286
DINSDAG 18 DECEMBER 1923.
De motie van den heer Groeneveld wordt ten slotte met
24 tegen 8 stemmen verworpen.
Tegen stemmenMevr. Dietrich—de Rooy, de heeren Wit-
mans, Oostdam, Spendel, Mulder, Reimeringer, Meijnen, Sanders,
Coster, van der Wall, Bergers, Heemskerk, Pera, Mevr. van
Itallievan Embden, de heeren van Hamel, Sijtsma, Wilmer,
van Rosmalen, Splinter, Huurman, Eerdmans, Wilbrink,
Eikerbout en mevr. de Stoppelaar-Zeeman.
F<5<5r stemmen: de heeren van Eek, Verwey, van Stralen,
Baart, Kooistra, Knuttel, van den Heuvel en Groeneveld.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Alsnu komen in behandeling de Uitgaven van de begrooting
van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1924.
Volgn. 4 en volgnrs. 17 tot en met 29 worden achtereen
volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
Beraadslaging over volgnr. 30, luidende: Abonnement op
het StaatsbladProvinciaal blad en de dag-, week- of maand
bladen en aankoop van boeken1000.
De heer Groeneveld klaagt, dat de bibliotheek van de
Leeskamer zoo slecht voorzien is, eri dat daaruit weggenomen
zijn alle Handelingen van den Raad van vóór 1900, hetgeen
spreker leed doet, omdat in die oude Handelingen dikwijls
interessante dingen te vinden zijn.
Burgemeester en Wethouders zeggen, dat er geen ruimte
in de kasten is, maar spreker meent, dat van de twee dingen,
waaruit een bibliotheek bestaat, namelijk de boeken en de
bergruimte, eerstgenoemden het voornaamste zijn en dat de
kasten zich moeten aanpassen aan de boeken en niet omge
keerd. Als er geen kasten zijn of de aanwezige kasten te
klein, dan moeten er kasten aangekocht of bij gemaakt worden.
Verder heeft spreker geklaagd over het niet aanwezig zijn
van een wetten-serie in de Leeskamer. Verleden jaar heeft
hij dezelfde klacht geuit en toen ten antwoord gekregen, dat
hem, als hij belde, al de stukken en wetten, welke hij noodig
had, zouden worden gebracht. Nu moet spreker, die geen
Raadslid van beroep is, de stukken gewoonlijk gaan inzien
op tijden, dat de ambtenaren niet meer aanwezig zijn. Onlangs
had hij op Zaterdagmiddag een wet op de inkomstenbelasting
noodig en toen hij belde, verscheen de bewaker van het
Stadhuis, die zeide spreker die wet niet te kunnen verschaffen,
omdat al de bureaux gesloten waren.
De kosten kunnen geen bezwaar zijn om aan sprekers
klacht tegemoet te komen, want een wetten-serie kost onge
veer 100.bij aanschaffing en een abonnement kost onge
veer ƒ20.per jaar. Er wordt aangevoerd, dat er een kastje
gemaakt moet worden, waarvan al de Raadsleden een sleutel
moeten hebben, maar dat bezwaar gaat, evenals andere, die
geopperd worden, niet op, want men kan de wetten van een
stempel voorzien en spreker kan niet aannemen, dat de
Raadsleden zoo oneerlijk zouden zijn, dat zij een vrij waarde
loos wetje zouden meenemen. Maar bovendien, al mochten er
eens eenige wetjes zoek raken, dan zou de aanvulling der
serie misschien enkele guldens kosten, in elk geval minder
dan de aanschaffing van zulk een kastje.
De Voorzitter zegt, dat iemand, die de Handelingen van
vóór 1900 wil naslaan, deze wel op de secretarie kan aan
vragen. De heer Groeneveld meent wel, dat de kast zich
moet aanpassen aan de behoefte, maar spreker acht het een
overdreven eisch, dat voor dit doel een vrij groote kast zou
moeten worden aangeschaft.
De bewering van den heer Groeneveld, dat hij slechts op
Zaterdagmiddag de stukken kan komen inzien, klopt niet
met zijn mededeeling, dat hij op Donderdagavond fractie
vergadering heeft; dan moet hij toch al iets van de zaken
weten.
De wetten, welke de leden bij de bestudeering der stukken
noodig hebben, liggen bovendien gewoonlijk bij de stukken,
maar spreker wil met den heer Groeneveld een compromis
aangaan. Terwille van de bezuiniging zal spreker zijn wetten-
verzameling ter beschikking van de leden stellen hij zal
zich dan wel op andere wijze behelpen, maar dan moet
de heer Groeneveld, als hij de oude Handelingen noodig heeft,
ze maar aanvragen.
