304
WOENSDAG 19 DECEMBER 1923.
dit althans daadwerkelijk toonen door voor haar een behoorlijk
lokaal ter beschikking te stellen.
Spreker heeft eenige bestuursleden der vereeniging bij zich
gehad om over deze zaak te spreken, en hem is gebleken,
dat de vereeniging gaarne de beschikking zou willen hebben
over het lokaal Pieterskerkgracht, dat nu in gebruik is bij de
Meisjes-padvindsters. Anders zou wellicht voor deze vereeniging
ingericht kunnen worden het gebouw van de voormalige
Centrale Keuken, dat nu ongebruikt is.
Dat voorziening noodig is blijkt ook hieruit, dat één van
de bestuursleden van de vereeniging, die met de zorg voor
klompen belast is, een schoolhoofd, en in wiens localiteit de
klompen totnogtoe geborgen werden, het bestuur gaat ver
laten, zoodat daarin voorzien zal moeten worden.
De Voorzitter kan antwoorden, dat, als de vereeniging
een verzoek indient, het College zal trachten daaraan te
voldoen. Spreker begrijpt niet, waarom dat in den Raad
moet komen.
De heer Spendel is het er mede eens, dat het aan de
gemeente een aanmerkelijk hooger bedrag zou gaan kosten,
als de schoolkindervoeding- en kleeding van gemeentewege
plaats hadden.
Tot heden is Schoolkindervoeding ondergebracht in het
gebouw der St. Vincentius Vereeniging, waar de leden dier
vereeniging zich met den daaraan verbonden arbeid belasten,
geheel gratis, uit naastenliefde. Ook de dames, die zich aan
dit werk wijden, doen dat geheel met opoffering van hare
persoon en haren tijd.
Wel laat zeer te wenschen over de steun van den kant
van de onderwijzers, terwijl van dien kant toch steun was
toegezegd, zoodat het bestuur der St. Vincentius Vereeniging
soms dag in dag uit daar aanwezig moet zijn.
Wanneer het een gemeentebedrijf gaat worden, dan zal de
naastenliefde als zoodanig in het gedrang komen en dan zal
men een prachtig instituut den nek omdraaien en dan zal
het werk ten slotte verricht moeten worden door betaalde
personen.
De heer Wilbrink zegt, dat hij indertijd zijn bezwaren heeft
ingebracht tegen de invoering van de schoolkinderkleeding
en dat hij, al heeft hij met belangstelling het werk der
vereeniging gevolgd, bezwaar moet maken tegen een te
groote uitbreiding van dat werk. Hij heeft daarbij in het
bijzonder het oog op de schoolkinderkleeding. De Wethouder
heeft indertijd betoogd, dat, als ouders niet in staat waren
hun kinderen behoorlijk te verzorgen, deze vereeniging in
de bres moest springen, ook door het verstrekken van
kleeding, omdat, als in die behoefte op andere wijze werd
voorzien, gevaar bestond, dat die kleeren werden verpand.
Spreker gelooft niet, dat er een zoo groot aantal ouders in
Leiden is, dat niet behoorlijk voor kleeren, welke werden
verstrekt, zou zorg dragen. Men mag wel een klein beetje
respect blijven houden voor het gezin, ook al is het een
gezin van arme menschen, en men mag het respect bij de
kinderen voor de ouders niet ondermijnen.
Al wil spreker geen bewijs van afkeuring tegenover het
werk der vereeniging geven, toch acht hij het den plicht
van den Raad dat werk eenigszins te beperken.Hij stelt
daarom voor dezen post niet te verhoogen met 3035.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Wilbrink
een amendement is ingediend, luidende:
«Ondergeteekende stelt voor de post onder volgnr. 315 niet
met 3035.te verhoogen".
Het amendement van den heer Wilbrink wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Meijnen sluit zich aan bij den dank, dien de
heer Oostdam heeft gebracht aan het bestuur van deze ver
eeniging, zoomede bij den dank, dien de heer Spendel heeft
gebracht aan de vereeniging St. Vincentius, die in deze hare
hulp verleent.
De heer Wilbrink had bezwaar tegen de wijze, waarop de
schoolkindervoeding en -kleeding worden verstrekt, en had
liever dat het kon gebeuren in het gezin. Hiermede is spreker
het geheel eens; dat zou voortreffelijk zijn; dat zou veel
hooger staanook spreker zou gaarne zien, dat wat nu plaats
heeft in een openbaar gebouw, kon geschieden in het eigen
gezin; dan hadden vader en moeder gelegenheid om nog
meer zorg aan de huisorde te wijden dan tegenwoordig.
Spreker ziet echter niet in, hoe dat te bereiken ware.
Spreker is het niet eens met het denkbeeld van den heer
Witmans om de schoolkindervoeding en -kleeding in eigen
•beheer van de gemeente te nemen. Het is beter, dat de ge
meente deze particuliere vereeniging blijft steunen.
