WOENSDAG 19 DECEMBER 1923. 307 dat men indertijd zoo verstandig is geweest het was naar aanleiding van een voorstel van den heer Wilbrink zich los te maken van die vaste subsidie en een betaling per geval in te voeren. Die 80 gevallen zijn niet voorgekomen en, waar de gemeente gemiddeld 40.per geval betaalt, is zij veel goedkooper uitgekomen dan anders het geval zou zijn geweest. Er zijn dit jaar reeds 24 gevallen behandeld en als dat aantal mocht stijgen tot 30, zal de gemeente over 1923 hebben te betalen ongeveer ƒ1200.Er staat 2800.op de begrooting, zoodat dit een meevaller van 1600.kan worden. Volgens den heer Groeneveld zijn er tegen deze Roomsch- Katholieke vereeniging bezwaren bij het publiek, maar daarvan is spreker niets gebleken. Bestaan die bezwaren inderdaad, dan kan een tweede vereeniging van dien aard worden opge richt, tegen welke men die bezwaren niet heeft en welke de gemeente op dezelfde wijze zou kunnen behandelen. Mocht die een even groot aantal gevallen behandelen als de bestaande, dan kwam men nog niet aan de 80 gevallen per jaar. Tegen het voorstel van den heer Groeneveld bestaat wel eenig bezwaar, want het daarin genoemde bedrag van ƒ2500. zou ontoereikend zijn, omdat aan het voorstel de aanstelling van twee verpleegsters ten grondslag ligt. Dat getal van 2 is zoowel door den heer van der Lip als doorDr. Horst genoemd (mevrouw van Itallie ging zelfs nog verder). Men zou daarvoor moeten rekenen 4800.per verpleegster, dus voor twee 3600.Als het een gemeentelijke dienst wordt, kan het niet minder, want dan moet men gediplomeerde verpleegsters hebben. Bovendien heeft men dan nog niets voor beddegoed en ander materiaal, zoodat aanneming van het voorstel van den heer Groeneveld veel meer zou vragen dan de ƒ2800.—, op de begrooting voorkomend. Spreker geeft dus in overweging het voorstel te verwerpen. De heer Groeneveld geeft toe, dat het voorstel van Burge meester en Wethouders, volgens hetwelk de vereeniging per geval zou worden betaald, mede met zijn stem is aangenomen, maar doet opmerken, dat hij, toen het voorstel van Mevrouw Dubbeldeman-Trago om een gemeentelijke kraamverzorging in te stellen geen kans van slagen had, uitdrukkelijk heeft verklaard, dat hem het nieuwe voorstel beter leek dan het oorspronkelijke en hij er daarom zijn stem aan zou geven. Spreker heeft toen dus, zooals zijn partij altijd doet, het minder slechte geaccepteerd. Spreker heeft volstrekt niet gezegd, dat de verzorging vanwege de vereeniging niet goed is, maar wel dat er bij de bevolking tegenzin bestaat om geholpen te worden door een vereeniging, die een bepaald godsdienstig cachet draagt, zooals blijkt uit het gering aantal gevallen, waarin van de hulp der vereeniging gebruik wordt gemaakt. De Wethouder verdoezelt maar, dat de raming was 80 gevallen maar dat er maar 20 gevallen zijn geweest, terwijl in nog heel wat andere gevallen hulp geboden had kunnen zijn, als de bevolking van de hulp van deze vereeniging gediend was. Daarom is de kostenberekening van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst geheel mis. Spreker meent, dat voor dezen dienst met één verpleegster volstaan zal kunnen worden. Wanneer deze zaak in handen der gemeente komt, dan zal het aantal gevallen, waarin hulp verleend wordt, bijvoorbeeld tot 40 stijgen, dus nog niet één geval per week. Op buitengewone gevallen kan men nooit rekenen. De gemeente bezit bijvoorbeeld 1 auto-brandspuit, terwijl het toch mogelijk is, dat tegelijkertijd op 2 plaatsen brand uitbreekt. Met één verpleegster zal volstaan kunnen worden. Mocht het eens vastloopen, dan zal wel tijdelijke hulp te verkrijgen zijn om in te springen. De heer Heemskerk interrumpeert nu, dat spreker van die dingen geen verstand heeft, omdat hij geen kinderen heeft, maar dat gaat heelemaal niet op. Bijna het geheele Bestuur van deze Vereeniging voor Kraamverzorging bestaat uit pastoors en die zijn niet gehuwd en hebben geen kinderen. Spreker kan deze zaak op zijn minst even goed beoordeelen als die pastoors. Spreker komt waarschijnlijk meer in arbeidersgezinnen dan die pastoors. De Wethouder zegt, dat het salaris van zoo'n verpleegster ten minste 1800.zal moeten bedragen. Spreker wijst erop, dat deze kraamverzorgsters een cursus van 3 maanden volgen en na afloop daarvan voor dit werk klaar zijn, en dat aan een verpleegster