280 DINSDAG 18 DECEMBER 4923. heeft ligt een zekere mate van juistheid, maar het is alleen schromelijk overdreven. Spreker is de eenige, die daar vrij tegenover staat, want ook van de zijde der S. D. A. P. komt men ov.eral, waar zij in het college van Burgemeester en Wethouders zit, met dezelfde argumenten; dat moet wel, als men blijft binnen het kader der kapitalistische maatschappij. Als men niet bereid is het kapitalisme aan te tasten, dan is men betrekkelijk spoedig aan het eind. Spreker kan den Voorzitter slechts ten deele toegeven wat hij over Frankrijk heeft gezegd. Terecht zegt de Voorzitter, dat daar het werkloosheidsvraagstuk door de weinig talrijke bevolking vereenvoudigd wordt; maar aan den anderen kant is waar, dat niets gebleken is van grooten storenden invloed op het bedrijfsleven, dus op het kapitalistisch bedrijfsleven door die enorme kapitaalsheffing, welke gelegen was in de daling van de waarde der Staatsschuld. Daaruit blijkt dus, dat de elasticiteit van het kapitaal veel grooter is dan van kapitalistische zijde steeds wordt voorgesteld. De Voorzitter heeft gezegd, dat in de nieuwe maatschappij spreker misschien een heele piet zou zijn, maar de arbeiders het niet beter zouden krijgen, maar wie het sobere leven kent van de volkscommissarissen in Rusland weet wat hij van het eerste te denken heeft. Overigens spiegelt spreker de arbeiders ook niet voor, dat zij het direct beter zullen hebben. Men kan alleen den grondslag leggen voor een beter bestaan voor allen, en bovendien beginnen de tegen stelling tusschen rijken en verworpenen op te heffen, wat iets is van groote moreele en ideëele beteekenis. De Voorzitter heeft als een der landen waar het er niet rooskleurig uitziet genoemd Duitschland, maar nu wil spreker ten sterkste ontkennen, dat daar ook maar iets van het kapitalisme is verdwenen. Duitschland geeft te zien ellende der arbeiders in een kapitalistische maatschappij. Ook Ebert heeft niets gedaan om het kapitalisme eenige moeilijkheid in den weg te leggen. De Duitsche arbeiders hadden zich alleen kunnen redden als zij het voorbeeld van de Russische gevolgd hadden; dan hadden het agraiische Rusland en het industri- eele Duitschland te zamen een schitterende eenheid kunnen vormen. De heer Pera moet zich beter op de hoogte stellen en de over Rusland in het Leidsch Dagblad verschenen artikelen lezen. De heer van Eek heeft den aanval van spreker op zijn partij onwaarachtig genoemd, maar spreker begrijpt niet, hoe hij dat heeft durven doen, waar hij zelfs geen begin van een poging heett gewaagd om de beschuldiging van spreker te weerleggen, Hij had er op in moeten gaan waar spreker zeide, dat in Duitschland alle macht is gesteld in handen van de kapitalistische generaals. De heer van Eck zegt, dat hij niet over Duitschland heeft gesproken. De heer Knuttel zegt, dat hij zich had moeten verdedigen. Nu moet die onwaarachtigheid hierin bestaan, dat spreker eenerzijds het eenheidsfront wenscht, doch anderzijds de partij van den heer van Eck disqualificeert, vooral hier in den Raad; buiten den Raad evengoed, maar als de partij van den heer van Eck spreker belet in de Gehoorzaal te debatteeren, dan kan spreker het daar niet doen. De heer van Eck. Daar hebt ge het ook naar gemaakt! De heer Knuttel noemt dit een uitvlucht, waarvoor de heer van Eck zich moest schamen. Er wordt nu tot spreker gezegd: ge rnoogt niet meer debatteeren, omdat hij in drift een interruptie had geuit, terwijl hij toch altijd op de meest zakelijke wijze debatteert. Daaruit blijkt duidelijk de debat schuwheid van den heer van Eck. Spreker wil steeds ongelijk erkennen, als hij het heeft, maar hij laat zich geen verklaring afpersen met dreigementen. De heer van Eck is dus voor het eenheidsfront, maar sprekers optreden belet dat eenheidsfront te vormen. Nu zeide de heer van Eck, die zoo voor het eenheidsfront is, in eerste instantie: begin dan met het eenheidsfront in Rusland 1 Voor iemand, die goed verstaat, beteekent dat: ik "ben er tegen. Het is bovendien de grootste onzin. Het eenheidsfront is altijd een eenheidsfront tegen iets, en nu moet de heer van Eck eens zeggen, waartegen het eenheidsfront in Rusland gericht zou moeten zijn. De heer van Eck. De menschen zitten in de gevangenissen als zij het niet met uw partij eens zijn De heer Knuttel zegt, dat in Rusland geen kapitalisten macht meer hebben en ook geen sociaal-democraten, want dezen zijn bekeerd. De heer Groeneveld. De sociaal-democraten zijn opgehangen De heer Knuttel zegt, dat de heeren toch niet zoo dom moeten zijn om te denken, dat zij tegenover den duidelijken loop der geschiedenis en