Hetgeen de heer van Stralen gezegd heeft, is op een eigen
aardige wijze te onzer kennis gekomenhet had langs anderen
weg kunnen inkomen, bijvoorbeeld in den vorm van een
brief van het bestuur dier vereeniging aan Burgemeester en
Wethouders. Naar aanleiding van een gesprek met den heer
Oostdam heeft spreker vanmiddag op verschillende bureaux
laten vragen, of er indertijd hierover brieven zijn ingekomen,
want spreker wist niets af van dien brief, en na lang zoeken
heeft men een brief van 1922 ontdekt en die brief gold nie't
het gemeentebestuur maar de Huurcommissie, want het liep
over het gebouw aan den overkant van het Stadhuis. Toch
is die brief bij den heer Driessen terechtgekomen en deze
heeft indertijd daarover gecorrespondeerd.
In het slot van den brief van den heer Driessen staat:
«Niettemin verzocht ik het bestuur van Schoolkinderkleeding
om, indien toch nog aanleiding tot aanmerkingen mocht be
staan (in die correspondentie met de Huurcommissie) deze
aanmerkingen te mijner kennis te brengen.
Aangezien geen enkele aanmerking werd gemaakt en ook
bij informatie is gebleken, dat de goede verstandhouding
tusschen beide besturen (Schoolkindervoeding en Huurcom
missie) thans door niets wordt verstoord, kan deze zaak
mijns inziens nu als afgedaan beschouwd worden en stel ik
mitsdien Uw college voor het schrijven van Schoolkinder
voeding voor kennisgeving aan te nemen."
Dat was in Januari 1923.
Wat den anderen tak van dienst, de schoolkindervoeding,
aangaat, is er inderdaad een brief van het bestuur ingekomen,
maar die is later om redenen van practischen aard weer
ingetrokken.
Die dingen zijn dus van de baar, maar moeten zij weer
aan de orde komen, dan kan dat op regelmatige wijze ge
schieden.
In verband met het voorstel van den heer Wilbrink wijst
spreker er op, dat de begrooting van «Schoolkindervoeding"
eerst 23 October 1923 is ingekomen, toen de begrooting reeds
klaar was, zoodat het te laat was om aan den financiëelen
kant der zaak de noodige aandacht te schenken. Burgemeester
en Wethouders bleef niets anders over dan aan te nemen
het bedrag, dat de vereeniging meende noodig te hebben.
De verhooging van het bedrag vindt niet haar oorzaak in
de verhoogde prijzen, integendeel, die zijn lager, maar in het
betrekkelijk groot aantal kinderen, dat zich meer heeft opge
geven dan vroeger.
Zooals de heer Witmans heeft herinnerd, bedroeg, toen
met deze zaak werd begonnen, het subsidie ƒ500.en toen
nam men aan, dat de verhouding tusschen hetgeen de gemeente
gaf en de bijdragen van particulieren moest zijn als 1 2.
Die verhouding is sterk veronachtzaamd, want thans geven
de particulieren 800 gulden en de gemeente niet ƒ400.
maar 30 maal ƒ800.
Spreker ontraadt de aanneming van het amendement van
den heer Wilbrink, maar zegt wel voornemens te zijn na te
gaan of er, zonder de zaak te zeer te beperken, geen mogelijk
heid bestaat verstandig te bezuinigen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Wilbrink wordt met 21
tegen 10 stemmen verworpen.
Tegen stemmende heer van Eek, mevrouw Dietrich—de
Rooy, de heeren Witmans, Verwey, Oostdam, van Stralen,
Mulder, Reirneringer, Meijnen, Sanders, Heemskerk, mevrouw
van ltallievan Embden, de heeren Baart, van Hamel, Sijtsma,
Kooistra, Knuttel, van den Heuvel, Eerdmans, Groeneveld en
Eikerbout.
Vóór stemmen: de heeren Spendel, Coster, van der Wall,
Bergers, Pera, Wilmer, van Rosmalen, Huurman, Wilbrink
en mevrouw de Stoppelaar-Zeeman.
(De heeren van der Wall en Huurman waren inmiddels ter
vergadering gekomen).
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens besloten aan
de Vereeniging «Schoolkindervoeding en Schoolkinderkleeding"
voor 1924 een subsidie te verleenen van f 27435.onder de
gebruikelijke voorwaarden, waarna het verhoogd volgnr. 315
eveneens zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen.
De volgnrs. 316 tot en met 325, 330 tot en met 335 en
340 tot en met 345 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 347, luidende: y\Subsidie voor
scholen voor het lager nijverheidsonderwijs. f 103894.
De Voorzitter stelt bij dit volgnummer aan de orde de
door den heer Verwey ingediende motie, luidende: