232 MAANDAG 26 NOVEMBER 1923.
kracht te hebben, nog daarbeneden te gaan, acht spreker wat
al te scheutig, vooral in de tegenwoordige geldelijke omstan
digheden der gemeente.
De heer Sijtsma bepleit aanneming van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, omdat anders de tentoonstel
ling zoo goed als zeker niet zal kunnen doorgaan. Onder de
leden der vereeniging, een zeer nuttige vereeniging, zijn er
velen, die geenszins uit weelde pluimvee houden en weinig
kunnen bijdragen. Op dergelijke tentoonstellingen spreker
herinnert zich dat van de vorige moet meestal veel geld
worden toegelegd.
De heer van Stralen zegt, dat zijn fractie dezelfde bezwaren
heeft als de heer Oostdam, maar in dit geval met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders zal meegaan, indien vast
staat, dat buiten den bedongen prijs van ƒ125.ook de
kosten der verlichting voor rekening van de vereeniging
komen.
De Voorzitter antwoordt den heer van Stralen, dat het
licht afzonderlijk door de Vereeniging wordt vergoed, en
dankt den heer Sijtsma voor den verleenden steun. De reden
waarom dit voorstel moet worden aangenomen is de volgende.
Deze aanvrage wordt bijna elk jaar gedaanhet is reeds begonnen,
toen spreker pas Burgemeester was. In 1918 is de zaak niet
aan de orde geweest. In 1919 is voor het eerst een princi-
pieele bestrijding gekomen, zooals de heer Oostdam die thans
heeft doen hooren. Toen is het voorstel met. 22 tegen 9
stemmen aangenomen; de heer Oostdam stemde tegen. In
1920 is hetzelfde voorstel zonder beraadslaging of stemming
aangenomen, ofschoon de heer Oostdam tegenwoordig was.
In 1922 is het voorstel weer aangenomen met 18 tegen 9
stemmen; de heer Oostdam stemde tegen, maar sprak er niet
over. Verleden jaar is de zaak niet aan de orde geweest.
Het wordt voor Burgemeester en Wethouders moeilijk om,
als een bepaalde zaak geregeld door den Raad wordt aange
nomen, telkens opnieuw alle argumenten te moeten gaan
opzoeken teneinde die zaak weer te verdedigen. Het college
heeft wel wat anders te doen. Er dient toch een zekere
continuiteit te bestaan, als zulk een zaak jaren lang aan de
orde komt.
Spreker geeft toe, dat het hier niet een vereeniging met
een liefdadig doel geldt, maar het lage tarief bedoelt een
aanmoediging voor de leden te zijn om pluimvee te houden
als een soort nevenbedrijf, temeer nu in vele nieuwe wijken
arbeiderswoningen van tuintjes zijn voorzien.
De hoofdzaak, waarom indertijd de zaal aan deze vereeniging
tegen verlaagd tarief is gegeven, was dat een dergelijke ten
toonstelling een groote voorbereiding eischt, zóó, dat als de
vereeniging acht dagen de zaal krijgt, de tentoonstelling
slechts drie dagen duurt. Vijf dagen zijn noodig voor het
opzetten en afbreken der tentoonstelling.
Ten slotte wijst spreker er op, dat, als dit voorstel wordt
verworpen, de gemeente niet alleen de huur derft, maar ook
de opbrengst van de belasting op de publieke vermakelijk
heden.
De heer Oostdam wil naar aanleiding van de continuïteits-
quaestie doen opmerken, dat, indien de omstandigheden gelijk
gebleven waren, hij nu waarschijnlijk gezwegen zou hebben.
Telkens echter hoort men van de zijde van Burgemeester en
Wethouders, dat men zuinig moet zijn en alle mogelijke
inkomsten voor de gemeente moet zien te verwerven. Spreker
weet van zeer nabij, dat Burgemeester en Wethouders op de
kleintjes letten, maar waarom doen zij zulks nu ook hier niet?
Alles werd duurder; waarom mag nu ook voor deze ver
eeniging de zaalhuur niet wat duurder worden?
De Voorzitter herhaalt, dat hij, speciaal wat een pluimvee
tentoonstelling betreft, liever heeft een half ei dan een leegen
dop, en spreekt de vrees uit, dat men in dit geval, door te
hoogen huurprijs te vragen, zich met een leegen dop tevreden
zou moeten stellen
Den heer Groeneveld heeft het verwonderd, dat deze ver
eeniging het gebouw zoo lang wil hebben. De tentoonstelling
duurt 3 dagen en men heeft 2 dagen noodig om haar in te
richten en weder 2 dagen om haar al te breken. Wanneer
de vereeniging per dag moest betalen, dan zou ze zeker wel
zorgen, dat zij wat spoediger gereed kwam met het inrichten
en opruimen, althans van een deel der zalen. Nu is er geen
prikkel om haast te maken, omdat de vereeniging het gebouw
zoo goed als voor niets krijgt.
