GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
185
INeEKOMEK STUKKEN.
N°. 5515. Leiden, 22 October 1923.
Bij Uw besluit van 28 Februari 1921 werden gelden
beschikbaar gesteld ten behoeve van de kosten, verbonden
aan het instellen van een deskundig onderzoek en het
inwinnen van advies in zake de rioleering van deze gemeente,
in het bijzonder van de buitenstad. Ter uitvoering van dit
besluit droegen wij aan den heer ingenieur F. C. J. van den
Steen van Ommeren, Adjunct-directeur van Publieke Werken
te 's-Gravenhage, op, ons omtrent deze aangelegenheid
advies uit te brengen. Het sindsdien door dezen deskundige
ingediende rapport wordt tegelijk met dit praeadvies aan
de leden Uwer Vergadering in afschrift toegezonden; naar
den inhoud daarvan meenen wij derhalve grooten deels te
kunnen verwijzen.
De rechtstreeksche aanleiding, die ons noopte op het sinds
lang bestaande rioleeringsvraagstuk in deze gemeente terug
te komen, lag, gelijk wij in ons voorstel van 18 Januari
1921 (Ingek. Stukken No. 20 van dat jaar) uiteen zetten,
in den onhoudbaren toestand, welke bij de steeds toene
mende bebouwing aan de zoom van de stad allengs op
rioleeringsgebied is ontstaan. Tot heden toch behelpt men
zich, bij gemis aan eene centrale rioleering, die alle afvoer-
stoffen en hemelwater uit de geheele gemeente opvangt en
buiten de gemeente voert, met korte hulpriolen, die onder
geringe helling in het dichtstbij gelegen buitenwater loozen.
Tot voor kort nu waren de afstanden tot dit buitenwater
betrekkelijk gering en kon loozing zonder verstopping der
riolen en zonder buitengewone verontreiniging van het buiten
water plaats hebben, doch bij de toenemende bebouwingen
het voortdurend dempen van slooten wordt het toepassen
van dit stelsel steeds moeilijker, omdat er ten slotte geen
water overblijft, waarheen kan worden geloosd. Zoo is b.v.
in het stadsdeel benoorden den Heerensingel niet anders
beschikbaar dan de smalle en ondiepe ringsloot van den
Grooten en Kleinen Stadspolder, in welke sloot, zonder
eenige doorstrooming en verversching, alle riolen uit de
dicht bevolkte wijken benoorden den Maresingel, Heeren
singel en den Lagen Rijndijk uitmonden. De toestand van
die sloot is daardoor uit hygiënisch oogpunt zeer bedenkelijk
geworden. Mede tengevolge van de technische moeilijkheid
om den afvoer door de steeds langere rioolleidingen te
bewerkstelligen, is de toestand op rioleeringsgebied van dit
stadsgedeelte van dien aard, dat zonder verbetering verdere
bebouwing niet mogelijk is, zoodat de uitbreiding van dit
deel der gemeente op ernstige en ongewenschte wijze be
lemmerd wordt.
Behalve dit, maakten ook redenen van algemeen-hygië-
nischen aard het noodzakelijk, eindelijk daadwerkelijk de
verbetering van de Leidsche grachten ter hand te nemen.
Het rapport van den heer van den Steen van Ommeren
nu doet eene afdoende, en in financiëel opzicht bereikbare,
oplossing van het voor deze gemeente zoo gewichtige
rioleeringsvraagstuk aan de hand. Het door dezen deskun
dige ontworpen plan beoogt, te komen tot eene gedeeltelijke
opheffing van de boezemvervuiling, in dier voege, dat het
menage- en industriewater in een gesloten rioolsysteem komt,
vanwaar het door een automatische electrische bemaling
buiten de bebouwing wordt afgevoerd. Alle afvoerstoffen,
inch regenwater, zullen dus in één riolennet worden opge
vangen; de stad wordt gesplitst in twee gedeelten, een
noordelijk en een zuidelijk (zie de kaart), elk met een
verzamelstationde stoffen worden weggeperst uit het
zuidelijk naar het noordelijk pompstation en van laatst
genoemd station naar elders verwijderd. Ook naar de
meening van de Oommissie van Fabricage en den Directeur
der Gemeentewerken is de door den rapporteur aangegeven
weg de beste, zoo niet de eenige, om tot eene definitieve
oplossing van de rioleeringsmoeilijkheden in deze gemeente
te geraken.
