276 DINSDAG 18 DECEMBER 1923.
in het voorjaar tijdelijk Wethouder was, heeft hij wellicht
meer dan eenig ander Raadslid dat streven kunnen waar
nemen. Die lof geldt dus niet alleen het tegenwoordig college
maar zeker ook het vorige.
Spreker heeft de overtuiging, dat de cijfers betreffende den
financieelen toestand der gemeente, door den Voorzitter mede
gedeeld, op den Raad een diepen indruk hebben gemaakt,
en het is dan ook niet te verwonderen, dat, toen spreker bij
het aanvaarden van zijn ambt van diezelfde cijfers kennis
nam, hij zich zeer ernstig de vraag heeft gesteld, of hij ook
als Wethouder van Financiën er in zou kunnen slagen de
gemeentebegrooting in evenwicht te houden.
Er bestaat een algemeene zucht tot bezuinigen, waar
voor twee geheel uiteenloopende motieven zijn.
Er is een groep van burgers, die de tegenwoordige belastingen
zoo ondragelijk achten, dat zij elke verhooging ontoelaatbaar
vinden en door bezuiniging tot verlaging der belastingen
willen geraken. De andere groep wil, al dan niet met ver
hooging van belastingen, door bezuiniging aan de moderne
eischen van sociale verzorging blijven voldoen. Nu wordt door
laatstgenoemde categorie in den regel vergeten, dat aan dezen
eisch kan voldaan worden, niet alleen door bezuiniging of door
verhooging van belasting, maar ook door vermeerdering van
inkomsten en wel speciaal door vermeerdering van inkomsten
uit de gemeentebedrijven.
Burgemeester en Wethouders zijn van meening, dat de
belastingdruk hier ter stede zeker zijn hoogtepunt bereikt
heeft en dat tot verzwaring van de belastingen niet kan
overgegaan worden en dit zal ook aan sprekers optreden ten
grondslag liggen.
Dit wil geenszins zeggen, dat spreker ook het oog en oor
gesloten zal houden voor de materieele en ideëele nooden van
de gemeente, maar alleen, dat spreker bij gebleken noodzake
lijkheid van het doorvoeren van sociale maatregelen, een
beroep zal doen op den Raad om er toe mede te werken, dat
die maatregelen ook financieel zullen kunnen doorgevoerd
worden.
Tot de sociale nooden der gemeente behoort in de eerste
plaats de werkloosheid, een kwaal, die het College en ook
spreker persoonlijk de grootste zorg baart, zoowel om het
moreele kwaad, dat zij sticht als om de financieele gevolgen.
Spreker vindt het echter merkwaardig, dat in de afdeelingen
en bij de algemeene beschouwingen wel gesproken is, als middelen
tot leniging van werkloosheid, over werkverschaffing en steun-
verleening, maar dat niet is gerept van middelen om werk
loosheid te voorkomen. Alleen de heeren Knuttel, Wilbrink
en Pera hebben er iets van gezegdde heer Knuttel meende,
dat de valuta-concurrentie op haar einde loopt, de heer
Wilbrink heeft voorgesteld industrieterreinen te gaan aanleggen
en de heer Pera heeft gewezen op de te hooge loonen bij de
overheidsbedrijven. Nu kan de Raad heel moeilijk invloed
uitoefenen op maatregelen, die genomen dienen te worden om
handel en industrie te bevorderen, daar hiervoor meestal
regeeringsmaatregelen noodig zijn, maar spreker zou den leden
individueel willen opwekken, invloed uit te oefenen op leden
van de Staten-Generaal om daarvoor te pleiten. Toch heeft
ook de Raad de industrie bemoeilijkt, al was het de vroegere
Raad, en spreker heeft hierbij het oog op de zakelijke bedrijfs
belasting, die hij een belemmering blijft vinden voor de industrie.
Men mag aanvoeren, dat deze belasting niet zoo zwaar drukt,
maar als men op het standpunt staat, dat men moet trachten
de werkgelegenheid in de industrie te vergrooten, moet men
haar afkeuren. Nu zij eenmaal in het belastingcomplex is
opgenomen is zij wel moeilijk te missen, maar spreker meent
toch. dat zij zoo spoedig mogelijk moet worden opgeheven.
Door den heer van Stralen en mevrouw van Itallie is critiek
uitgeoefend op het beleid van Burgemeester en Wethouders
in zake de werkverschaffing. De heer Mulder en spreker hebben
daarmede veel werk, spreker met de voorbereiding en de heer
Mulder met de technische uitvoering.
De heer van Stralen heeft kritiek uitgeoefend op de wijze,
waarop het college de werkverschaffing heeft aangepakt. Het
is wel eenigszins verwonderlijk dit juist uit den mond van dien
spreker te vernemen, want bij heeft zelf zitting in de commissie
voor werkverschaffing en weet dus, dat daar verschillende
voorstellen aanhangig gemaakt zijn.
Ook uit hetgeen in zake het gisteren door den Raad behandelde
voorstel in zake de emigratie gebleken is, is de houding van
den heer van Stralen ten opzichte van zijn thans uitgeoefende
critiek, vreemd te noemen. Emigratie is één van de middelen
om de slechte gevolgen van de werkloosheid te lenigen. Het
college komt met een plan voor emigratie, kant en klaar en
goed gedocumenteerd, en wat zegt nu de heer van Stralen
gisteren? Deze materie is door ons nog niet in studie genomen.
De man dus, die het zoo goed meent met de werkverschaffing,
met de leniging van den nood, ontstaan door de werkloosheid,
heeft, evenmin als zijne fractie, één van de middelen tot leniging
van dien nood zelfs niet in studie genomen!
