereld steden het trambedrijf achteruitgaat, in de toekomst geheel iets anders in de plaats van de tram zal krijgen. De heer Groeneveld wil in dit verband ook wijzen op het rijden van zware vrachtauto's. Menige vrachtauto is niet lichter dan een tramwagen en in elk geval zou dus een brug in dien verkeersweg zeer stevig moeten zijn. Spreker meent, dat, wanneer men daar een brug legt, deze zoo geconstrueerd moet zijn, dat zij, zoo noodig, tramwagens kan dragen. De Voorzitter zegt, dat het ook in de breedte zit. In de groote steden in het buitenland zijn geen trams, omdat die op een vaste baan loopen en daardoor het verkeer te veel zouden belemmeren. Als er echter een tramlijn over de brug komt, dan moet de brug zooveel breeder worden en dienten gevolge worden de kosten hooger. Het kan heel goed zijn, dat de Maatschappij niet meereen concessie voor een tramlijn door de Haarlemmerstraat vraagt. Spreker verwacht, dat in de toekomst de trams niet meer in de binnen-steden zullen loopen, daarvoor zal het verkeer met auto's in de plaats komen. De trams zullen er dan uitsluitend voor het intercommunale verkeer zijn. De heer van den Heuvel trekt zijn voorstel in. De heer Eerdmans zegt, dat het zijn aandacht getrokken heeft, dat waar op de begrootingen van 1921 en 1922 gelden zijn uitgetrokken voor 30 brugwachters er op deze begrooting 34 voorkomen. Hij spreekt den wensch uit, dat dit getal geleidelijk weer tot 30 zal worden teruggebracht. De Voorzitter zegt, dat het grootere aantal veroorzaakt wordt, doordat de Haagbrug thans door brugwachters van de gemeente bediend wordt en doordat de werktijden ver kort zijn. Aan den wensch van den heer Eerdmans zal niet kunnen worden voldaan, zoolang de tegenwoordige werktijden gelden. De beraadslaging wordt gesloten en volgnummer 159 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr. 160, verhoogd met 5200.wegens het leggen van een nieuw riool in de Nieuwsteeg, wordt zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 161, luidende: y>Kosten van havensvaartenkaaimurensluizen en andere waterwerken f 24560.—." De heer Huurman zegt, dat in de sectie's de vraag is gesteld, of het niet wenschelijk zou zijn het onderhoud van wallen en bruggen voortaan publiek aan te besteden. In 1887 is besloten die werken in eigen beheer te nemen, dat is dus 36 jaar geleden, misschien zou het nu beter en voordeeliger zijn voortaan weer tot publieke aanbesteding over te gaan, al zal dit uit den aard der zaak niet kunnen bij herstellingswerken, enz, die men niet vooruit heeft kunnen overzien. Misschien zouden door die veranderde werkwijze ambtenaren overcompleet komen, die men op wachtgeld zou moeten stellen. Spreker doet geen voorstel, maar geeft het denkbeeld ernstig aan Burgemeester en Wethouders in overweging. De heer Mulder merkt op, dat bruggen altijd in het open baar worden aanbesteed. De heer Huurman. Dat is niet juist! De heer Mulder. Wat u op het oog heeft was een brugdek. De heer Huurman stelt juist voor dergelijke werken aan te besteden. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders gaarne onder de oogen willen zien den wensch van den heer Huurman, dat er minder werk door personeel in vasten dienst wordt verricht en dat meer werk wordt aanbesteed. De heer Groeneveld wil vragen, of Burgemeester en Wet houders willen overwegen om wat meer werk in eigen beheer te doen uitvoeren. De beraadslaging wordt gesloten en volgnr. 161 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr. 162 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 163, luidende: y>Onderhoud en bediening van klokken, uurwerken, speelwerken en dergelijke f 2333.— De heer Eerdmans doet opmerken, dat men langzamer hand gekomen is in een tijd, dat overal in de gemeente electrische klokken den tijd aanwijzen, en zou het verstandig achten, dat het college bij het voorbereiden der volgende begrootiug overwoog of de andere uurwerken nog gehand haafd moeten worden. Daartoe is te meer reden, omdat men in menig geval niet kan zien hoe laat het is, omdat een uur werk slechts één wijzer heeft, terwijl de uurwerken met twee wijzers steeds mis wijzen, b. v. het uurwerk op hét-Stadhuis. Het is dus alleszins redelijk, dat die uurwerken, waarnaar niemand meer kijkt, verdwijnen. De Voorzitter wil overwegen hetgeen de heer Eerdmans zegt, maar er zijn aan hetgeen deze wil toch wel bezwaren verbonden. Door bijvoorbeeld de wijzerplaat aan de Zijlpoort weg te nemen, ontsiert men dat bouwwerk geheel. En zet men het uurwerk vast, zoodat de wijzers niet meer wijzen, dan brengt men de menschen in de war. Bovendien heeft men eerst sinds kort tot aanschaffing van een nieuw uurwerk in de Zijlpoort besloten. Tnans vraagt men weder het omgekeerde. Bij de Zijlpoort staat ook nog een electrische klok. De heer Groeneveld. Die is weg. De Voorzitter zegt, dat dan het uurwerk niet stil gezet moet worden en dan is een electrische klok niet noodig. Als men het uurwerk van zijn wijzerplaat ontdoet, dan ontsiert men de poort. De heer Eerdmans wijst er op, dat aan het perceel Hoo- gewoerd 113 een klok is bevestigd, die, nu zij niet meer loopt, een blikken bedekking heeft gekregen, zoodat men niet meer kan zien hoe laat het is. Aan den eenen kant is die be dekking er af gegaan en daar wijst die klok aan acht minuten vóór drie uur. Spreker vraagt, of het niet mogelijk is, dat men den betrokken persoon er toe beweegt die blikken be dekking weder aan te brengen of de wijzers te verwijderen. De Voorzitter meent, dat Burgemeester en Wethouders zich toch niet voor zoo iets tot een particulier behoeven te wenden. Laat de heer Eerdmans dat zelf doen, als het hem hindert. De heer Eerdmans denkt er niet aan!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 8