MAANDAG 5 NOVEMBER 1923.
215
en teeker.en aan de afdeeling B der Kweekschool voor
onderwijzers en onderwijzeressen.
Dit verzoek luidt als volgt:
Leiden, 3 November 1923.
Edelachtbare Heeren,
Ondergeteekenden. leeraren in het rekenen en teekenen aan
den Cursus voor de hoofdacte, hebben met verbazing en
teleurstelling vernomen, dat het hun, wegens ophetfmg der
betrekking, te geven ontslag zal ingaan op 16 October 1923.
Wel is hun omstreeks dien datum medegedeeld, dat hunne
diensten verder overbodig waren, doch zij konden niet denken,
dat zoo plotseling een einde zou komen aan het ontvangen
van inkomsten, die zij respectievelijk 9 en 6 jaren hadden
genoten.
Waar zij zelve gebonden zijn aan een opzegtermijn van
2 a 3 maanden, achten zij het billijk, dat ook de Gemeente
ten opzichte van hen een dergelijken termijn in acht neemt.
Zij verzoeken U mitsdien beleefd bij 't vaststellen van den
datum van ontslag met die billijkheid rekening te willen
houden.
Met verschuldigde gevoelens
Uw dw dn
J. Broeze.
J. H. Wattez.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Zal worden behandeld bij punt 5 der agenda.
15°. Verzoek van A. A. Visser en 69 anderen, allen bewoners
van de Lange Mare, om spoedig over te gaan tot demping
van de Mare.
Zal worden behandeld tegelijk met het desbetreffend prae-
advies.
16°. Adhaesiebetuiging van de «Hanze", afdeeling Leiden
van den Bond van Roomsch-Katholieke Vereenigingen van
den handeldrijvenden en industrieelen middenstand in het
Bisdom Haarlem, aan het voorstel-Witmans c.s., in zake in
trekking van het tapverbod.
Zal worden behandeld tegelijk met het desbetreffend prae-
advies.
17°. Verzoek van de Woningbouw vereeniging «Eensgezind
heid" om toekenning van een woningvoorschot in de kosten
van uitvoering van een plan tot den bouw van 15 beneden
en 15 bovenwoningen aan den Zijlsingel.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
18°. Verzoek van H. Binnendijk, Secretaris van het Leidsch
Drankweer-Comité, om niet in te gaan op het voorstel-
Witmans c.s. in zake intrekking van het tapverbod.
19°. Verzoek van de Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Rijnland, om het voorstel Witmans c.s. in zake intrekking
van het tapverbod aan te [nemen en tevens aan te dringen
op eene algemeene Rijksregeling.
De beslissing omtrent de wijze van behandeling van deze
adressen wordt aangehouden tot de volgende vergadering,
aangezien zij te laat zijn ingekomen.
De Voorzitter zegt, dat, zooals den Raad bekend is, in de
raadszitting van 16 April werd besloten tot het voeren van
verweer in de door de Haagsche Tramweg-Maatschappij aan
hangig gemaakte procedure, betreffende de onteigening van
2 perceelen weiland Sectie P. Nis 195 en 196, ten behoeve
van den aan te leggen tramweg den Haag— WassenaarLeiden.
De Maatschappij toch had aan de gemeente aangeboden
een som van 17.657.20 en 500.— voor het uitvoeren van
eenige werken, terwijl de gemeente in totaal ruim 30.000.
had gevraagd.
De Rechtbank heeft de schadeloosstelling, bij vonnis van
17 October jongstleden, bepaald op 29.390.20.
Tegen dit vonnis heeft de Maatschappij cassatie ingesteld
en wij achten het wenschelijk dat de gemeente daartegen
verweer voert, waartoe ook de rechtsgeleerde raadsman der
gemeente adviseert blijkens zijn navolgend schrijven:
Leiden, 5 November 1923.
Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente
Leiden.
Kennis genomen hebbende van de, ten verzoeke van de
N.V. Haagsche Tramweg-Mij, aan den EdelAchtb. Heer Jhr.
Mr. Dr. N. C. de Gijselaar, in diens hoedanigheid van Burge
meester der Gemeente Leiden beteekende dagvaarding, hou
dende oproeping om op 7 Nov. 1923 a.s. des morgens te 11
uur te verschijnen voor den Hoogen Raad der Nederlanden,
ten einde de in de dagvaarding omschreven cassatiemiddelen
tegen het vonnis door de Arrondissements Rechtbank te
's Gravenhage, 2e Kamer, d.d. 17 Oct. 1923 te hooren aan
voeren, adviseer ik Uw College aan den Raad uwer Gemeente
vóór te stellen tegen het aanhangig gemaakt geding in cassatie
verweer te voeren.
