DINSDAG 18 DECEMBER 1923.
275
het verkeer met autobussen, voor zoover dat niet reeds bij
verordening is vastgelegd, terwijl voor die regeling in aan
merking zouden komen bepalingen betreffende keuring van
het materiaal, geschiktheid van den bestuurder, standplaatsen
en tarieven.
De heer van Eek heelt iets dergelijks gevraagd, en nu kan
spreker zeggen, dat hij met den Commissaris van Politie ter
zake in overleg is getreden en dat aan de Commissie voor de
Strafverordeningen voorstellen zullen worden ingediend.
Spreker voegt hierbij, dat het niet in het voornemen ligt
van Burgemeester en Wethouders om van gemeentewege
autobusdiensten in te stellen. Het is wel prettig voor iedereen
om autobusdiensten in zijn buurt te hebben, maar het tekort
op de gemeentebegrooting zou er maar weer des te grooter
door worden, terwijl overigens particulieren beter in staat
zijn de gunstige trajecten te vinden dan de gemeente. Het
autoverkeer kan een groote verandering in het verkeer te
weeg brengen, waardoor misschien de trams in de binnenstad
zullen verdwijnen, zooals te Londen en Parijs.
Spreker meent hiermede de sprekers beantwoord te hebben.
De heer Mulder vindt het eigenaardig, dat de heeren, die
steeds spreken over werkverschaffing, geen van allen voldoen
aan den wensch van Burgemeester en Wethouders om werk
voor werkverschaffing aan te wijzen. De heer Knuttel spreekt
van aanleg van een bosch, maar ook dat zou geen werkver
schaffing in het groot zijn, terwijl het veel geld zou kosten
voor aankoop van terrein. Verder is gewezen op het maken
van speelterreinen, van rioleering, op verbetering van den
Zoeterwoudschen weg, maar de Voorzitter heeft reeds mede
gedeeld, dat er buiten de vaste werklieden op 1 December
voor verschillende werken in dienst waren 237 menschen.
Dat loopt over 10 werken, terwijl bij één daarvan, den
woningbouw, 168 menschen werkenmaar overigens is het
hoogste getal: 22, 14, 3, 3, 7, 7, 3, 2, 8. Wat maakt dat nu
in het wezen der zaak uit? Daarmede is niet gezegd, dat
die werken niet uitgevoerd moeten worden, maar het zijn
geen werken van beteekenis, welke ten goede komen aan de
werkverschaffing.
In de werken tot verbetering van den Rijnsburgerweg zit
meer werkverschaffing, maar daartegenover staat het college
op dit oogenblik nog machteloos. Deze zaak is thans in een
ver gevorderd stadium; spreker heeft dit ook al een half
jaar geleden gezegd, maar dat ver gevorderd stadium is thans
weder wat ingekrompen. Op het oogenblik staat het college
weder machteloos tegenover de medewerking van Oegstgeest.
Als men die geheele zaak in orde wil maken met geld van
de gemeente Leiden, dan is de zaak spoedig voor elkaar;
maar het betreft hier een zaak, die evenzeer van belang is
voor de provincie en de gemeente Oegstgeest, en het is dus
niet meer dan billijk, dat zij ook hun aandeel in de kosten
ervan dragen. De provincie is welwillend en tot zekere hoogte
de tramwegmaatschappij ook, maar het college zit nog met
Oegstgeest. Burgemeester en Wethouders hebben het voor
nemen om nogmaals naar Gedeputeerde Staten te gaan om
die zaak te doen bespoedigen, en zij hopen, dat de zaak in
het eerste deel van het komende voorjaar zoover zal gevor
derd zijn, dat aan dit werk begonnen zal kunnen worden.
De heer van Stralen zegt, dat wij moeten doen wat andere
gemeenten ook doen, namelijk, terreinen ophoogen en straten
aanleggen, maar dat doen daar meest particulieren en niet
de gemeente. Die particulieren doen dat, omdat zij hun
gronden productief willen maken, en de gemeente laat dan
eventueel in aansluiting daaraan haar grond bewerken.
Overigens wordt hier van gemeentewege een terrein achter
den Maresingel opgehoogd.
Wat aangaat de verbreeding van den Zoeterwoudschen
Singel, daardoor zal men ter plaatse een beteren toestand
krijgen, maar daaraan zullen hooge uitgaven verbonden zijn,
o. a. ten gevolge van het aankoopen van voor die verbreeding
n oodige sloot en en stukken land.
Spreker vraagt, of nu al die uitgaven de daaraan verbonden
werkverschaffing voor maar enkele menschen waard zijn.
Er is ook gesproken over het pompstation en de rioleering.
Spreker hoopt, dat daarmede spoedig zal kunnen worden
begonnen. Nadat de heer van den Steen van Ommeren er is
geweest en het plan is aangenomen zijn Burgemeester en
Wethouders druk bezig om deze zaak voor elkander te
krijgen. Maar als men tot zulk een plan besluit kan men
niet reeds den volgenden dag met het werk beginnen. Voor
zulk een werk zijn uitgebreide voorbereidende maatregelen
noodig en men heeft op de bureaux ook niet te veel ambtenaren.
Spreker constateert dus, dat er voor werkverschaffing geen
werken zijn aangewezen van beteekenis. Leiden heeft nu
eenmaal geen heidevelden binnen zijn gebied, anders kon
men daar eenige tonnen in steken om die productief te
maken. Hierbij komt nog, dat, waar men die velden wel heeft
en die ontgint en kanalen graaft, de menschen werken voor
25 tot 40 cent per uur.
