268
MAANDAG 17 DECEMBER 1923.
maar zij blijven toch bewoond, want zij worden niet ontruimd
en alleen met woningen af te keuren komt men dus niet
verder.
Spreker heeft nu de volgende motie voorgesteld
«Ondergeteekende stelt voor bij personeelsvoorziening in
de Gemeentebedrijven die zich daartoe leenen alvorens
oproepingen te plaatsen en in eventueele vacatures te voor
zien de betrelfende hooiden van takken van dienst op
te dragen zich te wenden tot de Gemeentelijke Arbeidsbeurs,
ten einde na te gaan of zich daar personen hebben aange
meld, die de te vervullen plaatsen zouden kunnen innemen."
Hij meent, dat dit geen geld kost.
Spreker had een flauwe hoop, dat zijn voorstel door Bur
gemeester en Wethouders zou worden overgenomen, omdat
de Arbeidsbeurs een gemeentelijke instelling is en het toch
voor de hand ligt, dat daarvan ook gebruik zal worden ge
maakt door de bedrijven en de diensten der gemeente zelve.
Burgemeester en Wethouders zeggen trouwens in hun ant
woord zeiven, dat de wachtgelders verplicht zijn zich bij de
Arbeidsbeurs te doen inschrijven en dat van het op wacht
geld stellen van ambtenaren en werklieden mededeeling zal
worden gedaan aan de hoofden der takken van dienst. Als
die hoofden zich wenden tot de Arbeidsbeurs, doen zij niets
anders dan gebruik maken van een gemeentelijke instelling,
die door de gemeente zelve te veel verwaarloosd is wat be
treft het betrekken van werkkrachten van die instelling.
Spreker zal dus met zeer veel gerustheid afwachten wat
het college .zal antwoorden, en hij hoopt, dat zijn motie zal
worden overgenomen.
De heer Groeneveld zegt, dat hij in de sectie's in de eerste
plaats heeft gesproken over de onevenredige samenstelling
dercommissie's. Hij heeft nu de moeite genomen een percentage
berekening te maken. Daarbij heeft hij zich bepaald tot de
z.g. vaste Raadscommissie's, omdat hij van de overige com-
missie's de samenstelling niet geheel kent en ook niet steeds
weet tot welke politieke richting de leden behooren.
Spreker legt over het navolgende lijstje:
R. Kath.
7
14
21
29
Christ. Hist.
6
11
18
23
Anti-Rev.
4
8
12
17
Vrijh. Bond.
3
5
9
10
Vrijz. Dem.
2
2
6
4
Dem. Party
2
6
Soc. Dem.
8
8
25
17
Comm. Partij
1
3
Die percentage-berekening geeft zeer sterk sprekende cijfers.
De katholieken bezetten 21 van den Raad en hebben 29%
in de commissie's, terwijl de sociaal-democraten in den Raad
25 bezetten en in de commissie's slechts 17 hebben. De
sociaal-democraten hebben evenveel plaatsen in de commissie's
als de anti-revolutionnaire fractie, welke half zoo klein is. In
totaal heeft de rechter zijde met haar ééne stem meerderheid
69 van de plaatsen in de vaste commissie's, dat wil zeggen
2 maal zooveel plaatsen als de andere helft van den Raad.
Hij behoeft geen antwoord van Burgemeester en Wethouders,
maar verwacht, dat uit den Raad deze onevenredige samen
stelling zal worden verdedigd.
Spreker verwijt Burgemeester en Wethouders, dat zij zich
steeds hardnekkig verzetten tegen voorstellen, die van de
Raadsleden zelf uitgaan. Spreker heeft daaromtrent een zeer
eigenaardige ervaring. Zoo heeft spreker een voorstel gedaan
betreffende den huurprijs van 's Gravenstein. Het werd bestreden
door Burgemeester en Wethouders en verworpen, maar latei-
kwamen Burgemeester en Wethouders zelf met dat voorstel.
Dan heeft spreker indertijd voorgesteld een ophaaldienst voor
schoolgelden in te richten. Ook dit is door Burgemeester en
Wethouders hardnekkig bestreden en verworpen, maar kort
geleden zijn Burgemeester en Wethouders zelf met dit voor
stel gekomen. Verleden jaar heeft spreker voorgesteld het
sectie-verslag door ambtenaren te deen opmaken, maar vooral
de Voorzitter heeft zich sterk daartegen verzet. Maar nu heeft
de Voorzitter medegedeeld, dat er voor de sectievergaderingen
ambtenaren ter beschikking waren en alle sectie's hebben
daarvan gebruik gemaakt. Burgemeester en Wethouders
schijnen dus per se te willen, dat het initiatief van hun zijde
komt, daar zij elk initiatief' van de zijde van den Raad
bestrijden.
Spreker heeft ook gevraagd vroegere toezending van de
voorstellen. Deze komen Woensdagavond, terwijl er den daarop
volgenden Maandag raadszitting is, zoodat men maar drie
dagen heelt om de stukken te bestudeeren, hetgeen dikwijls
te kort is. Soms toch moet men inlichtingen inwinnen of
iets onderzoeken. Burgemeester en Wethouders zeggen in
hun antwoord, dat zij vroegere toezending van de stukken
niet noodzakelijk achten. Burgemeester en Wethouders achten
het misschien in het geheel niet noodig, dat de leden de
stukken bestudeeren; misschien vinden zij het wel een fout
in de Gemeentewet, dat er een Raad is. Maar een voorstel,
waarvan Burgemeester en Wethouders veronderstellen, dat
er niets over te zeggen is, kan een Raadslid gewichtig genoeg
vinden, om er over te spreken, en de Raadsleden moeten dus
zelf uitmaken, of zij een langeren tijd voor bestudeering der
stukken noodig hebben. In elk geval is drie dagen daarvoor
te weinig.
Nu geven Burgemeester en Wethouders als reden waarom
zij het niet noodig achten op, dat, zelfs wanneer de stukken
vroeger worden toegezonden, de leden hun voorstellen toch
op het laatste moment indienen. Zooals spreker zeide, heeft
hij een week voor de bestudeering der stukken noodig en,
als hij ze nu een week vóór de Raadszitting ontvangt, spreekt
het vanzelf, dat hij eventueele voorstellen niet vóór Zaterdag
kan indienen. Spreker weet wel, dat vroegere toezending
eenige vertraging kan geven, maar, waar Burgemeester en
Wethouders soms maanden of jaren noodig hebben om prae-
adviezeri uit te brengen, beteekent een vertraging van 1 of
2 weken niets. Zoo noodig kunnen, zooals ook thans gebeurt,
spoedeischende voorstellen later worden ingediend.
De fractie, waartoe spreker behoort, kan haar voorstellen
niet vroeger dan Zaterdag indienen, omdat zij op Donderdag
avond een fractievergadering houdt, waarin de voorstellen
van Burgemeester en Wethouders worden besproken.
Al wordt een enkel stuk vooruit verzonden, dan kan toch
de vergadering van zijn fractie niet worden vervroegd, omdat
gewacht moet worden op de complete stukken, die eerst op
Woensdagavond worden verzonden.
Waar spreker het noodig acht, dat de stukken vroeger
worden toegezonden, dient hij een motie in, welke hij den
Voorzitter ter hand stelt.
De Voorzitter zegt, dat door den heer Groeneveld een
voorstel is ingediend, luidende:
»De Raad verzoekt B. en W. de voorstellen, als regel,
minstens een week voor de Raadsvergadering aan de leden
toe te zenden."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en kan derhalve
een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De heer Bergers verklaart zich een tegenstander van
gemeenschapszorg, waarover zooveel is gesproken. Volgens
den heer van Eek moet er van de overheid een opvoedende
kracht uitgaan, maar dan zegt spreker, dat die opvoedende
kracht ook werkelijkheid moet worden.
Spreker wil verder een toelichting geven op zijn vraag,
in de sectie's gedaan. Hij heeft gevraagd, om met het oog op
de heerschende werkloosheid zoo min mogelijk gehuwde
vrouwen en gepensionneerden aan te stellen.
Spreker bedoelt die gehuwde vrouwen, ia wier gezin reeds
een voldoende inkomen komt. Al kan het voorkomen, dat de
man van een gehuwde ambtenares niet in staat is den kost
te verdienen, men moet als regel geen gehuwde vrouwen en
goed gepensionneerden aanstellen, wanneer men even goed
menschen kan krijgen, die geen werk hebben.
De heer Pera is het College van Burgemeester en Wet
houders erkentelijk voor de samenstelling der begrooting.
Spreker weet, dat het niet mogelijk is, dat zoo te doen, dat
allen bevredigd zijn, en het geeft hem voldoening, dat Bur
gemeester en Wethouders hebben vastgehouden aan hetgeen
noodig is om een gezonde gemeentelijke huishouding te be
houden.
Een van de voormannen der Engelsche arbeidersbeweging
heeft eenigen tijd geleden uitgesproken, dat geen bestuur van
land of gemeente meer kan uitgeven dan men ontvangt en
dat men bij alles rekening moet houden met de financieele
kracht, die aanwezig is. Nu is het nationaal inkomen in
Nederland, dat vóór den oorlog per gezinshoofd gemiddeld
ongeveer f 30.per week bedroeg, in de jaren van voor
spoed gestegen tot ongeveer 40.maar in de laatste
jaren is het weder aanmerkelijk gedaald. En nu meent spreker,
dat men, wil men een gezonde gemeentelijke huishouding
behouden, toch rekening moet houden met het geld, waar
over men in het land en in de gemeente beschikt.
De heer van Eek nu is begonnen met te zeggen, dat allerlei
dingen moeten zijn gemeenschapszorg. Het gemeentebestuur
moet bijvoorbeeld voor de levensmiddelenvoorziening zorgen.
Men zal dan toch rekening hebben te houden met datgene,
waarover de gemeente beschikt. Het pijnlijke is, dat van de
zijde van den heer van Eek over die dingen wordt gespro
ken alsof men het geld voor het opscheppen heeft. Iedere
redelijk denkende weet, dat door die redeneeringen alleen
onbevredigbare verwachtingen kunnen worden opgewekt.
Verder is het verwijt vernomen, als zou deze begrooting
Leden
Leden
Raad
Commissie's
Raad
Commissie's