MAANDAG 26 NOVEMBER 1923. 231 Aan de orde is alsnu: II. Benoeming van eene tijdelijke leerares in de wis- en natuurkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. No. 341.) De Voorzitter verzoekt den heeren Heemskerk, Wilbrink, Mevr. van Itallievan Embden en den heer Verwey het stembureau te willen uitmaken. Wordt benoemd tot 1 September 1924 met 24 stemmen Mej. D. Laeijendecker; 2 biljetten waren in blanco. III. Benoeming van eene tijdelijke leerares in zang- en spraak vorming aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen en vaststelling van de haar toe te kennen belooning. (Zie Ing. St. No. 345.) De beraadslaging 'wordt geopend. De heer Verwey vraagt, wat de oorzaak is, dat in deze en de volgende vacature wordt voorzien door de benoeming van de in één der laatste Raadsvergaderingen ontslagen onderwijzeressen en waarom daarvoor sollicitanten niet in aanmerking komen. De heer Meijnen zegt, dat de reden, dat deze dames is gevraagd om eventueel tot wederopzeggens hare betrekkingen te blijven waarnemen, hierin is gelegen, dat het mogelijk is dat in de situatie van de Kweekschool verandering zal komen. Er zijn namelijk met het Rijk onderhandelingen aangeknoopt over een eventueele samensmelting van die inrichting met de Rijksnormaallessen en nu zou het zeer ongewenscht zijn om tijdens die onderhandelingen op belangrijke punten wijzi ging aan te brengen in de omstandigheden, waaronder de Kweekschool op dit oogenblik verkeert. Ook kunnen tenge volge van den eventueelen nieuwen toestand de betrek kingen, waarom het hier gaat, belangrijk van aard veran deren, zoodat het ook tegenover sollicitanten niet goed zou zijn om in dit stadium op andere wijze in deze vacature's te voorzien. Meer kan spreker er thans niet van zeggen, omdat de onder handelingen nog aan den gang zijn. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt benoemd met ingang van 16 December 1923 tot wederopzeggens met 26 stemmen Mej. A. S. A. van Kaathoven; 1 biljet was in blanco. (De heer Wilmer was inmiddels ter vergadering gekomen). De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders voor de belooning van Mej. van Kaathoven vast te stellen, wat betreft hare betrekking aan de afdeeliug A, op een be drag berekend naar f 120.'sjaars per wekelijksch lesuur en, wat aangaat hare betrekking aan de afdeeling B, op een bedrag berekend naar ƒ150.'sjaars per wekelijksch lesuur. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. IV. Benoeming van eene tijdelijke leerares in geschiedenis en aardrijkskunde aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen en vaststelling van de haar toe te kennen belooning. (Zie Ing. St. No. 345.) Wordt benoemd met ingang van 16 December 1923 tot wederopzeggens met algemeene (27) stemmen Mej. J. J. A. Longepée. De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders voor de belooning van Mej. Longepée vast te stellen op een bedrag berekend naar f 130.'sjaars per wekelijksch lesuur benevens eene vaste bezoldiging berekend naar 750.'s jaars. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de genomen moeite. V. Praeadvies op het verzoek van Mej. G. Bruintjes, om eervol ontslag als hoofd der Meisjesopleidingsscbool voor U. L. aan de Boommarkt. (Zie Ing. St. No. 338.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. VI. Praeadvies op het verzoek van N. Stok kerm ans, om de te bouwen loods in den tuin van perceel Os- en Paardelaan No. 35, van hout te mogen maken. (Zie Ing. St. No. 336.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies vari Burgemeester en Wethouders besloten. VII. Verordening, tot wijziging van de verordening van 2 Augustus 1920 (Gem.blad No. 35), betreffende het verleenen van een bijslag op de pensioenen aan Gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en weezen, toegekend krachtens de ver ordening regelende het verleenen van pensioen en wachtgeld aan Gemeente-ambtenaren en de verordening, regelende het verleenen van pensioen aan weduwen en kinderen van Gemeente-ambtenaren, zooals deze luiden na de wijziging van 26 Maart 1914. (Zie Ing. St. No. 346.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Het eenig artikel en daarmede de geheele verordening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. VIII. Voorstel om Burgemeester en Wethouders te machtigen de verschillende lokalen der Stads-Gehoorzaal tegen verminderd tarief af te staan aan de Leidsche Pluimvee-Vereeniging ten behoeve van hare in Februari a.s. te houden tentoonstelling. (Zie Ing. St. No. 337.) De Voorzitter stelt hierbij tevens aan de orde het voor stel van den heer Üostdam, strekkende om aan de Leidsche Pluim vee vereeniging voor haar tentoonstelling in de Stads- Gehoorzaal te berekenen het minimum-tarief, zijnde 40. per dag. De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter wijst erop, dat de verhuring van de Stads- Gehoorzaal geregeld is bij het Raadsbesluit, regelende de voorwaarden van verpachting der buffetten in de Stads- Gehoorzaal. Burgemeester en Wethouders kunnen de zaal verhuren tusschen minimum- en maximum-prijzen in, maar wanneer zij de zaal gratis in gebruik willen geven of voor minder dan het in het Raadsbesluit vastgesteld minimum, dan moet de Raad daartoe besluiten. Het voorstel van den heer Oostdam beteekent dus niets. Als hij het niet eens is met het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dan moet hij er tegen stemmen; wordt het voorstel verworpen, dan zal de verhuring vanzelf tegen het minimum-tarief berekend worden. De heer Oostdam zou even goed kunnen voorstellen »Ondergeteekende stelt voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders te verwerpen." Spreker geeft den heer Oostdam dan ook in overweging zijn voorstel in te trekken. De heer Oostdam wil zijn voorstel kortelijk toelichten. Burgemeester en Wethouders stellen natuurlijk zulk een lagen huurprijs voor, omdat zij de pluimveehouderij willen bevorderen. Dit wil spreker ook gaarne doen en daarom wenscht hij deze vereeniging het gebouw te verhuren tegen het minimum-tarief. De Voorzitter doet opmerken, dat volgens Raadsbesluit Burgemeester en Wethouders beslissen, of het minimum tarief of een hooger tarief in rekening gebracht wordt. De Raad heeft alleen te beslissen, wanneer het er om gaat te verhuren beneden het minimum-tarief of de zaal gratis in gebruik te geven. Wil men niet, dat de zaal aan deze vereeniging beneden het minimum-tarief verhuurd wordt, dan stemme men tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Oostdam verklaart dan zijn voorstel in te trekken, maar blijft bezwaar maken tegen den door Burgemeester en Wethouders voorgestelden lagen huurprijs. Het minimum-tarief van de Stads-Gehoorzaal ad ƒ40. per dag is indertijd door den Raad vastgesteld vooral met het oog op liefdadige doeleinden en nu gaat het Gemeentebestuur inderdaad ver genoeg, wanneer het de Leidsche Piuimvee- vereeniging op denzelfden voet behandelt als waarop volgens de verordening liefdadige instellingen behandeld kunnen worden. Voor dergelijke vereeniging, welke volstrekt geen liefdadige instelling is en geacht kan worden eenige draag-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 3