Wat den woningbouw betreft heeft de Voorzitter reeds
medegedeeld, dat in 1923 zijn gebouwd 1648 woningen, het
grootste aantal, dat ooit gezet is, terwijl spreker reeds bij de
behandeling van de interpellattie van den heer Dubbeldeman
heeft gezegd, dat men einde 1924 ongeveer aan de behoefte
zou kunnen voldoen. Spreker weet wel, dat men er nog
niet is, maar er zijn ook al weer besprekingen gaande over
nieuwe bouwplannen; het tot stand komen daarvan hangt
af van eventueelen steun van de Regeering.
Hetgeen de heer Kooistra gezegd heeft omtrent de afgekeurde
woningen is spreker niet geheel duidelijk. Wat de onbewoonbaar
verklaarde woningen aangaat is het gemeentebestuur zelfs
verder gegaan dan de Gezondheidscommissie aangaf. Daaruit
blijkt, dat er niet geredeneerd wordt: laten wij precies doen
wat de Gezondheidscommissie zegt en niets meer; hoe
minder hoe liever. Neen, het tegendeel is het geval.
De heer Kooistra zegt: breek die krotten af en bouw
andere huizen; dat kost niets. Hoe zoo iets mogelijk is, is mij
totaal onverklaarbaar. Overigens meent spreker, dat eerst
gezorgd moet worden voor de geheel onbehuisden en dat
dan nagegaan moet worden, wat men kan doen voor hen,
die in die onbewoonbaar verklaarde woningen zitten. Dat
men die menschen niet altijd in die krotten kan laten zitten,
staat vast.
Nu moet men niet vergeten, dat die afgekeurde woningen
zoo hier en daar staan, in complexen van 2 tot 5. Als men
een complex van 5 van die woningen gaat afbreken, dan
gaat men niet op dezelfde plaats weder 5 woningen zetten,
maar bijvoorbeeld 3. Maar als men geen woningen in voorraad
heeft, dan maakt men 2 gezinnen dakloos, en dat zou toch
niet aangaan.
De heer Meijnen zal hetgeen gezegd is omtrent school
kindervoeding en -kleeding beantwoorden bij het desbetreffend
volgnummer der begrooting.
Spreker is het eens met den heer Knuttel, dat de bezui
niging, welke op het gebied van het onderwijs zou kunnen
plaats hebben, zeer belemmerd wordt door de Rijkswet, en
dat de gemeente daaraan niets kan doen.
Yerder heeft de heer Knuttel aangehaald hetgeen het hoofd
der school, de heer van Schaïk, geschreven heeft, maar dat
is te weirtig van algemeenen aard om er op in te gaan.
Spreker hoopt, dat het blijken zal, dat de heer van Schaïk
erin slagen zal, een systeem aan de hand te doen, waarbij
de opvoeding en het onderwijs beter dan totnogtoe verzorgd
zullen worden en dat daarvan voor het geheele onderwijs
kan geprofiteerd worden. Spreker meent, dat een enkele
aanhaling uit een verslag van een schoolhoofd geen basis
kan zijn ter beoordeeling van het geheele onderwijs en dat
daarbij meer in aanmerking moet komen.
De heer Reimeringer zegt, dat, waar de heer van Eek de
bedrijven heeft aangegrepen, hij ook de waterleiding heeft
genoemd, maar spreker meent, dat dit voorbarig was, daar
de concessie nog niet is afgeloopen. Volgens spreker moet
men in deze voorzichtig zijn en bedenken, dat de waterleiding
op het oogenblik toch een groote bate voor de gemeente
oplevert, terwijl het water toch voor velen niet duur is. Er
is groote kans dat bij overneming van het bedrijf door de
gemeente die bate zou verdwijnen en het water duurder zou
worden.
Waar de heer van Eek heeft gesproken over exploitatie
van autobusdiensten, meent ook spreker, dat daarin voor de
gemeente geen loonend bedrijf kan gelegen zijn. De heer van
Eek zou een combinatie betreffende het verkeer willen aangaan
met andere gemeenten, maar zulk een trustvorming ligt toch
niet op den weg van den heer van Eek.
Wat het georganiseerd overleg betreft, dit is in een vrij
gevorderd stadium. De voorbereiding heeft plaats gehad in
een vergadering van de organisatie's en spoedig zullen plannen
komen bij Burgemeester en Wethouders en daarna in den Raad.
Aangaande de motie van den heer Kooistra om zich bij
vacature's eerst te wenden tot de Arbeidsbeurs, kan spreker
mededeelen, dat het standpunt van den heer Kooistra in deze
door Burgemeester en Wethouders wordt gedeeld. Dit blijkt
uit een schrijven van 6/13 December 1920, dat luidt:
»In verband met een van het Bestuur der Gemeentelijke
Arbeidsbeurs ontvangen schrijven om te bevorderen, dat bij
behoefte aan gemeentelijk personeel dit wordt aangevraagd bij
de Gemeentelijke Arbeidsbeurs, noodigen wij U uit om in den
vervolge, alvorens bij Uwen tak van dienst werklieden in dienst
te nemen, tevoren bij de Arbeidsbeurs inlichtingen in te
winnen of geschikte krachten te krijgen zijn."
De heer Sanders constateert, dat zoowel in de afdeelingen
als bij deze openbare beraadslaging o. a. bij monde van
de heeren van Eek, Wilmer en Pera met lof gewaagd is
van het algemeen streven van Burgemeester en Wethouders
om de uitgaven zooveel mogelijk in te krimpen. Toen spreker