294
WOENSDAG 19
DECEMBER 1923.
De heer Huurman zegt, dat hij niet de Huurcommissie
beschuldigd heeft, dat zij zaken behandelt, welke haar niet
raken. Spreker weet wel, dat zij elke zaak moet behandelen.
Maar spreker heeft bedoeld, dat de Huurcommissie nu een
aantal zaken behandelt, welke vroeger, vóórdat de Huuiv
commissie in het leven geroepen was, dus vóór de buiten
gewone omstandigheden, zaken des Kantonrechters waren.
Thans komt men met alle mogelijke futiliteiten bij de Huur
commissie, en spreker meent, dat deze instelling daarvoor
niet in het leven geroepen is. De Huurcommissie is geen
scheidsrechter; zij heeft alleen te waken, dat niet meer huur
wordt bedongen dan geoorloofd is. De Huurcommissie is
ingesteld om uitbuiterij tegen te gaan, maar niet om allerlei
ruzietjes tusschen huurders en verhuurders op te lossen
daarvoor moet men bij den Kantonrechter zijn. Het wordt
hoe langer hoe meer een quaestie van loven en bieden, en
een klachtenbureau.
Spreker zou het dus toejuichen, indien deze instelling
zachtjes aan verdween. Hij heeft geen voorstel gedaan, omdat
hij niet kan beoordeelen, of afschaffing onmiddellijk zou kun
nen plaats hebben. Het is de vraag, of ook de secretaris der
commissie dat kan beoordeelen.
De heer Witmans, die als Raadslid en als secretaris der
Huurcommissie spreekt, zegt, dat het niet kan. Het zou de
moeite waard zijn het te laten onderzoeken.
De heer van Stralen. U spreekt als huiseigenaar.
De heer Huurman zegt zich niets aan te trekken van de
insinuatie van den heer van Stralen.
De Voorzitter doet den heer van Stralen opmerken, dat
een dergelijke uitlating niet te pas komt.
De heer Huurman blijft erbij, met alle waardeering voor
den heer Witmans als secretaris der Huurcommissie, dat
onderzocht moet worden of het noodig is, dat de Huurcom
missie blijft bestaan, dan wel of de tijd nog niet is aange
broken dat zij kan worden afgeschaft.
De heer Witmans wijst erop, dat volgens het Koninklijk
besluit tot uitvoering der Huurwetten Burgemeester en Wet
houders volkomen de bevoegdheid hebben om al datgene te
doen wat zij in deze meenen te moeten doen. Er behoeft dus
geen commissie van onderzoek daarvoor te komen.
De Voorzitter begrijpt, dat de bedoeling van den heer
Huurman is, dat Burgemeester en Wethouders zullen onder
zoeken, of zij het volgend jaar dezen post weer op de be
grooting zullen brengen. Burgemeester en Wethouders zijn
daartoe bereid.
Spreker merkt op, dat van de 9600.die uitgetrokken
zijn, een gedeelte onder de ontvangsten terugkomt als bijdrage
van het Rijk. De kosten van de gemeente zullen misschien
4000.bedragen.
De heer Witmans: Nog niet ten volle, de buitengemeenten
dragen ook bij.
De heer van Stralen begrijpt niet, dat de Voorzitter hem
een bemerking maakte, waar deze toch zelf wel eens tot
spreker gezegd heeft, dat hij optrad als advocaat der arbeiders.
De Voorzitter antwoordt, dat dit heel wat anders is. De
heer van Stralen zei, dat de heer Huurman hier niet als
Raadslid, maar als huiseigenaar sprak.
De heer van Stralen heeft bedoeld te zeggen, dat de heer
Huurman sprak de woorden van Nationaal Grondbezit, dit is
in denzelfden geest als de woorden, die de Voorzitter sprak,
toen hij zei, dat spreker hier zat als Raadslid, maar de woorden
sprak van de arbeiders.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnummer 125 zon
der hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnrs. 126 tot en met 136 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 137, luidende: r>Kosten van de
Bouwpolitie f i9.900.-~'
De heer Kooistra zal het praeadvies van Burgemeester
en Wethouders ten opzichte van het verzoek van de Federatie
afwachten, maar waar het antwoord in de Memorie van
Antwoord gegeven, geheel afwijzend is, daar is spreker bang,
dat het praeadvies dit eveneens zal zijn. Spreker hoopt, dat
Burgemeester en Wethouders zich nog eens goed zullen
bedenken en zullen inzien, dat een woningbeurs voor Leiden
werkelijk een noodzakelijkheid is.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnummer 137 zon
der hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgnrs. 138 en 139 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 153, luidende: d Jaar wedden van
het personeel ten dienste van het beheer der openbare werken,
voor zoover niet onder de volgende artikelen begrepen f76.782.
