DINSDAG 18 DECEMBER 1923.
285
eerlijk erkennen, dat hij zich vergist heeft wat betreft de
portée van de rede van mevr. v. Itallie.
De heer Mulder meent, dat het verbouwen van krot
woningen, waarover de heer Kooistra heeft gesproken, niet
zal medevallen, maar de zaak komt nog nader aan de orde
en dan zal zij onder de oogen gezien kunnen worden.
Spreker moet opkomen tegen de uitlating van den heer
van Stralen, dat Burgemeester en Wethouders vijanden zijn
van werkverschaffing. Hoe hij zoo iets kan zeggen, begrijpt
spreker niet.
Volgens den heer van Stralen levert de geschiedenis met
den Rijnsburgerweg daarvan het bewijs, want Burgemeester
en Wethouders zijn wat dat betreft niet doortastend
genoeg.
De heer van Stralen kan beter weten, want dit voorbeeld
zou in geen geval opgaan, ook al waren Burgemeester en
Wethouders vijanden van werkverschaffing. De verbreeding
van den Rijnsburgerweg is namelijk ter hand genomen lang
voordat het vraagstuk van de werkverschaffing onder het
oog werd gezien. De belangen van het verkeer zaten daarbij
voor, en die belangen nemen Burgemeester en Wethouders
zeker ernstig op, want daarvoor zijn zij verantwoordelijk.
Dat Burgemeester en Wethouders alles doen wat zij kunnen
op het gebied van de werkverschaffing, wordt wel bewezen
door het feit, dat er reeds 16 werken, groot en klein, zijn
uitgevoerd en er nog 14 werken of werkjes in voorbereiding
zijn, terwijl er onder die werken of werkjes bijna niet zijn,
die voortgekomen zijn uit voorstellen van menschen, die
zich er op beroemen werken voor werkverschaffing aan te
bevelen.
De heer Sanders antwoordt op de vraag van den heer
Heemskerk of boven de loonen, welke worden betaald bij de
uitvoering van werken, waarvoor de Regeering subsidie ver
leent, als aanvulling kindertoeslagen kunnen worden gegeven,
dat die vraag thans niet ter sprake behoeft te komen, omdat
er nog geen werk wordt uitgevoerd, dat met subsidie van de
Regeering als werkverschaffing is aanvaard. Zoodra dit laatste
wel het geval zal zijn, is de tijd pas aangebroken om daar
over met de Regeering te gaan spreken. Spreker kan den
heer Heemskerk thans geen nadere mededeelingen doen.
In antwoord op de tweede vraag van den heer Heemskerk
of een eventueel besluit tot verhooging van de uitkeeringen
aan dubbel uitgetrokkenen in den geest van het voorstel van
den heer van Stralen zou worden vernietigd, zegt spreker,
dat men hem aan het Departement, waar hij al deze kwestie's
heeft besproken, heeft medegedeeld, dat al de uitkeeringen,
welke boven de normen gaan, zullen worden vernietigd. Dit
is o. a. reeds te Utrecht gebeurd en, toen spreker de
tegenwerping maakte, dat voor Amsterdam en Rotterdam
wel uitzonderingen zijn gemaakt, kreeg hij als bescheid, dat
dit is geschied, omdat de kosten voor levensonderhoud in
die plaatsen zooveel hooger zijn. Werd die maatstaf niet aan
gelegd, dan zouden zeker ook andere plaatsen boven de
normen zijn gegaan, maar daarvan heeft de heer van Stralen
geen voorbeelden kunnen geven.
Spreker beantwoordt dus de vraag van den heer Heemskerk
in bevestigenden zin.
Den heer van Stralen doet spreker opmerken, dat hij geens
zins het heeft doen voorkomen, alsof door afschaffing van de
zakelijke belasting op het bedrijf de werkloosheid uit de
wereld zou zijn. Spreker heeft daarover gesproken als over
een zeer klein onderdeel van de werkverruiming en heeft
betoogd, dat iedereen, die het goed meent met de bestrijding
der werkloosheid, ook elke belemmering van de werkverrui
ming moest trachten weg te nemen en dus ook moest zijn
tegen deze belasting.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders de
motie van den heer Kooistra, in zake het zoo mogelijk be
trekken van arbeidskrachten door bemiddeling van de Arbeids
beurs, overnemen en stelt voor om in handen van Burgemeester
en Wethouders om praeadvies te stellen het voorstel van
den heer van Eek luidende:
«Ondergeteekende stelt voor om de volgende wijzigingen
aan te brengen in de verordening op de Straatpolitie
1#. in art. 23a den tweeden regel aldus te doen luiden:
»tenzij de door den optocht te volgen weg schriftelijk is
goedgekeurd door den Burgemeester" en art. 23b na «deel
te nemen" te doen luiden «tenzij de door den optocht te
volgen weg schriftelijk is goedgekeurd door den Burge
meester".
