220
MAANDAG 5 NOVEMBER 1923.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XVII. Voorstel tot verhooging van den post «Subsidie aan
het Burgerlijk Armbestuur" voor 1923, met een bedrag van
50.000.—.
(Zie Ing. St. No. 318.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XVIII. Voorstel tot het doen rooien en verkoopen van
boomen.
(Zie Ing. St. No. 319.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Reimeringer zegt bezwaar te hebben tegen het
doen rooien van de linden in de Nieuwstraat vóór perceel 34.
Vooreerst keurt hij het in het algemeen af, dat een particulier,
die een huis koopt of huurt, de boomen vóór dat huis laat
rooien, maar bovendien zou zijns inziens door het verwijderen
van deze linden het natuurschoon zeer worden geschaad.
Die boomen doen in dat stadsgedeelte, waar men die oude
geveltjes met de daaraan verbonden oude legende aantreft,
zeer goed. Spreker dient het volgend voorstel in:
«De ondergeteekende stelt voor van de lijst der voor
rooiing voorgedragen boomen te schrappen de drie linden
Nieuwstraat voor perceel No. 34".
De heer Splinter begrijpt niet, dat de heer Reimeringer
tot het doen van dit voorstel komt, omdat de eigenaar van
het betrokken perceel heeft gevraagd deze boomen, welke, als
zij in blad staan, aan de bovenkamers alle licht en lucht
ontnemen, te verwijderen.
De Voorzitter verbaast zich er over, dat de heer Reime
ringer deze kwestie zelf ter sprake brengt, omdat het usance
is dat een Wethouder, die zich met eenig voorstel van het
college niet kan vereenigen, met het kenbaar maken van
zijn bezwaren wacht, totdat dit uit den Raad geschiedt en
dan een eventueel voorstel steunt.
Spreker is ter plaatse den toestand gaan opnemen en is
tot de slotsom gekomen, dat het een onbillijkheid zou wezen,
indien dit verzoek werd afgewezen. Het zou wellicht mooier
zijn, als die boomen bleven staan, maar zij staan veel te
dicht bij het huis en belemmeren den bewoner ten zeerste
in zijn zaak. Die boomen zijn daar niet geplaatst ter bevor
dering van het stadsschoon, maar op verzoek van een vroegeren
eigenaar, die op die manier zijn wijnpakhuis koel wilde
houden. Zij zijn dan ook niet in onderhoud bij de gemeente,
al staan zij in gemeentegrond. Had de gemeente daar een
laan aangelegd, zoodat die boomen tot de stadsbeplanting
behoorden, dan zou de zaak anders staan, maar in dit geval
zou spreker het overdreven vinden om het verzoek te weigeren,
te meer omdat van ontsiering der omgeving geen sprake is.
Dan zou men niets meer kunnen veranderen. Het zou iets
anders zijn, als men de boomen wilde rooien op het plein
van de Hooglandsche kerk of op het Rapenburg. Hier staan
de boomen niet in een rij, en van de 10 boomen blijven er toch
nog 7 staan.
De heer van Hamel begrijpt niet, wat het stadsschoon met
deze drie boomen te maken heeft. Deze boomen staan zoo
dicht vóór dat perceel, dat alle toetreding van licht en lucht
belemmerd wordt, en spreker kan zich dan ook levendig voor
stellen, dat de eigenaar van dat perceel er op gesteld is, dat
die boomen verdwijnen. Het was nog iets anders, als deze drie
boomen deel uitmaakten van een laan. Spreker meent dan
ook, dat de heer Reimeringer overdrijft en in deze optreedt
als een schoonheidsfanaticus.
