186
Tegenover deze exploitatiekosten staat in de eerste plaats
eene besparing aan bediening, onderbond en herstelling van
de bestaande afvoerleidingen, waarvan de kosten op den
duur toenemenen vervolgens ook de geleidelijke opheffing
van de verplichting tot het plaatsen van beerputten, waar
door het bouwen van particuliere woningen in niet geringe
mate zal worden gebaat.
Met het bovenstaande gelooven wij een kort overzicht van
de ontworpen rioleeringsplannen en derzelver uitvoering te
hebben gegeven. Er is over dit onderwerp uit den aard der
zaak nog veel meer te schrijven: het TJ in afschrift toege
zonden advies van den heer van den Steen van Ommeren,
de te Uwer inzage liggende rapporten en nota's en de, ook
in vroegere jaren, van verschillende zijden gegeven adviezen
en gemaakte opmerkingen leveren daarvan het bewijs. Het
zou ons hier echter te ver voeren op een en ander nader
in te gaan en wij volstaan derhalve met U, voorzooveel
noodig, naar bedoelde geschriften te verwijzen. Slechts zij
naar aanleiding van een door de Gezondheidscommissie te
dezer stede gemaakte opmerking nog herhaald, dat het ons
ongewenscht voorkomt, om, zooals de Commissie wil, allereerst
het Rapenburg, Levendaal, Langegracht met omgeving,
kortom de meest vervuilde stadsgedeelten, op de rioleering
aan te sluiten. In tegenstelling immers met de binnenstad,
die althans in de talrijke, hoewel vervuilde, grachten nog
ruime afvoergelegenheid heeft, wordt in de noordelijke wijken
en in het algemeen in alle buitenwijken de gelegenheid tot
loozing bij gebrek aan boezemwater steeds geringer en eene
goede rioleering derhalver steeds urgenter. Bovendien en
dit is een gelukkige samenloop van omstandigheden is
het ook uit een technisch oogpunt raadzaam de centrale
rioleering uit te voeren, beginnende met de naaste omgeving
van het pompstation. Aldus leert men geleidelijk uit de zich
uitbreidende exploitatie de factoren kennen, die van belang
zijn voor het maken van de meer verwijderde leidingcom
plexen. En ten slotte kan de binnenstad door waterverver-
sching nog eenigszins worden geholpen, welke kans voor de
buiten stad is uitgesloten.
Voor de overige opmerkingen, gemaakt door de Ge
zondheidscommissie die intusschen geen principiëele be
denkingen tegen het plan heeft, integendeel op snelle
uitvoering daarvan aandringt zij in het bijzonder
verwezen naar het rapport van den Directeur der Ge
meentewerken van 9 Juni j.l. No. 414, waarin tevens
nader wordt besproken het verband tusschen rioleering en
wa ter verver sching. Eene meer uitvoerige en belangwekkende
behandeling van dit onderwerp is vervat in de daaromtrent
door den Adjunct-directeur der Gemeentewerken opgemaakte
nota. Ook deze komt tot de conclusie (blz. 37), dat de be
oogde verbetering van den waterinlaat te Gouda weliswaar
eenigermate aan de waterverversching van de Leidsche
grachten ten goede kan komen, doch dat een afdoende
oplossing van het onderhavige vraagstuk daarmede niet
verkregen wordt. Als eindoplossing is men ook naar de
meening van den steller van deze nota aangewezen op de
toepassing van een afzonderlijk rioleeringsstelsel, zooals dat
door den heer van den Steen van Ommeren is ontworpen
en bij de uitvoering waarvan ook met een betere waterver
versching rekening kan worden gehouden.
Met de invoering eener centrale rioleering hangt ook de
demping van het Levendaal samen. Omtrent deze aange
legenheid mochten wij Uwe Vergadering reeds eerder met
het gevoelen van ons College in kennis stellen. In Ingek.
Stukken No. 183 van dit jaar toch hebben wij, zulks naar
aanleiding van eene desbetreffende motie van Uwe medeleden
de heeren Sijtsma en Eerdmans en Mevrouw van Itallievan
Embden, de redenen uiteengezet, waarom naar onze meening
tegen demping van het Levendaal op het oogenblilc over
wegende bezwaren bestaan. Wij wezen daarbij, behalve op
de zeer groote kosten 350.000.aan de uitvoering
van dit werk verbonden, en behalve op het feit, dat uit
een oogpunt van werkverschaffing demping van het Levendaal
voorloopig geenerlei praktisch nut zou hebben omdat,
alvorens tot uitvoering kan worden overgegaan, een lang
durige voorbereiding noodig zou wezen, ook op eenige
andere bezwaren, welke op zichzelf reeds voldoende zijn
om van de demping van het Levendaal voorloopig af te
zien. Zonder overigens in eene herhaling te treden van
hetgeen wij destijds hebben opgemerkt, moeten wij in dit
verband nog eens uitdrukkelijk de aandacht vestigen op
de nadeelige gevolgen van eene demping van het Levendaal,
vóór en al eer de centrale rioleering ook ten opzichte van
deze gracht haar invloed heeft doen gelden.
