288
DINSDAG 18 DECEMBER 1923.
menten enz. moeten koopen, terwijl dan de Commissaris
natuurlijk weder in de examencommissie benoemd wordt,
waarvoor hij honorarium geniet, maar het lijkt spreker
onbillijk, dat die menschen, die in het bezit zijn van een
gewoon diploma, niet bevorderd worden.
De Voorzitter zegt, dat deze zaak geheel te zijner competentie
staat, al wil hij gaarne goede wenken ontvangen.
De zaak is, dat de politie-agenten zelf tot meerdere ont
wikkeling willen komenzij hebben zelf verlangd naar een
examen en hebben indertijd zelf een cursus daarvoor ingericht
dus de eischen kunnen hooger gesteld worden.
Het zou natuurlijk onbillijk zijn om oudere personen te
nopen nog eens een examen te gaan afleggenop zekeren
leeftijd gaat dat niet meer, maar de persoon, dien het hier
betreft, heeft al sedert heel wat jaren examen kunnen doen,
maar hij heeft het niet gedaan; hij kan dus niet bevorderd
worden.
Het is overigens zeer goed, dat voor zeker ambt strenge
eischen gesteld worden. Hier zijn zeer vele agenten, die het
diploma gehaald hebben, en spreker gelooft niet, dat er in
Nederland eenig politiecorps is. waar de verhouding tusschen
agenten le klasse en agenten 2e klasse is zooals te Leiden.
Hier zijn op het oogenblik 25 agenten 2e klasse en de rest
is le klasse. Vroeger was het diploma met aanteekening een
uitzondering; nu hebben velen het diploma met aanteekening,
en dat moet beloond worden met promotie.
De heer Kooistra acht het zeer eigenaardig, dat men geen
diploma noodig heeft om bijvoorbeeld van inspecteur 2e klasse
tot inspecteur le klasse bevorderd te worden.
De Voorzitter zegt, dat dit betreft veel oudere inspecteurs,
die hier reeds in dienst waren in den tijd toen het diploma
voor de agenten nog niet bestond.
De heer Wii.mer juicht het toe, dat, waar bij de inge
bruikneming van het nieuwe bureau tien agenten minder
noodig zijn, vijf bestaande vacature's niet zijn vervuld en het
in het voornemen ligt eventueel vijt komende vacature's
eveneens onvervuld te laten, zoodat het ontslaan van menschen
zal worden vermeden. Spreker wil even constateeren, dat hij,
als er bezuinigd moet worden, dit de juiste werkwijze vindt;
men komt dan niet voor de harde noodzakelijkheid om men
schen te ontslaan.
De Voorzitter antwoordt, dat het nog onzeker is of het
voornemen, waarvan de heer Wilmer spreekt, uitvoerbaar
zal wezen, maar voorzoover het mogelijk is zal spreker er
gevolg aan geven. Er doen hier geregeld betrekkelijk weinig
agenten dienst op straat; buiten de recherche wordt de
straatdienst waargenomen door 31 of' 32 man en Zondags
wel eens door 25 man. Telkens hoort men dan ook klachten,
dat de politie hiervoor niet zorgt en daarvoor niet zorgt.
Van het ontslaan van agenten is voorloopig in geen geval
sprake.
De heer Knuttel zegt, dat hij in weerwil van die diensten
der politie, welke niet gemist kunnen worden, tegen dezen
post is, omdat de politie is en blijft een klasse-instrument,
dat bij stakingen en ernstige betoogingen tegen de arbeiders
bevolking kan worden gebruikt. Bovendien kan spreker dit
geld niet toestaan, zoolang het beheer daarover en het gebruik
der politie alleen in handen van den Burgemeester zijn,
zoodat een Raad, die meer aan de zijde der arbeiders stond,
zelfs niet zou kunnen beletten, dat de politie tegen de arbeiders
werd gebruikt.
Waar sedert 1914 de kosten der politie tot het viervou
dige zijn gestegen, had hier, naar spreker meent, kunnen
worden bezuinigd. De recherche is in den tijd van de hoog
conjunctuur van de inbraak tot een zekere hoogte opgevoerd
en nu wordt zij op diezelfde hoogte gehouden, ofschoon,
zooals is gebleken, de inbraken zeer zijn verminderd.
Verder, wanneer er een openbare vergadering plaats heeft,
dan is altijd een onzinnige hoeveelheid politie-agenten in
uniform aanwezig. Dat bewijst, dat er een overvloed van
personeel ter beschikking is.
Ten derde ziet men menigmaal 2 agenten per rijwiel surveil-
leeren, wat toch niet noodig is.
De Voorzitter zegt, dat per rijwiel surveilleerende agenten
altijd met hun tweeën moeten rijden, omdat één agent, als
hij moet optreden, last van zijn rijwiel zou hebben.
De heer Knuttel is niet van plan zich in die technische
quaestie's te verdiepen; gegeven zijn standpunt ten opzichte
van de politie is het hem onverschilligmaar aangezien zooveel
gesproken wordt over posten, waarop bezuinigd zal moeten
worden, wil spreker erop wijzen, dat op dezen post in
buitengewoon geringe mate bezuinigd is geworden.
