222 MAANDAG 5 NOVEMBER 1923. De heer Elkerbout acht het begrijpelijk, dat Burgemeester en Wethouders in hun praeadvies zeggen, dat, aangezien de begrooting nog niet behandeld is, men zeer voorzichtig moet zijn met het doen van stappen in de richting van prijs verlaging. In Juni is de begrooting door den Directeur aan Burgemeester en Wethouders gezonden en daarbij is rekening gehouden met een prijs van 11 cent per M3. Vóórdien was reeds medegedeeld, zonder dat Commissarissen daarnaar ge vraagd hadden, dat, indien de nieuwe fabriek in werking zou zijn, een voorstel zou komen tot verlaging van den gasprijs. De toestand was, na het indienen der begrooting door den Directeur, eenigermate gunstiger geworden, maar Commissa rissen meenden, dat niet zoo direct op het voorstel van den Directeur moest ingegaan worden, doch dat eerst nog een nader onderzoek zou moeten ingesteld worden, dat dan ook heeft plaats gehad en waarbij ook ter sprake kwam de invoering van het reductiestelsel. De Directeur stelde met het oog op de komende wintermaanden er hoogen prijs op, dat daar mede voortgang zou gemaakt worden. Nadien hebben Commissarissen een nader schrijven gekregen van Burgemeester en Wethouders, waarin erop gewezen werd, dat de begrooting voor 1924 nog in behandeling moest komen, en dat over Juli en Augustus voor het eerst sinds 1918 een achteruitgang in de gaslevering viel waar te nemen. Com missarissen zijn na onderzoek tot de slotsom gekomen, dat die kleine achteruitgang niet gelegen was in het minder verbruik van de gewone gebruikers, maar in het minder verbruik van de groot-industrie. Desniettegenstaande heeft het winstcijfer van de gasfabriek over de eerste 8 maanden van dit jaar 97000.bedragen, dus nog 7000.meer dan bij indiening der begrooting 1924 over het geheele jaar 1923 was geraamd. Er zou dus nog voldoende overblijven wanneer men over de 2 laatste maanden van dit jaar per maand 10000.prijs gaf als gevolg van verlaging van den gasprijs met 1 cent per M3. Spreker stelt zich ook op het standpunt, dat de bedrijven van de overheid niet te groote winst moeten maken, maar hij gelooft wel, dat over 1923 door elk der fabrieken een winst van 100.00U.zal worden gemaakt, zoodat het niet onbelangrijke bedrag van ƒ200.000.aan de gemeente zal kunnen worden afgedragen. Verder zeggen Burgemeester en Wethouders een voor zichtige politiek te willen voeren. Spreker is daar ook voor, maar hij heeft zich afgevraagd of Burgemeester en Wethouders daartoe alleen worden gebracht door vrees voor een teruggang der productie of van het afzetgebied, dan wel of andere over wegingen daarbij in het spel zijn, bij voorbeeld dat men gedekt wil zijn tegen een verlies van inkomsten ad 75000. wanneer eventueel bij de begrooting een voorstel tot afschaffing van de zakelijke belasting op het bedrijf mocht worden aangenomen, of dat men een zekere reserve wil hebben uit de Lichtfabrieken voor het geval voor 1924 hoogere uitgaven worden gedaan dau waarop is gerekend. Is dat laatste het geval, dan wordt hier, naar spreker meent, een ongeoorloofde politiek gevoerd, want dan zou men om bijkomstige redenen tegen een gasprijsverlaging zijn. Spreker stelt zich op het standpunt, dat, als een zekere winst uit het bedrijf der Lichtfabrieken daarvoor moet worden gehaald, het beter is dat bedrag op de belasting te leggen, waardoor althans alle ingezetenen er naar draagkracht aan mee zullen betalen, dan het in den vorm van een hoogeren gasprijs gelijkelijk op een groot deel der bevolking te laten drukken. De heer Knuttel wenscht twee opmerkingen te maken, vooreerst dat het toch met de begrooting, welke niet zonder bedoeling zoo gesteld is, er raar gaat uitzien, indien men aanneemt, dat een bedrag, dat men als winst uit de Licht fabrieken wil halen een bedrag, dat spreker geheel zou willen schrappen, maar dat er nu eenmaal staat in de practijk verre moet worden overschreden. Dat is een tusschen- tijdsche verhooging der begrooting buiten eenig Raadsbesluit om. Spreker meent, dat men, zoodra dat bedrag dreigt te worden overschreden, direct tot prijsverlaging kan overgaan. Sprekers tweede opmerking is, dat men zich van die reductie bij hooger gebruik geen illusie's moet maken. Immers, indien deze verlaging met 1 cent werd toegepast, was de helft van de reductie bij groot gebruik reeds bereikt en was dus de helft van den prikkel om meer te gaan gebruiken reeds aanwezig, zoodat spreker niet kan inzien, dat, als er nog een cent van den prijs afging, zoodanige resultaten zouden worden bereikt, dat de voorgestelde verlaging met 1 cent achterwege moest blijven. De heer Sanders constateert, dat de discussie grootendeels geloopen heeft ovet de vraag, of er op de gasfabriek winst mag gemaakt worden, en zoo ja, hoeveel? Als men nagaat, waaruit de gemeentebedrijven eigenlijk ontstaan zijn en waarom zij ontstaan zijn, dan kan men zeggen, dat dat gebeurd is