van den allerhoogsten rang in de gemeente lijke gestichten, die jaren en jaren studie achter den rug heeft voor het behalen harer diploma's, een salaris van ten hoogste 2000.wordt betaald, zoodat niet valt in te zien, dat aan dergelijke kraamverzorgster een salaris van ƒ1800. zou gegeven moeten worden. Er is geen quaestie van, dat de Katholieke vereeniging aan hare kraamverzorgsters 1800. salaris geeft; op geen stukken na; misschien niet eens de helft. Bovendien zal als regel één verpleegster het werk af kunnen en, loopen de gevallen dooreen, dan kan men tijdelijk hulp nemen. Dus wanneer de Wethouder de zaak zoo duur voorstelt, dan is hij onjuist en dan doet hij het alleen om haar voor den Raad onaannemelijk te maken. De heer Meijnen herinnert er aan, dat de gemeente met de Katholieke vereeniging een contract voor een jaar heeft aangegaan, zoodat zij daar niet plotseling uit kan springen. De heer Groeneveld zegt, dat men er at kan, als het contract geëindigd is. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Groeneveld wordt met 23 tegen 8 stemmen verworpen. Tegen stemmen: mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Witmans, Oostdam, Spendel, Mulder, Reimeringer, Meijnen, Sanders, Coster, van der Wall, Bergers, Heemskerk, Pera, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren van Hamel, Sijtsma, Wilmer, van Rosmalen, Huurman, Eerdmans, Wilbrink, Eikeibout en mevrouw de StoppelaarZeeman. Vóór stemmen: de heeren van Eek, Verwey, van Stralen, Baart, Kooistra, Knuttel, van den Heuvel en Groeneveld. Volgnr. 385 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming en volgnr. 386 zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 387, luidende: vSubsidie aan werkhuizen en dergelijke armeninrichtingen f 10198. De Voorzitter stelt hierbij aan de orde de begrooting voor de Stedelijke Werkinrichting. De heer Spendel vraagt, of het niet mogelijk is om als maat regel van bezuiniging de administratie van de Werkinrichting, welke, naar hem uit inlichtingen is gebleken, van geringen omvang is, door den Directeur te laten voeren. De heer Knuttel protesteert er tegen, dat Burgemeester en Wethouders blijkens de Memorie van Antwoord geen termen kunnen vinden om de Werkinrichting op te heffen of de reorganisatie, waartoe hij het initiatief heeft genomen, door te zetten, terwijl de toestanden, zooals hij die heeft geschetst, waarbij de menschen met de allerongelukkigste loonen naar huis worden gestuurd en onder de meest lugubere omstandigheden hun werk verrichten, blijven voortduren. Burgemeester en Wethouders hebben indertijd voorstellen tot reorganisatie of opheffing in uitzicht gesteld. De heer Witmans wil, ofschoon hij in een moeilijk parket zit, omdat hij lid van het bestuur der Werkinrichting is, aan den heer Spendel als zijn persoonlijk oordeel doen kennen, dat het 't vijfde wiel aan den wagen zou zijn om den Direc teur nog meer arbeid op te dragen. Spreker wil thans niet over de gestie van den Directeur spreken. Wat de reorganisatie der inrichting betreft, waarnaar de heer Knuttel heeft gevraagd, hetgeen spreker van de inrich ting heeft gezien en weet, brengt hem tot de overtuiging, dat het oogenblik, waarop daar gereorganiseerd zal moeten worden, zeer nabij is. Meer zal en kan hij er niet van zeggen. De beraadslaging wordt gesloten. De begrooting der Stedelijke Werkinrichting wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnr zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Bij volgnr. 388 wordt de begrooting van den Armenraad zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnr zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. De volgnrs 389 tot en met 393 en 396 worden achtereenvol gens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 397, luidende: „Steun aan uitge trokken werJcloozen445400.— De heer Eerdmans heeft in de afdeelingen uiting gegeven aan een reeds meer door hem geuit denkbeeld, n.l. dat het gewenscht zou zijn dat aan het uitkeeren van steun het ver richten van eenigen arbeid verbonden kon 'worden. In hun antwoord daarop spreken Burgemeester en Wethouders van het verschaffen van werk in den gewonen zin des woords, maar niet over het verschaffen van werk op de wijze als spreker bedoelde. Spreker had niet het oog op bepaalde werken, welke men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 17