Mevrouw van Itallievan Embden heeft critiek uitgeoefend
wat betreft de werkverschaffing en heeft gezegd, dat zij straks
zal komen met voorstellen op dit stuk. Spieker vindt het
jammer, dat mevrouw van Itallie, die zich toch al lang met
deze zaak zal beziggehouden hebben, daarmede gewacht heeft
tot de openbare behandeling der begrooting. Het ware, ook
uit een oogpunt van spoed, practischer geweest, als zij zich
met hare voorstellen en denkbeelden direct had gewend tot
het college van Burgemeester en Wethouders of tot de Com
missie voor Werkverschaffing.
Dat het college van Burgemeester en Wethouders niet stil
zit, blijkt wel hieruit, dat het, onmiddellijk nadat de couranten
vermeld hadden, dat het ziekenhuis zou afgebouwd worden,
voorbereidende maatregelen getroffen hebben met het oog op
de voorziening in de werkverschaffing, welke daarvan het
gevolg zou zijn.
Wat betreft de klacht, dat voor de werkverschaffing geen
gelden op de begrooting zijn uitgetrokken, men kan onder
scheiden twee vormen van werkverschaffingdie van blijvenden
aard (ophooging van terreinen, rioleering, e.d.) en die voor
direct gebruik (sigarenmakerijen e.d.). Voor eerstgenoemde
werkverschaffiing behoeft geen geld op de begrooting uitge
trokken te worden, want voor die werken kan geleend worden
de andere werkzaamheden zijn zoo sporadisch, dat ze stuk
voor stuk onder de oogen moeten gezien worden; men kan
niet van te voren overzien, hoeveel geld daarvoor noodig zal
zijn, en dus kan men daarvoor geen geld op de begrooting
uittrekken. Wat de practische uitvoering van verschillende
werken betreft, hieromtrent zijn reeds verschillende rapporten
verschenen en heeft de heer Mulder bereids gerapporteerd.
Spreker kan intusschen de verzekering geven, dat bet onder
werp ook zijn voortdurende aandacht heeft. Verschillende
plannen zijn in ernstige studie genomen. Burgemeester en
Wethouders zijn zeker in deze diligent, maar een moeilijkheid
is, dat de omgeving van Leiden zich nu eenmaal niet tot
productieve werkverschaffing leent.
Wat de werkloozensteun betreft, dit onderwerp is reeds ter
sprake gekomen, maar men heeft zich te dien aanzien nu
eenmaal te onderwerpen aan de normen, die door de Regeering
zijn gesteld. Nu heeft de heer van Stralen aangevoerd, dat
daarop uitzonderingen worden gemaakt te Amsterdam, Rotter
dam, Den Haag en Utrecht. Inderdaad worden voor Amsterdam
en Rotterdam uitzonderingen gemaakt, omdat de kosten van
levensonderhoud daar hoog zijn. De heer van Stralen noemde
ook Utrecht, maar spreker meent, dat dit niet juist is. Er is
daar wel een voorstel geweest tot verhooging van den norm,
maar spreker meent, dat dit is geschorst door Gedeputeerde
Staten en vernietigd bij Koninklijk besluit. Zoo zou het ook
gaan met de voorstellen, die de heer van Stralen heeft inge
diend, gesteld dat zij werden aangenomen.
Men mag er nu over klagen, dat de Regeering zoo ingrijpt
en de autonomie van de gemeenten aantast, maar spreker
acht het wel te begrijpen, dat de Regeering, waar zij een groot
financieel belang heeft bij de uitkeeringen, daaromtrent ook
regelen wil vaststellen.
De Regeering draagt in verschillende uitkeeringen bij en
nu is het te begrijpen, dat zij niet kan toestaan, dat andere
uitkeeringen, welke buiten haar om geschieden, hooger zijn.
Er is gevraagd om vereenvoudiging van de controle met
betrekking tot de uitkeering aan werkloozen. Spreker juicht
elke vereenvoudiging toe, maar hij zal zich ten stelligste
moeten verzetten tegen elke vereenvoudiging, die ook maar
eenigszins zou kunnen leiden tot verslapping. De ondervinding
van spreker is, dat elke verslapping ten deze leidt tot toe
neming van ontduiking, welke ontduiking, behalve een zeer
immoreelen invloed op de ondersteunden, bovendien groot
financieel nadeel voor de gemeente medebrengt.
De heer van Eck wenscht zijn repliek aan te vangen met
te zeggen, dat hij het optreden van den heer Knuttel tegen
over sprekers partij in den Raad altijd zeer onaangenaam
vindt, omdat het eenigszins het karakter van onwaarachtig
heid draagt. Aan den eenen kant wordt aan sprekers fractie
altijd aangeboden een soort van verbondde sociaal-democraten
worden opgewekt om toe te treden tot het eenheidsfront, en
als zij dat niet doen, dan beteekent eigenlijk hun optreden
niets. Aan den anderen kant wordt door den heer Knuttel
al het mogelijke gedaan om het optreden van sprekers fractie
in den Raad eigenlijk van alle kracht te berooven, om het
te doen voorkomen aan de burgerlijke partijen, alsof hetgeen
die tractie doet, eigenlijk niets beteekent.
Spreker is voorstander in beginsel van het eenheidsfront,
omdat hij meent, dat degenen, die te zamen den strijd moeten
voeren tegen het kapitalisme, ook moeten heenstappen over
de verschillen, welke zij in zake taktiek hebben, en de handen
ineen moeten slaan om den gemeenschappelijken vijand, het
kapitalisme, te bestrijden, maar juist het optreden van de
communisten en in het bijzonder het optreden van den heer
Knuttel, maken feitelijk het vormen van een eenheidsfront
onmogelijk. Een eenheidsfront is alleen te maken, als men