Spreker heeft ook bezwaar ertegen, dat zonder noodzaak
alle zalen van dit publieke gebouw onttrokken worden aan
anderen gedurende langen tijd, en zal stemmen tegen het
voorstel, omdat deze menschen, die uit liefhebberij die dure
kippen houden, best de volle kosten kunnen betalen.
De Voorzitter zegt de argumenten van den heer Groene
veld reeds eenige jaren geleden bestreden te hebben.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met
27 tegen 3 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Wilbrink, Bergers, Mevrouw
van Itallievan Embden, de heereri van der Wall, Coster,
Witmans, Mevrouw Dietrich—de Roov, de heeren Mulder,
Meyen, Sanders, Reimeringer, van Hamel, Eerdmans. Sytsma,
van Stralen, Spendel, van Rosmalen, Pera, Splinter, Heems
kerk, van den Heuvel, Huurman, Baart, Verwey, Kooistra,
Mevrouw de StoppelaarZeeman en de heer Eikerbout.
Tegen stemmen de heeren Wilmer, Groeneveld en Oostdam.
(De heeren Huurman, Groeneveld en Baart waren inmid
dels ter vergadering gekomen).
IX. Voorstel tot het verleenen van medewerking aan het
Bestuur der R. K. Par. Jongensscholen onder R. K. Par.
Kerkbestuur, in zake de uitbreiding van het in aanbouw
zijnde schoolgebouw voor uitgebreid lager onderwijs aan het
Pieterskerkhof en tot beschikbaarstelling van de voor die
uitbreiding benoodigde gelden.
(Zie Ing. St. No. 347.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
X. Voorstel tot toekenning aan het Bestuur van de inrich
ting van Liefdadigheid voor Roomsch Katholieken te Leiden,
van eene vergoeding, als bedoeld in art. 84 dei' Lager-Onder-
wijswet 1920, voor de kosten van verbouwing van de school
lokalen in het complex gebouwen aan de Oude Vest, de
Pelikaanstraat en de van der Werffstraat.
(Zie Ingek. St. No. 348).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Verwey zegt, dat zijn fractie niet tegen ditprae-
advies zal stemmen, omdat het hier een geval geldt, waarin,
als aan de wettelijke bepalingen is voldaan, de gelden moeten
worden toegestaan, maar hij herinnert er aan, dat de
argumentatie, welke blijkens de stukken door het school
bestuur voor de uitbreiding wordt aangevoerd, buitengewoon
zwak is. Niet alleen zullen de voor het onderwijs benoodigde
lokaliteiten worden verbouwd, maar ook het zusterhuis en de be
waarschool. Daarvoor wordtnietminderdan ƒ100.000.— gevraagd.
Waar nu tegenwoordig op elk gebied, maar speciaal op dat
van het onderwijs, gesproken wordt over inperking der uit
gaven, is aan sprekers fractie nog niet duidelijk geworden de
noodzakelijkheid om zulk een groot bedrag toe te staan, te
meer omdat alleen de drukte in de Pelikaanstraat als argument
voor de verbouwing wordt aangevoerd.
Alvorens dit voorstel onder den hamer doorgaat, wil spreker
een beroep doen op de schoolbesturen om in dezen tijd alleen
met aanvragen te komen voor schoolbouw of schoolverbouwing,
welke dringend noodzakelijk zijn.
De heer Oostdam wijst er op, dat er volstrekt geen 100.000.
wordt gevraagd. Er staat in de stukken, dat »de kosten van
het geheele verbouwingsplan worden geraamd op 100.000.
waarvan in totaal ƒ58650.voor de beide scholen voor
lager onderwijs". Het gaat dus slechts om laatstgenoemd
bedrag.
De Voorzitter zegt, dat geen van beide heeren goed heeft
gelezenhet geldt hier alleen de rente van een zekere som.
Mevrouw van Itallievan Embden doet opmerken, dat
ook haar de argumentatie voor en de aanbeveling van de
uitbreiding tamelijk slap voorkomen. In de stukken wordt
gezegd
«Thans laat de indeeling van de lokalen veel te wenschen
over en voldoen niet alle lokalen aan redelijke eischen."
Hetzelfde kan men zeggen van de gemeentelijke scholen,
maar daar wordt niet onmiddellijk tot verbetering overge
gaan. Meri moet rechtvaardig zijn, zoowel naar den eenen
als naar den anderen kant.
De heer Meijnen zegt, dat er niets tegen is, dat de heer
Verweij de Bijzondere Schoolbesturen aanspoort om zuinig te
zijn en alles wat naar luxe zweemt te vermijden. Burge
meester en Wethouders letten daar trouwens ook op. Alvorens
tot den bouw wordt overgegaan en de gelden worden uit
betaald, heeft steeds een secuur onderzoek plaats, ook ten
aanzien van het punt, dat de heer Verweij aanroert.