224 MAANDAG 5 NOVEMBER 1923. mag men stellen de erfenis, die de gemeente ten deel ge vallen is ten gevolge van een goed beheer van de gasfabriek in den vorm van een concurreerenden gasprijs en een tamelijke winst. Men moet zich niet blind blijven staren op het feit, dat het winstcijfer iets hooger is dan men oorspronkelijk heeft geraamd. Spreker ziet niet in, waarom men per se aan die raming zou moeten vasthouden. Ook kan men er niet vast staat op maken, dat, als nu de gasprijs met 1 cent wordt verlaagd, er volgend jaar een batig saldo zal zijn. Gezien de toestanden in het buitenland zou het best kunnen zijn, dat men dan met verlies zou werken en men zou dan weder moeten komen met een voorstel tot verhooging van den gas prijs, wat allerminst gewenscht zou zijn. Voor een groot deel kan spreker onderschrijven het betoog van den Wethouder, dat men elke maand, dat men verder is, over meer resultaten kan beschikken, en des te vaster zijn houding kan bepalen. Daarom gaat spreker accoord met de gedachte om de herziening van den gasprijs bij de be grooting te bespieken. Hij wil zich in deze nader bedenken, want hij zal ten aanzien van het reductiestelsel en de ga-prijs'eimindering niet spoedig tot overeenstemming komen met den Wethouder, maar in elk geval is hij er tegen om twee maanden vóór het einde van het jaar een gasprijsverlaging in te voeren. Er zijn wel gezinnen, welke een dergelijke ver laging noodig hebben, maar aan den anderen kant houdt zulk een verlaging een gemis aan inkomsten voor de gemeente in, welke deze misschien niet zal kunnen ontberen, vooral in de toekomst. Spr eker hoopt dus, dat de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders zal aannemen. De heer van Eck zegt, dat uit de woorden van den heer Pera wel is gebleken voor welk gevaar de Raad staat. De heer Pera wil wel degelijk bij de begrooting het geld, dat extra uit de Lichtfabrieken komt, gebruiken tot leniging van den nood der gemeente en hij zegt; laat dat meevallertje maar ongemerkt binnenkomen, want de ingezetenen merken niet, als zij het moeten betalen. Dit is het ellendige systeem van de indirecte belastingen, welke ook worden betaald door hen, die het niet hebben, en wel terwijl zij het niet weten. Het betalen der directe belastingen kan zwaar vallen, maar daarbij wordt althans met de draagkracht rekening gehouden, hetgeen niet geschiedt, als de gemeente een noodzakelijk levensartikel levert tegen een hoogeren prijs dan noodig is. De berekening van den heer Wilbrink is niet juist, omdat hij uit het oog verliest, dat de winst van ƒ97000.in de èerste 8 maanden van 1923 gemaakt, is verkregen in een tijd, toen de kostprijs van het gas veel hooger was dan de Direc teur nu aangeeft. De tijd tot gasprijsverlaging is thans ge komen, omdat de kostprijs is gedaald. Spreker geeft toe, dat hij geen deskundige is evenmin als de heer Wilbrink, maar, als de Directeur zegt, dat geen bezwaar tegen gasprijsver laging bestaat, ziet hij geen reden waarom de Raad een ander standpunt zou innemen, tenzij men, evenals de heer Pera, er zooveel mogelijk uit wil halen teneinde een lek in de gemeentefinanciën te stoppen. Spreker legt zich er nu bij neer, dat een matige winst wordt gemaakt, maar. als eenmaal een bepaald bedrag daarvoor is geraamd, moet men zich daaraan houden en, indien het met behoud van de winst mogelijk is tot gasprijsverlaging over te gaan, is het logisch en eerlijk dat te doen. De heer Heemskerk zegt, dat de Wethouder de strekking van zijn vraag niet heeft begrepen. Zijn bedoeling was deze: de Directeur heeft midden in het jaar aan Burgemeester en Wethouders zijn advies gegeven in zake de vraag hoe groot de winst voor 1924 zou wezen. Spoedig daarop is hij gekomen met het advies om den gasprijs te verlagen. Nu was sprekers vraag: heeft de Directeur een winst van ƒ88000.op de begrooting van 1924 in uit zicht gesteld op de basis van een gasprijs van 11 cent, dan wel op de basis van een gasprijs van 10 cent? Het standpunt van den heer Pera kan spreker niet deelen. De gemeentebedrijven moeten leveren een product, dat zoo goed mogelijk en tevens goedkoop is, en zij mogen daarop eenige winst maken, maar men mag er niet naar streven om door opvoering van het winstcijfer de andere inkomsten van de gemeente kunstmatig naar beneden te drukken. r De heer Sanders kan den heer Heemskerk alsnog ant woorden, dat de begrooting voor 1924 is opgemaakt op de basis van een gasprijs van 11 cent. Wat betreft de uitlating van den heer van Eck, dat de Directeur deze verlaging best aandurft, daartegenover stelt spreker, dat de Directeur prijsverlaging aandurft, wanneer het debiet vooruitgaat en de steenkolenprijzen op dezelfde hoogte blijven, wat op het oogenblik dubieus is. Het zou zeer moeilijk gaan om, wanneer men nu tot prijsverlaging overgaat, over eenigen tijd weder met een voorstel tot ver hooging te komen. De heer van der Wall moet er tegen opkomen, dat men hier in zekeren zin met een belasting zou te maken hebben. De gasprijs is een zuivere retributie Hoe minder gas men gebruikt, hoe minder men uit dien hoofde aan de gemeente betaalt. Aangezien 'de Raad straks bij de behandeling der begrooting waarschijnlijk nog voor geheel andere dingen zal komen te staan, zal spreker stemmen voor het praeadvies van Burge meester en Wethouders. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer van Eck wordt met 17 tegen 15 stemmen verworpen. Tegen stemmen: mevrouw de StoppelaarZeeman, de heeren van der Wall, Spendel, Bergers, Coster, Eerdmans, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders, Pera, Splinter, Wilmer, Wilbrink, Huurman, van Hamel en Oostdam. Vóór stemmende heeren Kooistra, Verweij, Heemskerk, Sijtsma, van Stralen, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Witmans, Baart, Knuttel, Eikerbout, van Rosmalen, mevrouw Dietrichde Rooij, de heeren Dubbeldeman, Groene- veld en van Eck. De Voorzitter geeft thans het woord aan den heer Knuttel tot het houden van zijn interpellatie, waartoe de Raad hem bij het begin der zitting verlof heeft verleend. De heer Knuttel herinnert er aan, dat in den Gemeenteraad bij de bespreking van het werkloozenvraagstuk herhaaldelijk het streven tot uiting is gekomen om de uitkeeringen aan de werkloozen, welke toch al in elk opzicht zoo volstrekt onvoldoende zijn, in ieder geval te brengen tot het hoogste bedrag, dat de verschillende regelingen, door de Regeering getroffen, toelieten. De Raad heeft meermalen besluiten en maatregelen in dien geest genomen en tot die maatregelen heeft ook behoord de oprichting van de crisis-commissie. Men heeft een dergelijke commissie in de eerste plaats inge steld, omdat in sommige gevallen, waarin het Burgerlijk Armbestuur met zijn uitkeeringen niet kwam tot de hoogste bedragen, welke de Regeeringsregelingen toelieten, de crisis commissie dat wel kon doen. Zonder dat nu iets in den toestand is veranderd, zijn de leden van de Federatie van Transportarbeiders, die eerst steun kregen van de crisis commissie, overgebracht naar het Burgerlijk Armbestuur. Dat heeft voor allen zeer onaangename finaneieele gevolgen, voor sommigen zelfs schromelijke gevolgen. Vooreerst is de maximum-uitkeering van J5.tot 12.50 teruggebracht, zoodat verschillende menschen met groote gezinnen niet meer krijgen dan laatstgenoemd bedrag, maar bovendien is de uitkeering voor sommige werkloozen van 9.op niets teruggebracht. Spreker zal een paar gevallen noemen. Het eene betreft een weduwnaar met vier kinderen, die in het weeshuis zijn; de man zelf woont bij zijn vader in en nu acht men dien vader van 65 jaar gehouden tot het volledig onderhoud van een zoon van ruim 40 jaar. Het is eigenlijk een parodie op den onderhoudsplicht. Het andere geval is dat van een op zich zelf staand persoon, die in een logement woont en daar voor zijn kamertje ƒ4. per week moet betalen: de uitkeering van dien man is van f 9.op 5.teruggebracht, zoodat hij zich van 1. per week moet voeden en kleeden. Spreker zou zoo meerdere voorbeelden kunnen noemen, waaruit blijkt, dat de gevolgen voor die menschen niet gering zijn. Van een ambtenaar van het Burgerlijk Armbestuur vernam spreker, dat deze maatregel was getroffen, omdat de Federatie van Transportarbeiders niet in het bezit is van een werkloozenkas, maar dit laatste was evenmin het geval, toen de leden der Federatie bij de crisis-commissie werden ingedeeld. Spreker vraagt welke nieuwe toestand is geschapen, waardoor deze maatregel moest worden getroffen. Vooreerst beteekent het bezit van een werkloozenkas voor uitgetrokken werkloozen, die dus geen uitkeering meer krijgen en tusscben wie en zulk een kas geen band meer bestaat, al heel weinig, maar bovendien is de practische werking van een werkloozenkas voor losse arbeiders nihil, omdat het aantal dagen, dat men moet hebben gewerkt om een uitkeering te krijgen, zoo groot is, dat het door hen bijna nooit wordt bereikt. Het zal een hooge uitzondering zijn, als één van de leden van deze organisatie het zoover brengt. Op deze wijze zal een categorie van werkloozen, die in het algemeen tot de zwaarst getroffenen behooren, voor wie in het algemeen de vooruitzichten buitengewoon slecht zijn, vooral nu de gasfabriek weder een transportinrichting voor hare kolen zal nemen of reeds heeft genomen, waardoor weder een van de voornaamste bronnen van bestaan voor deze menschen wordt weggenomen, tot volslagen pauperisme worden nedergedrukt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 12