WOENSDAG 19 DECEMBER 1923.
295
onbevredigende antwoord ontvangen, dat er vermoedelijk bij
het Rijk wel ernstig bezwaar tegen zou zijn, die schutting
op te ruimen. Daarna hebben Burgemeester en Wethouders
de zaak, blijkens de gevoerde correspondentie, ernstig aan
gepakt. Spreker hoopt, dat de schutting nu spoedig ver
dwijnen zal.
Verder vestigt spreker er de aandacht op, dat de linker
vleugel van het gebouw ontsierd wordt door een urinoir men
zou dit straatmeubel toch wel een 5 a 10 Meter in de rich
ting van den Ziekenhuismuur kunnen verplaatsen? In andere
plaatsen geeft men soms schatten uit om het stadsschoon te
bewaren, hier kan men dit met een luttel bedrag verkrijgen.
De heer Coster verzoekt een verbod uit te vaardigen, om
het rijden met motor en andere voertuigen te verbieden achter
de Morschpoort om. Er zijn dit jaar daar ter plaatse al
ongelukken gebeurd, doordat een vrachtauto achter de
Morschpoort omreed.
De heer Mulder antwoordt, dat ook van de zijde van
Heemschut op de Morschpoort gewezen is. Aan de zaak wordt
gewerkt en zij is bijna in orde, om verbetering aan te brengen.
De Voorzitter merkt op, dat wat de heer Coster wil, nog
niet besproken is; hij verzoekt den heer Coster hem zijn ver
zoek nog even op schrift te zenden.
Aan het verzoek betreffende het urinoir, door den heer
Groeneveld gedaaD, zal worden voldaan.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnr. 154 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 155, luidende: y>Onderhoud
van straten en pleinenf 126771.
De heer Elkerbout heeft tot zijn genoegen in de Memorie
van Toelichting gelezen, omdat daaruit van eenige toenadering
blijkt, dat Burgemeester en Wethouders de bestrating van
het Utrechtsche Veer inderdaad gewenscht achten, doch dat
men dit werk uit zuinigheidsoverwegingen tot het volgend
jaar uitgesteld zou willen zien. Spreker vraagt, of het voor
uitzicht voor het volgend jaar zoodanig is, dat men nu reeds
zou kunnen zeggen, dat de bestrating van het Utrechtsche
Veer volgend jaar tot uitvoering zal kunnen komen.
Aangezien blijkens de Ingekomen Stukken met den bouw
van de brug over den Zijlsingel zal kunnen begonnen worden,
zou het aanbeveling verdienen om tegelijkertijd te beginnen
aan de bestrating van het Utrechtsche Veer, omdat de toestand
daar zeer gevaarlijk is en die weg bij grooten regen- of
sneeuwval niet begaanbaar is!
Spreker acht dit noodzakelijk en doet daaromtrent een
voorstel.
De Voorzitter deelt mede van den heer Eikerbout het
volgend amendement ontvangen te hebben:
»Ondergeteekende stelt voor het Utrechtsche Veer achter
de Plantage tot de Utrechtsche brug te doen bestraten".
Spreker doet opmerken, dat het voorstel in dien vorm niet
volledig is en dat daarin opgenomen moet worden een
voorstel om het desbetreffend volgnummer met zeker bedrag
te verhoogen.
De heer Elkerbout vraagt met het oog daarop, om de
behandeling van dit volgnummer aan te houden tot de
avondvergadering.
De Voorzitter zegt, dat dit niet gaat.
Mevrouw van Itallievan Embden wil nogmaals aan
dringen op het opruimen van stoepen en stoeppalen in de
straten.
In de eerste plaats is dit werk aan te merken als werk
verschaffing, al zal het natuurlijk niet veel werk verschaften,
maai- verder is het te beschouwen als een middel van groot
belang om den toestand in die straten te verbeteren.
Men mag het vroegere geslacht dankbaar zijn, dat het in
een tijd van absoluut particularisme, toen iedereen zijn eigen
huis had met een erferom heen, die kleine stoepjes met kleine
kettingen en pilaartjes heeft gemaakt, want daardoor is het
nu mogelijk de voor het tegenwoordig verkeer veel te smalle
straten op eenvoudige wijze te verbreeden.
De Voorzitter heeft vroeger gezegd, dat het opruimen van die
stoepen enz. de stad leelijk zou maken, maar dat kan hij nu niet
meer volhouden, want zoodra een huis in de Breestraat tot winkel
ofzaak wordt omgebouwd gaat het stoepje vóór dat huis weg. Bet
is nu niet meer één geheel. Ook is wel de vrees geuit, dat het ge
vaarlijk zou worden, wanneer die stoepen van ongelijke hoogte
waren, maar de bevolking past zich daaraan uitstekend aan.