Het door de Rechtbank in de onteigeningsprocedure gewezen
vonnis, waarin de Tramweg-Maatschappij werd veroordeeld
als schadeloosstelling voor de onteigening, aan de Gemeente
te betalen 29.390.20, komt mij volkomen juist voor, en de
cassatiemiddelen daartegen aangevoerd, welke uitsluitend
opkomen tegen dat gedeelte van het vonnis, waarin de
Rechtbank, zich vereenigend met het inzicht der deskundigen
ten aanzien van het, bezuiden de te onteigenen strook over
blijvend gedeelte, heeft beslist, dat die strook, na de ont
eigening, niet meer gerekend kan worden de waarde te hebben,
welke zij vóór de onteigening had, ongegrond.
Naar mijn oordeel moeten de middelen afstuiten op de
feitelijke en dus in cassatie niet aantastbare beslissing in het
vonnis vervat, dat, terwijl vóór de onteigening de boven
bedoelde strook grond, bouwterrein was, gelegen aan den
Rijnsburgerweg, en dus daaraan de waarde kan worden toe
gekend, welke aldaar gelegen grond heeft, die strook, na de
onteigening door de trambaan in 2 deelen zal worden ge
sneden, en dientengevolge in waarde zal dalen, daar het na
de onteigening niet meer kan worden gerekend te behooren
tot en de waarde te hebben vanaan den Rijnsburgerweg
gelegen bouwterrein.
Zooals ik boven mededeelde, dient de zaak voor den Hoogen
Raad Woensdag a. s. en met het oog daarop zou ik bet van
groot belang achten, dat de Raad nog vóór dien dag het
besluit nam in de cassatieprocedure verweer te voeren en
dit besluit vóór Woensdag door Gedeputeerde Staten werd
goedgekeurd. Als u dit kunt bewerken, worden quaesties
voorkomen.
Met verschuldigde Hoogachting
E. A. Cosman.
Het cassatieberoep wordt behandeld op Woensdag 7 No
vember a. s. en spreker zou daarom willen vragen, of de
leden kunnen goedvinden, dat deze zaak spoedeischend be
handeld wordt?
Zoo ja, dan stelt spreker voor te besluiten dat de gemeente
verweer zal voeren in het cassatieberoep van de Haagsche
Tramweg Maatschappij, in zake de procedure, door die
Maatschappij ingesteld, betreffende de onteigening van 2 per
ceelen weiland Sectie P. Nis 195 en 196, ten behoeve van
den aan te leggen tramweg den HaagWassenaarLeiden.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over
eenkomstig het voorstel besloten verweer te voeren.
Aan de orde is alsnu
I. Benoeming van een lid-werkgever van het Bestuur der
Gemeentelijke Arbeidsbeurs.
(Zie Ing. St. No. 320.)
De Voorzitter verzoekt den heeren Eikerbout, Eerdmans,
Kooistra en Coster het stembureau uit te maken.
Wordt benoemd met 28 stemmen de heer J. Zitman; 1
biljet was in.blanco, terwijl 1 biljet van onwaarde was.
(De heer Knuttel had de vergadering inmiddels tijdelijk
verlaten).
II. Benoeming van een plaatsvervangend lid-werkgever van
het Bestuur der Gemeentelijke Arbeidsbeurs.
(Zie Ing. St. No. 320.)
Wordt benoemd met 24 stemmen de heer J. Meijer Jzn.;
de heer F. J. L. van Noort verkreeg 5 stemmen, terwijl 1
biljet in blanco was.
III. Benoeming van een lid der Commissie tot wering van
Schoolverzuim.
(Zie Ing. St. No. 321.)
Wordt benoemd met 28 stemmen de heer J. Schouten Azn.;
Mevrouw Eerdmans verkreeg 1 stem, terwijl 2 biljetten in
blanco waren.
(De heer Groeneveld was inmiddels ter vergadering ge
komen).
De Voorzitter stelt voor om punt 5 van de agenda te
behandelen vóór punt 4.
Daartoe wordt besloten.