De heer Reimeringer antwoordt den heer van Hamel, dat
over smaken niet te twisten valt. Die boomen doen daar
heel goed en in de buurt, bij de kerk, zijn door de gemeente
zelf boomen geplant, die met de boomen in de Nieuwstraat
ongeveer in één lijn staan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Reimeringer, dat voldoende
ondersteund wordt, wordt met 28 tegen 3 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Kooistra, Verweij, mevrouw de
StoppelaarZeeman, de heeren van der Wall, Spendel, Bergers,
Coster, Heemskerk, Mulder, Meijnen, Sanders, Sijtsma, van
Stralen, Mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Witmans,
Pera, Eikerbout, Splinter, van Rosmalen, Mevrouw Dietrich
de Rooij, de heeren Dubbeldeman, Wilmer, Wilbrink, Huurman,
van Hamel, Groeneveld, van Eek en Oostdam.
Vóór stemmen de heeren: Eerdmans, Reimeringer en Knuttel.
(De heer Baart had gedurende deze stemming de vergadering
tijdelijk verlaten.)
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XIX. Voorstel in zake het verleenen van een gratificatie na
het overlijden van gemeente-ambtenaren, niet vallende onder
de bepalingen der verordening, regelende den rechtstoestand
van de ambtenaren der gemeente Leiden, met intrekking van
het Raadsbesluit van 17 Maart 1845, laatstelijk gewijzigd 16
October 1913.
(Zie Ing. St. No. 324.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XX. Voorstel:
a. tot aankoop van het perceel aan de Bloemstraat Sectie
K No. 1291
b. tot beschikbaarstelling van de voor dien aankoop be-
noodigde gelden.
(Zie Ing. St. No. 331.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXI. Praeadvies op het verzoek van Dr. A. H. (Jort, om
een jaar verlof als le geneesheer aan het Sanatorium «Rhijn-
geestbuiten bezwaar van de gemeentekas.
(Zie Ing. St. No. 325.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXII. Praeadvies op het verzoek van de afd. Leiden van
den Bond van Technici, om aan de voorwaarden, waaronder
aan bouwvereenigingen, ten behoeve van den bouw van
arbeiderswoningen, voorschotten worden verstrekt, bepalingen
toe te voegen in zake de eischen, waaraan het toezichthoudend
personeel moet voldoen, alsmede de getalsterkte van dat
personeel.
(Zie Ing. St. No. 332.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XXIII. Praeadvies op het voorstel van den heer van Eek,
in zake verlaging van den prijs van het gas.
(Zie Ing. St. No. 333.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Eck herinnert er aan, dat het voorstel, door
hem in de vorige vergadering ingediend, hetzelfde voorstel
was, dat de Commissie voor de Lichtfabrieken in haar meer
derheid aan Burgemeester en Wethouders in overweging had
gegeven, zoodat hij het namens die commissie kon indienen.
Thans is één lid van meening veranderd, zoodat nu de meer
derheid der commissie de aanneming van spreker's voorstel
ontraadt, maar in elk geval staat nog de grootst mogelijke
minderheid aan zijn zijde.
Spreker wil eerst even nagaan de tegenargumenten, door
Burgemeester en Wethouders voor hun afwijzend standpunt
aangevoerd. Het argument, dat het gewenscht is de finan-
cieele resultaten van de fabrieken over 1923 af te wachten,
acht hij geen argument van voldoende waarde, omdat met
nagenoeg zekerheid kan worden aangenomen, dat de winst
van ƒ63000.welke op de begrooting voor 1923 is geraamd,
zal worden verkregen, ook al wordt met de meteropneming
van November de gasprijs met 1 cent verminderd. Over de
eerste acht maanden van het jaar is namelijk reeds een winst
gemaakt van ƒ97000.en al kost de prijsvermindering met
1 cent ƒ10000.per maand, men kan veilig aannemen, dat
dat winstcijfer van ƒ63000.zal worden bereikt, vooral als
men in aanmerking neemt, dat de winst van 79000.welke
verleden jaar over de eerste acht. maanden was gemaakt,
gedurende de wintermaanden tot ƒ152000.is gestegen.
Over den achteruitgang van den omzet, waarop Burge
meester en Wethouders in de tweede plaats wijzen, wil spreker