der feiten dergelijke onwaarheden uit den treure kunnen blijven verkondigen. De feiten leeren, dat die beweringen onzin zijn. Als de heer van Eck wil weten, wat er met hem gebeuren zal als er revolutie komt, dan wil spreker zeggen, dat men hem een heel net administratief baantje zal geven, zoodat hij nog zeer ijverig kan bezig zijn. In werkelijkheid is dus de heer van Eck niet voor een eenheidsfront, maar spreker werkt daarvoor bij elke gelegen heid, die hem geboden wordt. De bewering, dat spreker zoo tegen het eenheidsfront is, weerlegde de heer van Eck overigens door er in één adem aan toe te voegen, dat spreker hier bijna altijd de voorstellen zijner fractie steunde. De heer van Eck. Dat doen wij toch ook? De heer Knuttel meent, dat hieruit blijkt, dat de beschul diging, alsof spreker onnoodig de partij van den heer van Eck bestrijdt, volkomen onwaar is. Dat doet spreker nooit, maar hij zegt, dat een eenheidsfront niet gebaseerd kan zijn op onwaarheid en frase. In Saksen was een werkelijke arbeidersregeering, maar daar is juist door de militairen van Ebert het eenheidsfront uit elkander gejaagd. De heer van Eck kan wel spreken van onwaarachtigheid, maar de daad in den Raad is om de arbeiders de werkelijkheid te laten zien. Wanneer de heer van Eck telkens uitspeelt den door de Hollandsche ver houdingen veroorzaakten geringen omvang van de partij van spreker, is dat zeer goedkoop, maar in Duitschland loopen op het oogenblik de arbeiders met tienduizenden te gelijk tot het communisme over, en waar de heer van Eck zegt, dat de arbeiders nog meer gebelgd zijn over het optreden van spreker, dan meent spreker, dat, als de werkelijkheid van de S. D. A. P. bekend werd, spoedig toch minstens een vierde van, degenen, die er vertrouwen in stellen, deze partij zouden verlaten. Daarom wordt ook een debat over de werkelijke verhoudingen in de partij van den heer van Eck afgewezen en, als er toevallig een debat plaats heeft, in »Het Volk" met geen enkel woord melding gemaakt van hetgeen spreker heeft gezegd. De werkelijke daden in Rusland van de partij van spreker mogen gezien worden en wekken be wondering ook bij degenen van de bourgeoisie, die er heen gaan om handel te drijven. In deze is er voor bescheidenheid van spreker geen reden en is deze van hem ook niet te verwachten. De heer Witmans doet opmerken, dat het optreden der Democratische Partij hier nog al belangstelling gewekt heeft, blijkens hetgeen bij deze algemeene beschouwingen over haar gezegd is. In dit verband wil spreker herinneren aan het spreekwoord: het zijn de slechtste vruchten niet, waaraan de wespen knagen! De heer Wilbrink heeft zijn verwondering geuit over de positie, welke spn kers partij inneemt, en kan niet begrijpen, dat zij noch bij 'hnks noch bij rechts behoort. Spreker acht het niet noodig hierop diep in te gaan; iedereen kan wel begrijpen, als men 5 minuten met iemand omgaat, of men te doen heeft met een democraat of met een conservatief, en nu beweert spreker, dat t— dit is niet alleen het geval hier in den Raad maar ook daarbuiten men aan de rechterzijde menschen aantreft, die daar niet behooren maar bij de democratie. Spreker weet niet, of de opmerking van mevrouw van Itallievan Embden verband hield met het voorstel van zijn fractie en van den heer Coster betreffende intrekking van het tap verbod dan wel met de verkiezingscampagne, toen er iri verschillende toonaarden op gezinspeeld werd, dat de Democratische Partij eigenlijk zou zijn een partij, voor welke de handel in gedistilleerd hand- en spandiensten verrichtte. In afwachting van de behandeling van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders omtrent dat voorstel wil spreker thans volstaan met te zeggen, dat in den verkiezingstijd de Democratische Partij in geen enkel opzicht den steun gehad heeft van degenen, die belang hebben bij den handel in gedistilleerd. Er was een candidatenlijst van zoogenaamde anti-tapverbod menschen, terwijl in de Katholieke lijst iemand was opgenomen, die handel drijft in gedistilleerd. Degenen, die meenden, dat zij op de democratische lijst moesten stem men in verband met het tapverbod, konden dat dus ook wel doen op andere lijsten. Wat de quaestie der wethouderszetels betreft, is spreker het met mevrouw van Itallie eens, maar hij maakt er haar een grief van, dat zij niet heeft getracht een ander vrijzinnig-democraat als Wethouder te krijgen Spreker heeft blanco gestemd omdat hij niet genegen was iemand te stemmen, die vroeger behoord heeft tot de oud- liberale partij. Spreker is van meening, dat men moet krijgen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 8