MAANDAG '26 NOVEMBER 1923. 239 Dr. Horst heeft verklaard, dat, wanneer de vereeniging wat meer inkomen had, zij nog veel meer zou willen doen en o. a. zou willen invoeren een lage contributie voor de min der welgestelde leden. De beraadslaging wordt gesloten. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt met 24 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemmenMevrouw van Itallievan Embden, de heeren van der Wall, Witmans, Mevrouw Dietrich-de Rooy, de heeren Mulder, Meynen, Sanders, Reimeringer, van Hamel, Eerdmans, Sijtsma, van Stralen, Pera, Splinter, Heemskerk, van den Heuvel, Wilmer, Huurman, Groeneveld, Baart, Knut tel, Verwey, Kooistra en Mevrouw de StoppelaarZeeman. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Bergers, Coster, Spendel, van Rosmalen, Oostdam en Eikerbout. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten thans eerst punt 20 der agenda te behandelen. XX. Voorstel in zake het maken van eene centrale riolee- ring der gemeente en het dempen van het Levendaal en de Mare. (Zie Ing. St. Nos. 315 en 335.) De Voorzitter stelt de conclusion van het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub A, B, C, D en E afzon derlijk aan de orde. Bij de conclusie sub A komt tevens in behandeling het door den heer Knuttel ingediende voorstel, luidende «Ondergeteekende stelt voor, naar aanleiding van punt 20 van de agenda voor de vergadering van 26 November, te besluiten, reeds aanstonds [de rioleering der vakken II, IV en VI ter hand te nemen." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Hamel begint met op te komen tegen de legende, die zich langzamerhand heeft gevormd, als zou reeds over de demping der Mare zijn beslist. Het destijds gevallen votum had slechts de strekking aan Burgemeester en Wet houders te verzoeken en op te dragen plannen te ontwerpen en een kostenberekening te maken. Spreker heeft dat in die vergadering uitdrukkelijk aan den Voorzitter ontlokt en daarna gezegd, dat hij daarmede voorloopig tevreden was, maar dat hij later, als het plan er was, niet gaarne zou hooren, dat in dezen reeds een beslissing was genomen. Eigenlijk doet het er niet veel toe, omdat de Gemeenteraad de kosten nog moet bespreken en bij verwerping van dit voorstel de zaak toch van de baan is. Spreker kan zich ten deele met het voorstel vereenigen. Hij verklaart zich echter tegen de demping der Mare. De Voorzitter geeft in overweging eerst punt A van het voorstel te behandelen en daarna de overige punten. De heer van Hamel meent dat op deze wijze de discussie's konden worden bekort. De Voorzitter doet opmerken, zooals de heer van Hamel zelf erkent, dat het er eigenlijk niets toe doet, of men al dan niet van meening is, dat den vorigen keer principieel over de demping van de Mare is beslist. Er is toen bovendien uitdrukkelijk verklaard, dat, indien er een nader uitgewerkt voorstel kwam, de Raad daarover vrij zou kunnen beslissen. Wat betreft conclusie sub A, strekkende om in beginsel te besluiten tot het maken van eene centrale rioleering der gemeente en in verband daarmede ter beschikking van Bur gemeester en Wethouders een bedrag van 180.500.te stellen voor den bouw van een noordelijk pompstation met persleiding naar de Slaaghsloot, de Raadsleden zijn vanmiddag over de technische zijde van dit voorstel ingelicht. De heer Sijtsma zegt eerst geaarzeld te hebben om met Burgemeester en Wethouders mee te gaan, omdat hij vreesde dat aanneming van dit voorstel als consequentie zou mee brengen, dat het geheele plan moest worden geaccepteerd. Maar nu aan spreker uit de inlichtingen, welke de Raad hedenmiddag heeft ontvangen, is gebleken, dat dit slechts het begin is en de Raad telken jare in verband met den stand der geldmiddelen kan beslissen, hoever hij wil gaan, gelooft spreker dat dit voorstel, zooals het in het praeadvies is omschreven, n.l. dat begonnen zal worden met den bouw van het noordelijk pompstation, en dat den Raad niet bindt aan een of ander voortgezet plan, gerust kan worden aan genomen. De heer Spendel acht de redeneering van den heer Sijtsma onjuist. Als dit pompstation gebouwd