omdat men vreesde, dat de particuliere bedrijven te hooge prijzen vroegen of te hooge winsten maakten, en in hoofdzaak om die winsten zelf te kunnen krijgen heeft men besloten verschillende bedrijven zelf te gaan exploiteeren. Wanneer nu door de gemeentebedrijven voldaan wordt aan den eisch, dien men gesteld heeft bij de invoering der gemeentebedrijven, namelijk dat de prijs concurreerend is, en aan den eisch, die in latere jaren vooral op den voorgrond is getreden, namelijk dat behoorlijke arbeidsvoorwaarden gelden voor de in die bedrijven werkzame personen, dan ziet spreker niet in, waarom er geen winst gemaakt zou mogen worden en waarom die winst niet aan de gemeentekas ten goede zou mogen komen. Men kan zeggen, dat hier de gasprijs concurreerend is en dat de arbeidsvoorwaarden bij de gasfabriek aan hooge eischen voldoen. fn een onderhoud met den heer Heemskerk heeft deze gezegd, dat er in een gemeentebedrijf geen winst mag gemaakt worden om de winst. Wanneer aan beide bovengenoemde eischen voldaan wordt dan is de winst, die er verkregen is, niet gemaakt om de winst. Op datzelfde standpunt schijnt zich ook te stellen de heer Wibaut, Wethouder van de bedrijven te Amsterdam. Deze heeft op 11 October bij de opening van de I. T. O. G. A. (Internationale tentoonstelling op gasgebied te Amsterdam) geklaagd, dat jaren lang de gasfabrieken te Amsterdam met verlies gewerkt hebben doch gelukkig zou er dit jaar weder winst behaald worden, welke winst als niet verwerpelijke bate in de gemeentekas kon vloeien. Men moet ook niet meenen, dat de op het gasbedrijf ge maakte winst zuiver voortkomt uit het verbruik van de Leidsche ingezetenen. Het gasbedrijf levert ook gas buiten Leiden en de daarop gemaakte winst komt dus niet uit de zakken van de Leidsche ingezetenen. Dat is winst, waarvan de gemeentekas dan toch zeker wel mag profiteeren. Dat de winst uit de gemeentebedrijven in sommige gemeenten niet onbelangrijk is, blijkt uit hetgeen zich te Amsterdam voordoet, waar de heer Wibaut aan het hoofd staat en de winst van de bedrijven gelijk staat met niet minder dan 30% van den hoofdelijken omslag. Verder moet niet worden vergeten, dat de winst, welke geboekt wordt, feitelijk ten deele fictief is. Had de gemeente geen bedrijven, dan zouden verschillende ambtenaren ten Stadhuize en ook een Wethouder kunnen worden gemist. In verband met het argument, door Burgemeester en Wet houders gebezigd, dat zij deze kwestie bij of direct na de begrooting zouden willen behandelen, wijst spreker er op, dat, indien thans reeds wordt besloten tot een gasprijsverlaging voor het volgend jaar, welke een vermindering van inkomsten van ƒ120.000.a ƒ130.000.tengevolge zal hebben, moet vaststaan, dat het volgend jaar een winst zal worden gemaakt van 130.000 88.000.- ƒ218.000.-. Loopt men daarop vooruit, dan bestaat het gevaar, dat de begrooting, welke berust op een geraamde winst van ƒ88.000.geheel wordt ontwricht. Ook het argument, door Burgemeester en Wethouders ontleend aan den achteruitgang van het debiet, geldt voor spreker zeer sterk en het doet hem genoegen, dat de heer van Eek. den ernst ervan heeft toegegeven. Spreker zal met een voorbeeld aantoonen, dat, als het debiet met 10% achteruit gaat, de winst nog in veel sterkere mate daalt. Als een debiet vari ƒ100.000.waarin begrepen zijn een winst van ƒ10.000.en voor de beide andere factoren, de vaste en de variabele onkosten, respectievelijk bedragen van ƒ50.000.en ƒ40.000.met 10% achteruitgaat, dan wordt het ƒ90.000.De vaste onkosten blijven dan ƒ50.000.en de variabele onkosten dalen tot 90% van 40.000.— ƒ36.000.er blijft dus een winst over van ƒ4000.—, hetgeen beteekent een daling van de winst met niet minder dan 60%. In deze verhouding slaat zelfs bij een achteruitgang van den omzet met 20% de winst al in een verlies over. Nu meent de Directeur als middel om het debiet voor achteruitgang te behoeden het zoogenaamde reductie-stelsel te moeten aanbevelen. Op dezelfde tentoonstelling als spreker zooeven noemde, de I. T. O. G. A., hebben verschillende gas- directeuren over dat stelsel belangrijke beschouwingen ge houden, getoetst aan de ervaring, in de verschillende steden van Nederland opgedaan. Die mededeelingen zijn nog niet in haar geheel verschenen; spreker heeft enkele ervan gelezen en er blijkt duidelijk uit, hoe het debiet kan bevorderd worden door het reductie-systeem. Door dit systeem zal niet in de eerste plaats bevorderd worden het debiet van de kleine verbruikers, maar in hoofdzaak dat van de groote verbruikers bedrijven, scholen, instellingen, enz. die het gas in het groot willen gebruiken, maar waarvoor dit nu nog te duur is. Een en ander is voor spreker aanleiding om den Raad te adviseeren voorzichtig te zijn wat betreft gasprijsverlaging. De kolenprijzen zijn volstrekt nog niet vast; elk oogenblik

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 10