296
WOENSDAG 19 DECEMBER 1923.
in vele straten, vooral in de buitenwijken, waar de bestrating
veel te wenschen overlaat. Er moet daar ten behoeve van
een behoorlijk onderhoud der bestrating meer gedaan worden
dan totnogtoe.
Ook van de bestrating van de Haarlemmerstraat, één van
de drukste winkelstraten, kan niet gezegd worden, dat zij
beantwoordt aan hetgeen ervan verwacht mag worden. Bij
slecht weder is de toestand daar zeer slecht.
Wat betreft het onderhoud van de bestrating langs de
tramrails, de kuilen langs de rails worden geregeld bijgewerkt
door wegwerkers, maar daarmede wordt toch niet een behoor
lijke toestand verkregen. Er zal iets anders moeten gebeuren
en men zal in de Breestraat een andere bestrating moeten
krijgen. In een straat met dergelijk druk verkeer moet de
bestrating goed in orde zijn.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Eikerbout zijn
amendement heelt aangevuld in dien zin, dat daaraan worden
toegevoegd de woorden: »De post dient dan verhoogd te
worden met 3500.—".
De heer Elkerbout kan er zich niet mede vereenigen, dat
deze zaak aangehouden zou worden.
Spreker acht teeren geen probaat middel, hij zou dat weg
geworpen geld vinden, evengoed als het telkens storten van
grint weggeworpen geld is.
Waar straks de brug daar ter plaatse gemaakt wordt en
ook het rijverkeer, vooral met de oliewagens, die op den
singel gevestigd zijn, gelooft spreker dat het aanbeveling ver
dient gelijktijdig ook den weg daar te bestraten. Als men
de zaak op de lange baan schuift, zal het meer kosten dan
wat er nu voor uitgetrokken wordt.
De heer Groeneveld heelt er in de sectie's op aangedrongen,
dat aan den Rijnsburger weg de electrische trampalen aan
den kant zullen worden gezet, aangezien zij thans op dezen
drukken verkeersweg hinderpalen zijn.
Daarop is geantwoord, dat die zaak onder de oogen kan
worden gezien tijdens de verbetering van een ander gedeelte
van dien weg.
Spreker is van meening, dat het verplaatsen van die palen
daarop niet behoeft te wachten. De verbetering van dien weg
kan nog wel zoo lang duren.
De heer Coster vestigt de aandacht op het gedeelte Rijns-
burgersingel, hoek Stationsweg tot aan de Bouwvereeniging,
en van den hoek Aloëlaan tot aan den M'aredijk.
Het verkeer van en naar het abattoir is zeer toegenomen
en de voetgangers zijn verplicht zich achter de boomenrij te
begeven op een pad, dat te smal en onbegaanbaar is. Het
verdient naar sprekers meening aanbeveling, den toestand
daar zoo te maken als het bijvoorbeeld op het oogenblik aan
den Morschsingel is.
De Voorzitter merkt op, dat hiervan in de sectie's niets
gezegd is. Als men steeds met nieuwe zaken bij de mondelinge
behandeling komt, kan men het sectie-onderzoek wel achter
wege laten.
De heer Knuttel zou het op prijs stellen, dat, wanneer
een vraag in de afdeeling gedaan wordt, daarop een antwoord
komt, dat in overeenstemming met de waarheid is.
In de afdeeling is gewezen op de buitensporige besnoeiing
van de boomen langs den Witten Singel, en naar aanleiding
daarvan is er geantwoord: »De boomen langs den Witten
Singel werden dit jaar op de gebruikelijke wijze onder handen
genomen".
Dit is de eerste onwaarheid. Zoolang spreker den Witten
Singel kent, zijn de boomen daar nooit zoo mishandeld als
verleden jaar geschied is. Het zijn boomen geworden, waarvan
men niets heeft overgelaten.
Dan gaat het antwoord verder: „vele bewoners van dien
singel zouden liefst alle boomen in het belang van licht- en
luchttoetreding willen doen rooien, doch vermits Uwe Ver
gadering geen aanleiding vond dit verzoek in te willigen,
werd volstaan met een krachtige suoeiing."
Tweede onwaarheid. Uit verschillende adressen is gebleken,
dat een zeer kleine minderheid slechts voor het rooien van
alle boomen was, en die minderheid is alleen nog ontstaan
doordat één mijnheer alle menschen met die zaak vervolgde,
en die persoon woont nu niet eens meer in de stad.
Een derde onwaarheid is, dat de Raad het verzoek om alle
boomen te rooien algewezen heeft. liet is niet in den Raad
geweest.
De Voorzitter zegt, dat het wel in den Raad is geweest.
De heer Knuttel acht in elk geval het antwoord van
Burgemeester en Wethouders zeer gekleurd.
