308
WOENSDAG 19 DECEMBER 1923.
zou ondernemen om aan de werkloosheid tegemoet te komen,
maar zijne bedoeling is, dat door werkloozen werk zou worden
verricht om tegemoet te komen aan de geestelijke inzinking,
aan de onverschilligheid en aan andere anti-sociale eigen
schappen, welke door het voortdurend werkloos zijn worden
aangekweekt en waarop ook bij de algemeene beraadslaging
door den heer van Eek is gewezen.
Er zou een groote sociale kracht in liggen, wanneer men,
zonder in het werkloosheidsvraagstuk in te grijpen, de werk
loozen wist te bewegen om iets voor de gemeenschap te doen
in ruil voor den ontvangen steun, b.v. door sneeuw op te
ruimen, al is het slechts gedurende eenige uren per week. Er
wordt jaar op jaar geklaagd over den toestand der grachten;
men kan er niet aan denken die door een groote schaar
menschen te laten reinigen. Wanneer nu aan het reinigen
der grachten door een paar honderd man, al was het maar
gedurende 3 uur per week, gewerkt werd, dan zou niemand
daardoor achteruitgaan.
Men stelt zich feitelijk op het standpunt, dat iemand alleen
kan doen hetgeen hij in zijn vak heeft geleerd, maar als hij
in de volgende maatschappij een plaats zal vinden, dan zal
hij, door de noodzakelijkheid gedrongen, er in de toekomst
aan moeten denken om andere dingen te gaan doen. Er is
geen denken aan, dat in de toekomst iedereen weer zal kunnen
bestaan van geheel denzelfden arbeid als hij vroeger had.
In bepaalde vakken, o. a. in het sigarenmakersvak, zal nooit
meer precies hetzelfde aantal werkkrachten noodig zijn als
vroeger het geval was. Men mag hiervoor de oogen niet
sluiten.
Spreker begrijpt niet, dat de heer van Stralen zich bij de
algemeene beschouwingen zoo sterk tegen dit denkbeeld heeft
verzet, omdat dit een van de dingen is, welke van socialistische
zijde in de hand moesten worden gewerkt, vooral met het
oog op de ernstige klacht, door den leider dier fractie geuit,
dat de bestaande toestand zoo vele anti-sociale eigenschappen
kweekt. Als men zich er moeite voor geeft, is er werk genoeg
te vinden, waarbij iedereen iets voor de gemeenschap kan
doen. Spreker heeft als voorbeeld de reiniging der grachten
genoemd; hij heeft het denkbeeld hooren opperen om de
wegen gelijk te laten hakken en, als men over de stadsreini
ging spreekt, weet men, dat er algemeen wordt geklaagd.
Spreker handhaaft dus zijn denkbeeld en zou gaarne zien,
dat het gemeentebestuur voor dit doel een dienst instelde en
de organisatie's de sociale opvoeding op die wijze ter hand
wilden nemen.
De heer Elkerbout heeft zich afgevraagd hoe het mogelijk
was, dat er op het oogenblik van den zwaren sneeuwval geen
samenwerking was tusschen den Wethouder van Financiën
en den Wethouder van Fabricage, tusschen het Burgerlijk
Armbestuur en de Gemeentereiniging om hen, die steun
trekken van de gemeente, aan arbeid te helpen in den vorm
van sneeuwopruiming. Dit is geheel in tegenstelling met het
geen de heer Eerdmans wenscht, want diens denkbeeld onder
schrijft spreker niet. Hij gevoelt er wel voor om bij sneeuwval,
als ér werk is te doen in het algemeen belang, de steun-
trekkenden te verplichten dien arbeid te verrichten, maar
dan tegen een behoorlijk loon. Zij verdienen dan van zelf het
bedrag, dat aan steun wordt verstrekt, en zij hebben er eenig
voordeel van, gelijk ook het geval is, als werkloozen tijdelijk
werk kunnen vinden en het verdiende voor een bepaald deel
van de uitkeering in mindering wordt gebracht.
Spreker vraagt, of de Wethouder in die richting werkzaam
wil zijn, omdat een dergelijke regeling in het belang zoowel
van de menschen zeiven als van de gemeente zou wezen.
De heer Knuttel kan eenigszins onderschrijven hetgeen
de heer Eikerbout heeft gezegd. Ook aan spreker komt het
door den Wethouder genoemd bedrag ad 4000.dat voor
sneeuwopruiming zou zijn uitgegeven, verwonderlijk boog
voor. Dit bedrag kan uitgegeven zijn, maar aangezien van
hetgeen ondersteunde werkloozen verdienen twee derden wordt
afgetrokken van den steun, zal dat bedrag van 4000.
verminderd moeten worden met f 2600.zoodat het wordt
1400.—.
Tegen de redeneering van den heer Eerdmans moet spreker
voor de zooveelste maal opkomen. Het komt erop neder, dat
die werkloozen, die een uitkeering krijgen, welke te gering
is om van te leven en te groot om van te sterven, voor-
loopig althans, niet meer zouden kunnen krijgen, wanneer er
eens een gelegenheid is om wat te werken. Het gaat lijnrecht
in tegen elk idee van werkverschaffing. Het toch al geringe
uitzicht om tot een iets hoogere uitkeering te komen door
het systeem van aftrek is het zeer weinig wordt dan vol
komen afgesneden, en wanneer de heer Eerdmans meent, dat
daarvan een soort van sociale opvoeding zou uitgaan, dan
kent hij de menschen buitengewoon slecht. Zoo iets zou slechts
groote verbittering wekken.