Spreekster zou dus gaarne zien, dat op de Breestraat en
op de Hoogewoerd waar het mogelijk is de stoepjes verwij
derd worden. Omtrent de Hoogewoerd wordt gezegd, dat het
daar reeds geschied is waar de straat het smalst is, en dat
het op het breede gedeelte niet behoeft, maar zelfs in dat
breede gedeelte is de Hoogewoerd te smal. Dit antwoord
bevredigt dus spreekster niet.
Zoo wijst spreekster bijvoorbeeld op de Oude Vest, waar
bij het aan- en uitgaan der comedie het verkeer met auto's
voor de voetgangers gevaarlijk is door al die particuliere
stoepjes.
Spreekster zou meer voorbeelden kunnen noemen, maar
wil gaarne aan de prudentie van den Wethouder overlaten
meer dergelijke gevallen te vinden.
Mooi kan men die stoepen zeker niet noemen als er toch
reeds overal als het ware happen uit zijn.
Spreekster dringt aan op het aanleggen van één doorloo
pend trottoir. Hierin ligt tevens een klein object voor werk
verschaffing.
De Voorzitter antwoordt, dat overal waar de stoepen gevaar
gaan opleveren, deze op den duur zullen moeten verdwijnen.
Dit gaat echter met enorme kosten gepaard; wat mevrouw
van Itallie wil, kost de gemeente zeer veel geld. De
Haarlemmerstraat b.v. heeft enorme sommen gekost. Werk
verschaffing heeft men er bijna niet door.
Wat het gedeelte straat bij de Schouwburg betreft, spreker
is het met mevrouw van Itallie eens, dat. dit gevaarlijk is.
Mevrouw van Itallievan Embden. Dan ben ik bevredigd.
De heer Elkerbout noemt als cijfer voor de door hem
bedoelde bestrating een bedrag van f 3500.namelijk voor
700 Ma.
De heer Mulder zegt, dat Burgemeester en Wethouders
in hun antwoord erkennen, dat het eigenlijk noodzakelijk is,
maar hij zou den heer Elkerbout in overweging willen geven
Burgemeester en Wethouders niet direct vast te leggen aan
bestrating, want hij gelooft, dat een andere wijze van ver
harding, bijvoorbeeld teeren, ook onder de oogen gezien moet
worden.
De heer van den Heuvel zegt, dat het hem opgevallen is,
dat de sneeuwopruiming zoo langzaam in haar werk is
gegaan. Alleen aan de Breestraat en de Haarlemmerstraat
is iets gedaan. Het is een zeer groot ongemak voor de
menschen, die van de andere straten en wegen gebruik
moeten maken, en de gemeente moet zorgen, dat de last,
dien men van de straten bij sneeuwval ondervindt, zoo
gering mogelijk wordt gemaakt. Voor menschen, die goede
schoenen aan hebben, is het niet zoo heel erg; maar van de
straten en wegen, waar de sneeuw niet zoo opgeruimd wordt,
maken in hoofdzaak gebruik de menschen, die op slechte
schoenen loopen.
Verder wil spreker iets zeggen over de Groenesteeg. Toen
indertijd de Raad besloot om de Maarsmanssteeg
De Voorzitter zegt, dat dit buiten de orde is. Plet is niet
in het afdeelingsverslag ter sprake gebracht.
De heer van den Heuvel wijst erop, dat hij nog geen lid
van den Raad was, toen de begrooting in de afdeelingen werd
onderzocht, en vraagt, of het verboden is, dat over die zaak
iets gezegd wordt.
De Voorzitter. Zoo blijft men aan den gang.
De heer van den Heuvel zegt, dat hij niet de oorzaak is
dat men aan den gang blijft, want hij heeft nog niets bij de
behandeling der begrooting gezegd.
De Voorzitter zegt, dat het begrootingsdebat in de sectiën
wordt voorbereid, zoodat het niet aangaat om bij de openbare
beraadslaging andere punten ter sprake te brengen dan die,
welke in de afdeelingen besproken zijn.
Overigens kan spreker den heer van den Heuvel de inlichting
geven, dat de Raad besloten heeft, dat eerst de bestrating
van de Maarsmanssteeg zou veranderd worden en dan te
zijner tijd de bestrating van de Groenesteeg. Die zaak is
afgedaan en het debat daarover kan niet meer heropend
worden.
De heer van den Heuvel acht dat »te zijner tijd" een
zeer rekbaar begrip en meent, dat er alle aanleiding is om
den toestand van de Groenesteeg te bespreken, want daar
is evenzeer verbetering noodig als in de Maarsmanssteeg.
Het is daar een gevaarlijke toestand, vooral bij regen en
sneeuw, wegens de slechte bestrating.
Verder wil spreker wijzen op den onhoudbaren toestand