2°. in art. 50e te laten vervallen de woorden«of liedjes
te zingen."
3°. art. 51 te laten vervallen en in art. 52 de woorden:
«Onverminderd het bij het vorig artikel bepaalde, zijn de
venters verplicht," te vervangen door: «De venters van
gedrukte of geschreven stukken zijn verplicht".
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
voorstel van den Voorzitter besloten.
De Voorzitter brengt thans de verschillende bij de alge-
meene beschouwingen aan de orde gestelde voorstellen en
motie's in stemming.
De motie van den heer van Eek, luidende:
«De Raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat voortaan
ook in Leiden het houden van optochten en meetings met
muziek en banieren, op Zondag in den namiddag als regel
zal worden toegestaan",
wordt met 18 tegen 14 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heer en Oostdam, Spendel, Mulder,
Reipieringer, Meijnen, Sanders, Coster, van der Wall, Bergers,
Pera, van Hamel, Wilmer, van Rosmalen, Splinter, Huurman,
Wilbrink, Eikerbout en mevr. de Stoppelaar-Zeeman.
Vóór stemmen: de heer van Eek, mevr. Dietrich-de Rooy,
de heeren Witmans, Verwey, van Stralen, Heemskerk, mevr.
van ltallie-van Embden, de heeren Baart, Sijtsma, Kooistra,
Knuttel, van den Heuvel, Eerdmans en Groeneveld.
Het voorstel van den heer van Stralen, luidende:
«De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit maat
regelen te nemen, waardoor aan werklooze hoofden van
gezinnen, die een huurprijs verwonen van meer dan 3.50
per week en die huurprijs niet kunnen betalen, een toeslag
op de huur wordt verstrekt tot een bedrag, waarmede de
huur 3.50 te boven gaat."
wordt met 19 tegen 13 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Spendel, Mulder,
Reimeringer, Meijnen, Sanders, Coster, van der Wall, Bergers,
Heemskerk, Pera, van Hamel, Wilmer, Splinter, Huurman,
Eerdmans, Wilbrink, Eikerbout en mevrouw de Stoppelaar
Zeeman.
Vóór stemmen: de heer van Eek, mevrouw Dietrich
de Rooy, de heeren Witmans, Verwey, van Stralen, mevrouw
van Itallievan EmbdeD, de heeren Baart, Sijtsma, Kooistra,
van Rosmalen, Knuttel, van den Heuvel en Groeneveld.
Het voorstel van den heer van Stralen, luidende:
«De Raad besluit de Gemeentelijke Steuncommissie te ver
zoeken de ondersteuning aan dubbel uitgetrokken werkloozen
niet te verminderen."
wordt met 17 tegen 15 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Spendel, Mulder,
Reimeringer, Meijnen, Sanders, Coster, van der Wall, Bergers,
Pera, van Hamel, Wilmer, Splinter, Huurman, Eerdmans,
Wilbrink en mevrouw de StoppelaarZeeman.
Vóór stemmen: de heer van Eek, mevrouw Dietrich
de Rooy, de heeren Witmans, Verwey, van Stralen, Heemskerk,
mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Baart, Sijtsma,
Kooistra, van Rosmalen, Knuttel, van den Heuvel, Groeneveld
en Eikerbout.
De motie van den heer van Stralen, luidende:
«De Raad, van oordeel dat het gewenscht is om gezinnen,
welke door langdurige werkloosheid met gevaar van vol
strekte armoede worden bedreigd, voor algeheele inzinking
te bewaren;
noodigt Burgemeester en Wethouders uit maatregelen te
nemen, waardoor het mogelijk wordt aan die gezinnen bijzondere
hulp te verleenen."
wordt vervolgens met 18 tegen 14 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Oostdam, Spendel, Mulder,
Reimeringer, Meijnen, Sanders, Coster, van der Wall, Bergers,
Heemskerk, Pera, van Hamel, Wilmer, Splinter, Huurman,
Eerdmans, Wilbrink en mevrouw de StoppelaarZeeman.
Vóór stemmen: de heer van Eek, mevrouw Dietrich
de Rooy, de heeren Witmans, Verwey, van Stralen, mevrouw
van Itallievan Embden, de heeren Baart, Sijtsma, Kooistra,
van Rosmalen, Knuttel, van den Heuvel, Groeneveld en
Eikerbout.
De Voorzitter zegt, dat hij, alvorens de motie van den
heer Groeneveld, luidende:
«De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders de voor
stellen, als regel, minstens een week voor de Raadsvergade
ring aan de leden toe te zenden",
in stemming te brengen, deze verklaring wil afleggen, dat
Burgemeester en Wethouders bereid zijn, voorstellen van ge
wicht vroeger te laten uitkomen dan thans. Indien als regel
alle voorstellen een week vóór een Raadsvergadering moesten
worden toegezonden, zou dat een te groote stagnatie ver
oorzaken.