Spreker ziet in deze zaak de hand van den Directeur van
Gemeentewerken, die ook een voorstander was van het vellen
van de boomen daar. Door deze besnoeiing, welke gelijkstaat
met rooien, wordt gereageerd tegen een besluit van den Raad,
die deze boomen niet gerooid wilde hebben. Daardoor is de
Witte Singel, één van de weinige wandelingen, die men te
Leiden heeft, zeer mishandeld.
De heer Wilbrink acht het antwoord van den Wethouder
aan den heer Eikerbout allerminst bevredigend.
De Wethouder meent, dat wij met deze zaak nog wat
moeten wachten, omdat het mogelijk is, dat men op het
Utrechtsche Veer met teeren kan volstaan. De toestand ter
plaatse is nu al zoodanig, dat bij sneeuwval en ijzel de straat
gevaarlijk glad is, en dat zal er zeker niet minder op worden,
als men daar den weg gaat teeren.
Spreker is er voor om zoo spoedig mogelijk tot bestrating
van het Utrechtsche Veer over te gaan en zal dus stemmen
voor het voorstel van den heer Eikerbout.
De heer Mulder antwoordt den heer Wilbrink, dat hij
niet gesproken heelt van wachten met de zaak. Hij heeft den
heer Eikerbout verzocht zijn voorstel te wijzigen, opdat men
niet gebonden is aan de wijze, waarop de verbetering aan
gebracht zal moeten worden.
Spreker is niet tegen het voorstel van den heer Eikerbout
om de zaak zelf, maar omdat de begrooting, die gemaakt is,
eenigszins in de lucht hangt. Het is mogelijk, dat er wat bij
komt. Spreker meent, dat de heer Eikerbout er met de muts
naar gooit.
Wat de sneeuwopruiming betreft, zegt spreker, dat de
gemeente er direct met man en macht op uitgetrokken is.
De wijze, waarop de zaak door den heer de Koning is aan
gepakt, heeft den lof van velen geoogst. Natuurlijk zijn het
eerst de straten genomen, waar het groote verkeer is. Spreker
gelooft eigenlijk, dat de heer van den Heuvel heeft willen
zeggen: kijk eens, in die volksbuurten vondt je het niet
noodig.
De heer van den Heuvel. Aan de Haven heeft het meer
dan een week gelegen.
De heer Mulder zet uiteen, dat de weersomstandigheden
ditmaal bijzonder ongunstig zijn geweest doordat op dooi
direct vorst volgde, waarna weer sneeuw en vorst, en ten
slotte regen volgde. Spreker wijst hierbij ook op de verkeerde
gewoonten van vele bewoners om alleen voor hun eigen
huizen de sneeuw weg te scheppen en op den rijweg te
gooien, waarvan dan de auto's en andere voertuigen den
last ondervinden.
Men mag ook niet vergeten, dat sneeuwopruimen veel geld
kost. Deze kleine opruiming heeft alreeds 4000.gekost.
Wat den electrischen paal aan den Rijnsburgerweg betreft,
de verplaatsing daarvan hangt ook samen met de verbetering
van den weg, waartegen de Maatschappij nog al bezwaar
maakt. Er wordt echter aan gewerkt om dien paal naar den
zijkant van den weg te verplaatsen.
Met betrekking tot het overmatig snoeien van boomen,
waarover de heer Knuttel gesproken heeft, weet spreker niet
goed, wat daarvan te zeggen. De een vindt, dat er te veel
gesnoeid wordt en de ander zegt: snoei maar raak. Doet men
het naar den zin van de wandelaars, dan krijgt men weer
ruzie met de bewoners van de straat of singel, waaraan die
boomen staan. Ten slotte moet men een systeem volgen en
dat is. om in de eerste plaats de bewoners ter wille te zijn.
üp grond van de Gemeentewet kunnen de bewoners verlangen,
dat de gemeente door het snoeien van de boomen hun wat
meer licht geeft. Men kan niet zeggen: de hoofdzaak is de
mooie weg.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Eikerbout wordt met 17
tegen 14 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren
Witmans, Spendel, Mulder, Reimeringer, Meijnen, Sanders,
Coster, Bergers, Heemskerk, Pera, mevrouw van Itallievan
Embden, de heeren van Hamel, Sijtsma, Wilmer, Splinteren
Eerdmans.
Vóór stemmen: de heeren van Eek, Yerwey, van Stralen,
van der Wall, Baart. Kooistra,van Rosmalen, Knuttel, Huurman,
van den Heuvel, Wilbrink, Groeneveld, Eikerbout en mevrouw
de StoppelaarZeeman.
(De heer Oostdam had de vergadering inmiddels tijdelijk
verlaten).