Het is de vraag ook, of het idee uitvoerbaar zou zijn, want
iemand, die werkt, heeft ten slotte aan zijn lichaam en kleeding
meer slijtage, dan wanneer men niet werkt, en dan zou bij
uitkeering van de minimum-uitkeering de inzinking veel vol
lediger worden. Spreker begrijpt niet, dat iemand zulke dingen
van de werkloozen kan verwachten.
De heer van Stralen kan zich in geen geval vereenigen
met het denkbeeld van den heer Eerdmans.
Spreker heeft bij de algemeene beraadslaging erop gewezen,
dat bij sommige leden van den Raad aanwezig is de zucht
om te komen tot werkverschaffing, doch dat dit meer is uit
overweging, dat men wat wil hebben voor het vele geld, dat
de gemeente uitgeeft ten behoeve van de werkloozen. Dit ligt
aan het denkbeeld van den heer Eerdmans ten grondslag.
Hij zegt wel, dat hij dat bepleit uit een oogpunt van sociale
opheffing van die menschen, maar dat neemt spreker niet
aanhet is meer, dat hij een contrapraestatie wil hebben
voor de groote uitgaven, welke de gemeente voor de werk
loozen doet.
Het zal bij spreker en zijn fractie steeds op groot verzet
stuiten, als men op die manier aan de werkverschaffing zal
willen geven den vorm van ondersteuning. Er mag geen
enkel verband bestaan tusschen het verrichten van werk en
en het geven van steun. Een arbeider, die werkt, is zijn loon
waard. Het denkbeeld om als het kan werkloozen tijdelijk in
dienst van de gemeente te nemen, verdient toejuiching, maar
dan moeten zij behoorlijk betaald worden en ten minste even
veel krijgen als thans de gemeentewerklieden voor hetzelfde
werk krijgen.
Het werk, dat de heer Eerdmans bedoelt, is geen productief
werk, evenmin als het keien kloppen, dat men vroeger de
werkloozen liet doen. Men moet komen tot werkverschaffing,
waaraan èn de arbeider èn de gemeente iets hebben.
De heer Wilbrink kan zich met de wijze van werkver
schaffing, door den heer Eerdmans aan de hand gedaan, niet
vereenigen. Een doorsnee-Hollander kan wel iets aan theologie
doen, maar hij is niet direct geschikt om op een baggerschuit
te staan om het Rapenburg uit te baggeren. Men zou een
even sterke brigade aan den wal moeten zetten om de men
schen uit het water op te visschen. Zoo eenvoudig als de
heer Eerdmans zich het voorstelt, is het verstrekken van
productief werk niet. Wel zou voor dat doel in aanmerking
komen het graven van een nieuw kanaal in verband met de
rioleeringsplannen, een werk zoowel door den heer Knuttel
als door spreker genoemd.
De heer Sanders antwoordt den heer Eerdmans, dat, indien
deze geen productieven arbeid kan aanwijzen, spreker zich
met diens stelsel van werkverschaffing niet kan vereenigen.
Het doen verrichten van improductieven arbeid door werk
loozen zal bij dezen het ontstaan van anti-sociale eigenschappen
bevorderen. Als men bijvoorbeeld door werkloozen een land
laat afgraven en het hen dan weer laat aanvullen, kan daarvan,
naar sprekers overtuiging, geen moreele opvoedende kracht
uitgaan. Die ondervinding heeft men in andere gemeenten
opgedaan. Men heeft in sommige gemeenten heidegronden
laten uitgraven en weer gelijk maken, maar die soort van
werkverschaffing heeft men opgegeven.
Evenmin zou het zin hebben de menschen arbeid te doen
verrichten, waarvoor zij niet geschikt zijn, bijvoorbeeld bag-
gerwerk. Daarvan zijn niets dan ongelukken te verwachten.
De heer Eikerbout, die zeide, dat in verband met de sneeuw
opruiming spreker zich in zijn kwaliteit van voorzitter van
het Burgerlijk Armbestuur en van de Steuncommissie in
verbinding had moeten stellen met de Gemeentereiniging,
verwart hier verschillende dingen. Wat het Burgerlijk Armbe
stuur er mede te maken heeft begrijpt spreker niet, maar
bovendien, er is hiervoor een goede regeling getroffen tusschen
de Gemeentereiniging en de Arbeidsbeurs.
Dat er meer werkloozen aan de sneeuwopruiming te werk
gesteld hadden kunnen worden, bestrijdt spreker aan den
heer Eikerbout. Men kan de werkloozen niet zonder toezicht
en leiding laten werken; men heeft voorlieden noodig en
die ontbraken. Ongeveer 300 hebben er aan gewerkt.
De heer Eerdmans begrijpt, dat de practische uitvoering
van zijn denkbeeld niet zoo eenvoudig zou zijn als de woorden
klinken, maar anderzijds is hij overtuigd, dat als verschillende
proefnemingen niet zijn geslaagd, dit ligt aan den geest,
waarmede zij, die die proeven nemen, worden geleid.
Dit heeft spreker weder beluisterd in de woorden van den
heer van Stralen, die zich blijkbaar niet kan indenken, dat
het spreker in deze te doen is om het opvoedend element,
dat er in gelegen is wanneer de werkloozen voor hunne
ondersteuning, zij het slechts eenige uren per week, werken
ten bate van de gemeenschap. Wanneer de menschen het
gevoel hebben: wij doen er iets voor; dan zit daarin opvoe
dende kracht. Niet iedereen zal het werk kunnen doen, dat