Het kastje, waarvan sprake is, zal zeker noodig zijn, niet
omdat de Raadsleden die wetten zouden medenemen, maar
omdat het kan voorkomen, dat ambtenaren, die een wet
noodig hebben, na gebruik vergeten haar op haar plaats
terug te brengen.
De heer Groeneveld zegt, dat het hem onverschillig is,
waarvandaan die wetten komen. Spreker stelt het op hoogen
prijs, dat de Voorzitter zijn verzameling wil beschikbaar stellen,
maar meent, dat de onkosten van een nieuw stel wetten toch
geen bezwaar kunnen opleveren. Het gevaar, dat de ambtenaren
die wetten van de Leeskamer zullen weghalen is niet groot,
want op elke afdeeling van het Stadhuis zal wel een wetten-
serie zijn.
De Voorzitter ontkent dit. Spreker weet uit ervaring, dat
zoo'n wettenserie dikwijls incompleet geraakt door uitleenen
van de eene afdeeling aan de andere enz.
De heer Groeneveld wijst er op, dat een groot bezwaar
is, dat zijn fractie Donderdagavond fractievergadering houdt,
terwijl de meeste leden dier fractie eerst op Zaterdagmiddag
in de Leeskamer kennis van de stukken kunnen nemen,
omdat zij op de andere dagen voor hun bestaan moeten
werken. Wanneer de stukken vroeger verzonden werden, dan
zou dat geheel anders kunnen gaan.
De Voorzitter blijft het overdreven vinden om alle oude
Handelingen van den Raad in de Leeskamer te willen heb
ben. Den enkelen keer, dat men die wil raadplegen, kan
men ze aanvragen. En anders kan men ze komen halen in
sprekers kamer, die altijd openstaat.
De heer Groeneveld vraagt, of daar geen geheime stukken
liggen.
De Voorzitter denkt, dat de heer Groeneveld die toch
wel niet zal inzien.
De heer Groeneveld wil verder nog terugkomen op de in
de sectie's geuite klacht, dat, toen de begrooting daar be
handeld werd, nog niet verschenen waren de Bijlagen tot het
Gemeenteverslag. Burgemeester en Wethouders antwoorden,
dat die verslagen nog niet op tijd binnen waren, maar spre
ker meent, dat Burgemeester en Wethouders daarachter
moeten heenzittende bedrijfsdirecteuren kunnen toch wel
hunne verslagen over het afgeloopen jaar tijdig gereed hebben.
De begrooting kan niet behoorlijk behandeld worden, wanneer
de Raad die stukken niet te zijner beschikking heeft.
Als die verslagen niet op tijd verschijnen, kan men ze even
goed afschaffen.
De Voorzitter zegt, dat hij wel wilde, dat de wet dat
toeliet, aangezien hij het groote nut van die verslagen niet
inziet. De verslagen der bedrijven, welke wel belangrijk zijn,
zou men apart kunnen doen verschijnen.
De heer Eerdmans zegt, dat het zijn aandacht heeft ge
trokken, dat in het Gemeenteverslag ontbreekt een lijst van
de loonen, welke door de werklieden, in dienst van de
gemeente, worden verdiend, terwijl die lijst er vroeger wel
in voorkwam. Het is gewenscht een overzicht te hebben van
het personeel, werkzaam bij de bedrijven, en nu behoeven
niet al de namen der werklieden te worden vermeld, maar
toch verdient het aanbeveling enkele globale cijfers te geven.
De Voorzitter voegt spreker toe, dat de mutatie's er in
voorkomen. Dat is juist en, als men de vorige verslagen er
bij neemt, kan men vinden wat men weten wil, maar op den
duur wordt dat lastig. Zet zulk een gewoonte zich vast, dan
zullen de leden niet worden ingelicht omtrent iets, dat zij
gaarne willen weten.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders met
de gemaakte opmerking rekening zullen houden, en geeft
toe, dat de opgave der mutatie's slechts voor één jaar
waarde heeft.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnr. 30 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter zegt, dat volgnummer 31 moet worden
verhoogd met ƒ70.wegens aanschaffing van een electrischen
lijmkoker. Het is een uitgave, welke ten slotte besparing
geeft, zooals men uit de toelichting kan zien.
Het aldus verhoogd volgnr. 31 wordt zonder hoofdelijke
stemming en de volgnrs. 32 tot en met 64 worden achter
eenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 65, luidende: nRenten van
geldleeningen5564.
De heer Spendel vraagt, of het niet mogelijk is sommige
leeningen te con verteeren, bijvoorbeeld de 6 percent leening.