Wat toch is het geval? Demping van het Levendaal thans
zou ten gevolge hebben, dat de in het Levendaal door
riolen, fabrieken, als anderszins, aangevoerde stoffen alsdan
moeten worden opgevangen in een groot stamriool, dat eener
zij ds zal loozen in den Zoeterwoudschen Singel, anderzijds in
het ongedempt blijvend gedeelte van het Levendaal op korten
afstand van Steenschuur-Rapenburg. Dit brengt mede, dat
deze wateren in hooge mate zullen worden verontreinigd,
zoodat de toestand, over het geheel genomen, verergeren
zou in stede van te verbeteren. Een paar van de mooiste
gedeelten van de stad zouden zoodoende grootelijks worden
benadeeld en de stank, welken bijv. het Rapenburg zou
gaan verspreiden, zou wellicht stemmen doen opgaan om
ook deze gracht te dempen, iets waartegen de voorstanders
van het behoud van stadsschoon ongetwijfeld te recht
zouden opkomen.
Demping van he't Levendaal kan derhalve niet plaats
hebben vóór de rioleering, ook voorzoover deze stadswijk
betreft, tot stand is gekomen. Hieromtrent bestaat ook bij den
Inspecteur van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid,
blijkens diens bij de stukken gevoegd schrijven van 16 Juli
j.l., geen twijfel. Op deze gronden, uitvoeriger uiteengezet
in ons praeadvies van 15 Juni j.l. (Ingek. Stukken No. 183),
meenen wij dan ook, dat voorloopig niet tot demping van
het Levendaal behoort te worden overgegaan. Dit wil
intusschen niet zeggen, dat wij niet, evenals de Commissie
van Fabricage, van de voordeelen en ook van de urgentie
van die demping overtuigd zijn. Integendeel, ook naar ons
oordeel zal het steeds drukker wordend verkeer over de
Hoogewoerd, vooral met automobielen, de demping van
het Levendaal, tenzij zich alsnog eene andere oplossing
mocht voordoen, meer en meer onvermijdelijk maken. De
vraag is echter, of op het oogenblik de tijd voor die
demping reeds gekomen is, en die vraag kan o. i. om de
bovenvermelde redenen niet anders dan ontkennend worden
beantwoord.
Tijdens de behandeling in Uwe Yergadering van 25 Juni
j.l. van ons praeadvies, uitgebracht naar aanleiding van
de zooëven bedoelde motie van de heeren Sijtsma en Eerd
mans en Mevrouw van Itallievan Embden in zake de
demping van het Levendaal, werd door eerstgenoemde eene
motie ingediend, er toe strekkende, dat gemeld punt van
de agenda dier vergadering zou worden afgevoerd en dat
ons College de kwestie van de demping van het Leven
daal weder bij U aanhangig zou maken tegelijk met het
definitieve plan tot demping van de Mare, tot het ontwerpen
waarvan reeds was besloten. Deze motie, hierachter afge
drukt, werd door Uwen Raad aangenomen, zoodat wij thans
na de demping van het Levendaal te hebben besproken,
tevens die van de Mare bij U ter sprake brengen.
In ons praeadvies van 23 April j. 1. in zake werkver
schaffing (Zie Ingek. Stukken No. 130) hebben wij de urgentie
en de voordeelen van eene demping van de Mare uitvoerig
uiteengezet en na de behandeling daarvan in Uwe Verga
dering van 30 April d. a. v. hebben wij, overeenkomstig ons
destijds kenbaar gemaakt voornemen, opdracht gegeven
tot verdere uitwerking van de desbetreffende plannen, ten
einde vervolgens een voorstel tot beschikbaarstelling van
de voor de demping benoodigde gelden bij U aanhangig
te maken.
In beginsel is door Uwen Raad reeds tot de demping
van de Mare besloten, doch daartoe zal natuurlijk eerst
kunnen worden overgegaan, nadat het benoodigde crediet
door U is toegestaan. De definitieve plannen zijn thans
gereed en worden U, vergezeld van eene gespecificeerde
berekening van de vermoedelijke kosten, hiernevens over
gelegd.
Het komt ons, na hetgeen wij dienaangaande in No. 130
der Ingekomen Stukken hebben medegedeeld en betoogd, niet
noodig voor, hier nogmaals alle voordeelen, zoomede de
noodzakelijkheid, van de Mare-demping aan te toonen en
wij zullen derhalve, onder verwijzing naar het desbetreffend
gedeelte van meergemeld praeadvies, volstaan met een over
zicht van die demping en de daarmede samenhangende
werken, alsmede van de daaraan verbonden kosten, te geven.
Zooals uit de teekeningen blijkt, zal de voorgenomen demping
zich uitstrekken van de Oude Vest tot den Stillen Rijn.
Dit brengt al dadelijk mede, dat drie bruggen, te weten de
Touwersbrug, de St. Nicolaasbrug en de Hartebrug, zullen
verdwijnen. Het belang van dit gunstige gevolg van de
demping mag, ook om financiëele redenen, niet worden
onderschat. De totale breedte van den nieuw te maken weg,
waaraan voor het verkeer zoo dringende behoefte bestaat,
zal van 16,5 M. tot 22 M. bedragen. Het nauwste punt ligt
ongeveer tegenover de R. K. kerk. Volgens door ons verkregen
inlichtingen zal het R. K. Kerkbestuur bereid bevonden
worden mede te werken tot kosteloozen afstand aan de
gemeente van den tuingrond naast de kerk, met uitzondering
van een 1 M. breede strook onmiddellijk langs het gebouw,
i) Op den poat voor gewoon onderhoud en reiniging van pompen en riolen
is op de ontwerp-begrooting voor 1924 (rolgnr. 160) uitgetrokken een bedrag
van f 21732.—.