MAANDAG 26 NOVEMBER 1923. 247 Het amendement van den heer Knuttel wordt in stemming gebracht en met 18 tegen 13 stemmen aangenomen. Vóór stemmenmevrouw van Itallievan Embden, de heeren van der Wall, Coster, Witmans, mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Reimeringer, van Hamel, Eerdmans, Sijtsma, van Stralen, Spendel, van Rosmalen, Heemskerk, van den Heuvel, Knuttel, Oostdam, Verwey en mevrouw de StoppelaarZeeman. Tegen stemmende heeren Wilbrink, Bergers, Mulder, Meijnen, Sanders, Pera, Splinter, Wilmer, Huurman, Groene- veld, Baart, Kooistra en Eikerbout. De aldus geamendeerde conclusie sub C van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt vervolgens met 17 tegen 44 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Bergers, mevrouw van Itallie van Embden, de heeren van der Wall, Witmans, mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Reimeringer, van Hamel, Eerd mans, Sijtsma, van Rosmalen, van den Heuvel, Wilmer, Huurman, Knuttel, Oostdam, mevrouw de StoppelaarZeeman en de heer Eikerbout. Vóór stemmen de heeren Wilbrink, Coster, Mulder, Meijnen, Sanders, van Stralen, Spendel, Pera, Splinter, Heemskerk, Groeneveld, Baart, Verweij en Kooistra. De Voorzitter zegt, dat het voorstel van mevrouw van Itallie—van Embden in zake de demping van de Mare en het Levendaal en de desbetreffende adressen (conclusion sub D en E) hiermede als afgedaan worden beschouwd. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten de punten 19, 21 en 22 der agenda tot een volgende vergadering aan te houden. De Voorzitter zegt, dat hij een brief heeft ontvangen van mevrouw van Itallievan Embden, waarin aan Burgemeester en Wethouders wordt gevraagd of zij regelend willen optreden in zake het verkeer met autobussen, voor zoover een derge lijke regeling nog niet bij verordening is vastgesteld. Voor het geval de vraag bevestigend mocht worden beantwoord, geeft mevrouw van Itallie verschillende zaken aan, welke voor regeling in aanmerking zouden kunnen komen. Deze brief is aan spreker gericht, maar de bedoeling zal wel zijn een interpellatie te houden en daarvoor is de toe stemming van den Raad noodig. Spreker zou in overweging willen geven die toestemming niet te verleenen, omdat deze zaak blijkens het afdeelingsverslag in de afdeelingen is be handeld en dus vanzelf bij de behandeling van de begrooting aan de orde komt. Mevrouw van Itallievan Embden antwoordt, dat deze zaak niet in haar afdeeling is behandeld. Nu zij echter ver neemt, dat dit in andere afdeelingen wel is geschied, lijkt het ook haar het beste om de zaak bij de begrooting te bespreken. De Voorzitter zegt, dat het zijn voornemen is den Raad ter behandeling van de begrooting bijeen te roepen op 17, 18 en 19 December en eventueel volgende dagen. De heer Sijtsma verzoekt zijn beide interpellatie's vóór de behandeling van de begrooting op de agenda te plaatsen. De Voorzitter antwoordt daartoe bereid te zijn, mits de heer Sijtsma bij het houden dier interpellatie's kort wil zijn. De Voorzitter vraagt of een der leden nog iets in het belang van de gemeente heeft op te merken. De heer Elkerbout zegt, dat eenigen tijd geleden een verzoek is ingekomen in zake pensioensinkoop. Nu zal op dat verzoek, willen de betrokken personen niet de dupe worden, vóór 1 Januari 1924 moeten worden beslist, omdat op dien datum dat recht vervalt. De Voorzitter zegt deze zaak te zullen doen onderzoeken. Indien de opmerking van den heer Eikerbout juist mocht blijken, zal het praeadvies in de eerstvolgende vergadering aan de orde worden gesteld. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Buiten de agenda om werd nog behandeld een missive van Burgemeester en Wethouders van Zoeterwoude in zake de helfirig van schoolgelden voor de Hoogere Burgerschool en het Gymnasium te Leiden (pag. 230). Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 19