In de Memorie van Antwoord staat, dat 5 vacature's niet
vervuld zullen worden, maar de jaarwedden daarvoor zijn
toch uitgetrokken, omdat buitengewone omstandigheden aan
vulling van het corps tot de volle sterkte noodig kunnen
maken. Den Burgemeester wordt dus vrijheid gelaten om die
vacature's te vervullen, maar spreker zou willen, dat de Raad
vastlegde, dat die vacature's niet vervuld zullen worden.
Spreker weet niet, welke buitengewone omstandigheden
bedoeld worden. De gedachte komt onwillekeurig op, dat
bijvoorbeeld in Duitschland eens iets zou kunnen gebeuren
wat hier een toestand als in 1918 zou teweegbrengen, maar
dat is geheel buitengesloten. Het lijkt spreker volkomen uit
gesloten, dat zoo iets een weerklank zou kunnen vinden in
ons land als in 1918. Maar dat illustreert toch wel het
politiek karakter ook van de politie.
Verder wil spreker nog wijzen op iets wat een eigen
aardige illustratie is van de hier gevoerde salarispolitiek.
Een agent is vervangen door een klerk bij de politie. De
betrekking van agent-schrijver werd vervuld door een agent,
die hoofdagent is geworden, dus iemand, die als een zeer
goede kracht beschouwd wordt. Die man, die een salaris
genoot van 1900.a 2000.bekleedde een functie, die
nu zal bekleed worden door een klerk met een traktement
van 1400.Hij doet hetzelfde werk als zijn voorganger,
maar omdat hij geen uniform draagt, krijgt hij een traktement
van f 1400.—, dus heel wat minder. Dat is een zeer verkeerde
salarispolitiek.
De Voorzitter doet, wat betreft de bezuiniging opmerken,
dat hij nooit meer gelden heeft aangevraagd voor de politie
tenzij daartoe aanleiding was, zooals wegens de invoering
van den achturendag, verhooging van de traktementen en
ten gevolge van de uitbreiding der gemeente.
Toen spreker hier als Burgemeester kwam, was het aan-
vangstraktement van een politieagent ƒ550.— dus ƒ10.
per week; thans is dat meer dan driemaal zooveel.
Wat de bezuiniging betreft, moet de heer Knuttel zich
wenden tot den Raad, niet tot deszelfs Voorzitter.
Het schrappen van de begrooting van de tractementen,
noodig voor de vervulling van de bestaande vijf vacature's,
zou spreker een verkeerde politiek vinden. Het door de niet
vervulling van deze vacatur e's bespaard bedrag, wordt bij de
zoogenaamde waschlijst ter vermindering van andere posten
overgeschreven. Men kan dat over de laatste jaren nazien en
hij denkt er op dit oogenblik niet aan die vijf vacature's te
vervullen, maar men kan niet weten, of het niet noodig
wordt er vijf agenten bij te benoemen. De Raad moet in dat
opzicht in spreker eenig vertrouwen hebben.
Wat aangaat den klerk bij de politie, over wien de heer
Knuttel sprak, kan spreker het volgende mededeelen. De
vroegere klerk, die nu hoofdagent is geworden, was een
voortreffelijke agent bij de recherche en uit het feit, dat hij
klerk bij de recherche werd, valt af te leiden, dat hij vrij
veel ontwikkeling bezat, want zijn werk was van geheel
anderen aard dan dat van een agent. Die man werd hoofd
agent en toen moest iemand in zijn plaats worden benoemd.
Men is toen op het idee gekomen een klerk te nemen, die
niet tevens agent is, waardoor 500.en de kosten van
kleeding en bewapening worden uitgespaard. Het is daarom
naar sprekers meening een zeer goede bezuiniging.
Wat betreft de uitbreiding der recherche, toen spreker
hier kwam, waren er weinig rechercheurs en hun aantal is
inderdaad uitgebreid. De recherche is hier dan ook nu uit
stekend. Eenige weken geleden heeft een rechercheur nog
iemand gearresteerd, die tal van gestolen voorwerpen in het
Haagsche bosch had begraven. Het was een zeer beruchte
inbreker en de ontdekking heeft plaats gehad, doordat men
een voetafdruk van dien persoon had. Vroeger werd, als er
iets gebeurde, de dader nooit ontdekt, maar tegenwoordig is
men er vlug bij. Het eenige onbillijke is, dat gemeenten, die
een goede recherche hebben, daarvoor veel geld uitgeven,
terwijl het Rijk en de kleine gemeenten daarin eigenlijk ook
moesten bijdragen.
De recherche maakt, dat men minder agenten op straat
noodig heeft; een post bij de Sint Nikolaasbrug is opgeheven.
Spreker is altijd zoo zuinig mogelijk geweest, maar de heer
Knuttel is nu eenmaal tegen elke uitgave voor de politie.
De heer Knuttel ziet tusschen hetgeen hij en hetgeen de
Voorzitter gezegd heeft buitengewoon weinig verschil, wat
het zakelijke feit betreft, maai; meent, dat, aangezien de loonen
in het algemeen nog niet verlaagd zijn in deze gemeente, hier
te constateeren is een onevenredige salarisregeling wat betreft
ambtenaren en politie.
De Voorzitter zegt, dat het een ingeslopen gebruik is
geweest om voor dergelijk klerkenwerk te werk te stellen
agenten, die eigenlijk actieven dienst moesten doen, in plaats
van een gewonen klerk. Hetzelfde heeft men ook bij het