wordt, dan zit daarbij de bedoeling voor om daarop te zijner tijd andere werken aan te sluiten. De Voorzitter sluit zich hierbij aan. Men zal dit pomp station bouwen, niet om dat zoo maar te laten staan, maar om daarop achtereenvolgens de verschillende wijken aan te sluiten. Het is nu nog niet te zeggen in welk tempo die aansluiting zal geschieden, welke en hoeveel wijken aange sloten zullen worden; in elk geval natuurlijk de wijken achter den Mare- en Heerensingel. Spreker zou met het oog daarop willen voorstellen het voorstel van den heer Knuttel in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies te stellen. Het kan toch zijn, dat ten gevolge van een betere verversching der grachten voor sommige wijken de rioleering niet of minder noodig zou zijn. In de eerste plaats zullen echter aan het noordelijk pompstation aangesloten moeten worden die wijken, welke een geheel onvoldoende loozing hebben, namelijk de wijken ten Noorden van den Maresingel en den Heerensingel. Of het zuidelijk pompstation er ooit zal komen, moet de toekomst uitwijzen. De heer Knuttel zegt, dat, aangezien zijn voorstel zonder praeadvies buitengewoon weinig kans zou hebben om aange nomen te worden, er niet veel anders zal opzitten dan het praeadvies te aanvaarden. Spreker zou dan echter op spoed willen aandringen. In sprekers voorstel is een kleine vergissing geslopen. Zijn Ingekomen Stukken waren in het ongereede geraakt en nu heeft hij zijn wijsheid opgediept uit bladz. 42 van het Rapport, waaruit spreker den indruk kreeg, dat in het voorstel onder deel 1 werd vooropgesteld. Spreker vervangt dus in zijn voorstel »II, IV en VI" door »1 en IV." De Voorzitter zegt dit te nemen als aanhangsel, omdat Burgemeester en Wethouders dan met een voorstel moeten komen. De bedoeling is om eerst het noordelijk pompstation te bouwen en dan de wijken achtereenvolgens aan te sluiten. Het college wil met wijk I beginnen en het desbetreffend voorstel kan dan tegelijk met het uit te brengen praeadvies op het voorstel van den heer Knuttel worden behandeld. Burgemeester en Wethouders willen trachten de zaak te bespoedigen, maar, waar alles nauwkeurig dient te worden overwogen, zal het wel een jaar duren, zoodat dit werk voor de werkverschaffing voorloopig geen beteekenis heeft. De heer Eerdmans acht het wenschelijk de persleiding, welke van het pompstation het vuil zal brengen naar de Slaaghsloot, zoo te construeeren, dat zij een hoogen druk kan ondergaanniet den druk, in het rapport genoemd, ten einde in de toekomst mogelijke teleurstellingen te voorkomen. Spreker wil dit als een van zijn wenschen vastleggen. De Voorzitter acht het zeer verstandig, dat de heer Eerdmans dien wensch te kennen geeft, maar zegt dat over dit punt thans niet kan worden gestemd. De beraadslaging wordt gesloten en conclusie sub A zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Tevens wordt zonder hoofdelijke stemming besloten het gewijzigd voorstel van den heer Knuttel te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. Conclusie sub B. De Voorzitter zegt, dat uit de voorlichting, welke de Raad hedenmiddag in verband met conclusie sub A heeft ontvangen, is gebleken, dat het Levendaal niet kan worden gedempt, alvorens daar de rioleering is aangelegd of op andere wijze een betere waterverversching is tot stand gekomen, aangezien anders een groot deel van Leiden, zooals de Zoeterwoudsche Singel, het Rapenburg, enz., zou vervuilen. Wanneer in dien toestand kan worden voorzien, zal afhangen van het tempo, waarin gewerkt zal kunnen worden, en van de volgorde, waarin de wijken zullen worden aangesloten. Ook Burgemeester en Wethouders begrijpen, dat het Levendaal te eeniger tijd zal moeten worden gedempt, omdat de Hoogewoerd van het einde der Breestraat tot voorbij de Kraaierstraat met het oog op het drukke verkeer een veel te smalle verbindingsweg is. Deze zaak blijft de aandacht van Burgemeester en Wethouders houden. Er zal ook dienen te worden nagegaan, in hoeverre het Rijk, waar het hier een traverse betreft, bereid is mede te werken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 11