De heer Eerdmans maakt uit de schriftelijke gedachten-
wisseling over volgnummer 153 op, dat het voornemen van
de Afdeeling Gemeentewerken is over te gaan tot uitbreiding
van het aantal stadswerklieden, zij het niet onmiddellijk met
vaste aanstelling, dan toch met tijdelijke aanstelling. Dan kan
althans van inkrimping van het technisch personeel geen
sprake zijn; eerder zullen nog eenige tijdelijke hulpkrachten
in dienst gesteld worden.
Spreker heeft deze mededeeling met weinig genoegen ge
lezen, omdat hij meent, dat het gelukkiger voor de gemeente
zou zijn, als het personeel niet werd uitgebreid. Dit is ook
wel mogelijk, zonder werktijdverlenging zelfs, wanneer men
bij de bestaande orde van zaken de werkkrachten wat meer
weet te exploiteeren, zoodat er in denzelfden tijd meer
gedaan wordt dan nu.
De Voorzitter zegt, dat men tijdelijk personeel noodig
heeft als er vele werken worden uitgevoerd. Zoo zou men
bijvoorbeeld voor den aanleg van het kanaal, waarvan de
heer Knuttel heeft gesproken, tijdelijke opzichters noodig
hebben. Indertijd had men bij den bouw van «Voorgeest"
noodig een afzonderlijken teekenaar. Zonder dergelijke per
sonen kan men niet.
De heer Eerdmans is op die gedachte gekomen, omdat,
blijkens een vergelijking tusschen het verslag van 1922 en
dat van 1921, op een enkele uitzondering na degenen, die tot
dusver tijdelijk waren, in vasten dienst zijn overgegaan.
De Voorzitter zegt, dat voor werken als de bouw van de
nieuwe Hoogere Burgerschool, tijdelijke opzichters tewerk
gesteld moeten worden, die dus geen ambtenaren zijn en
niet onder de Pensioenwet vallen.
De heer Eerdmans zegt, dat verder blijkens dezelfde ver
slagen er een promotie heeft plaats gehad van den hoofd
timmerman tot adjunct-technisch ambtenaar. Of dit een
vooruitgang in titel is, weet spreker niet, maar het is een
vooruitgang, die misschien 500.meer salaris aan den
betrokkene oplevert, naar spreker uit den vorigen staat heeft
berekend. Spreker betwijfelt, of het thans de tijd is om
dergelijke salarisverhooging toe te staan.
De Voorzitter geeft in overweging om dergelijke opmer
kingen te maken als in de Ingekomen Stukken van de toe
kenning van vervroegde periodieke verhoogingen melding
wordt gemaakt. Daarbij behoort de opmerking thuis. Overigens
vermoedt spreker, dat de heer Eerdmans twee minima
vergelijkt.
De heer Mulder deelt mede, dat de bedoelde persoon 1.50
per week meer gaat verdienen.
De Voorzitter zegt, dat hij ook tegen al die verhoogingen
is, maar dit is iets van den nieuwen tijd. Het is een gevolg
van de uniformiteit van de salarisverordening.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnr. 153 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 154, luidende: Onderhoud van
huizen, torens, poorten en dergelijke gebouwen voor den
openbaren dienst bestemd, niet in andere hoofdstukken be
grepen f 44592.
De heer Groeneveld vindt een van de mooiste bouw
werken van Leiden de Morschpoort, vooral van de Singel
zijde bezien. Maar sinds menschenheugenis is de rechter
vleugel van dat gebouw weggetimmerd achter een havelooze
schutting. Spreker meent dat het daardoor afgeschutte pleintje
door de militairen wordt dienstig gemaakt ten behoeve van
het wasschen van soepketels enz.
Spreker is verbaasd, dat deze toestand blijkbaar nog
nimmer de aandacht getrokken heeft van de schoonheids
specialiteiten.
In de sectie is deze zaak besproken en eerst werd het