Intusschen behoeft deze weg niet in het vlugst denkbare
tempo te worden afgelegd; integendeel, het is, zoowel om
financiëele redenen, als met het oog op andere factoren,
wenschelijk het ontworpen rioleeringsplan niet aanstonds in
zijn vollen omvang, doch geleidelijk uit te voeren. Eenerzijds
toch zou het onverdedigbaar zijn, om, waar directe invoering
van de centrale rioleering voor de gansche gemeente niet
noodzakelijk is, niettemin reeds nu den zwaren financiëelen
last, verbonden aan den bouw van twee pompstations c.a.,
op de gemeente te leggen, terwijl anderzijds bij de uitvoering
van de rioleeringsplannen met eene mogelijke verbetering van
de water verversching in de binnenstad, bijv. een krachtiger
circulatie van het grachtwater als gevolg van wellicht door
de provincie en het hoogheemraadschap van Rijnland te
nemen maatregelen op waterstaatkundig gebied (het inlaten
van IJselwater te Gouda met afmaling te Katwijk), rekening
moet worden gehouden.
In ieder geval echter zal met het werk zoo dra mogelijk
een begin moeten worden gemaakt en het is juist een van
de groote verdiensten van het ontworpen plan, dat het ge
deeltelijk en geleidelijk kan worden uitgevoerd, zóó dat elke
partiöele uitvoering ten volle haar nut afwerpt, geen extra
kosten veroorzaakt en tegelijkertijd in het groote plan past.
Dit brengt tevens mede, dat, al naar de noodzakelijkheid
en financiëele mogelijkheid, de totstandkoming van de totale
rioleering der stad vlug, dan wel in een langzamer tempo,
kan plaats grijpen.
Met de Commissie van Fabricage en den Directeur van
Gemeentewerken zijn wij op grond van het daaromtrent
hierboven aangevoerde van oordeel, dat bij de uitvoering
van het rioleeringsplan een aanvang moet worden gemaakt
met de rioleering van meergenoemd noordelijk stadsgedeelte.
Daartoe zal dan begonnen moeten worden met den bouw
van het in het rapport bedoelde noordelijke pompstation
met persleiding naar de Slaaghsloot, op welk station dan
achtereenvolgens, naar de mate van de urgentie harer
rioleering, de wijken van het noordelijk pompgebied zullen
worden aangesloten. Zooals gezegd, komen de wijken I en
IV (Maresingel en Heerensingel) het eerst voor zoodanige
aansluiting in aanmerking. Rioleering daarvan kan in geen
geval achterwege blijven. Vervolgens komen dan de wijken
Zijlsingel, Langegracht, Waard-Oranjegracht en Middelste-
Uiterstegracht aan de beurt, waarna te zijner tijd de wijken
van het zuidelijk pompgebied, als Levendaal, Rapenburg,
Witte Singel, Heerenstraat, Vreewijk enz. onder handen
genomen kunnen worden. De overige wijken komen voor
rioleering binnen afzienbaren tijd niet in aanmerking, hetzij
omdat de bestaande toestand geen hinder veroorzaakt, dan
wel omdat een rioleering in verband met een toekomstige,
krachtigere, waterverversching (waarvan trouwens de resul
taten, zooals gezegd, in het algemeen nog moeten worden afge
wacht), geheel achterwege kan blijven.
De kosten van het meergenoemde noordelijk pompstation,
dat vermoedelijk benoorden den Maresingel nabij het Open
baar Slachthuis zal worden opgericht, worden tezamen met
die van de persleiding naar de Slaaghsloot geraamd op
180.500.welke som uit leening zal moeten worden ge
vonden. Het noordelijk pompgebied telt 7 wijken, hierboven
reeds vermeld, waarvan de rioleering urgent is en wier aan
sluiting aan het pompstation een bedrag van 700.000.
vordert. Indien jaarlijks daarvoor bijv. 50.000.op de
begrooting wordt uitgetrokken, zal dit gebied na 14 jaren
voldoende zijn gerioleerd, waarna het zuidelijk pompstation
aan de beurt komt. De kosten van dit pompstation met
persleiding Zuid-Noord en naar het Oegstgeesterkanaal en
met reinigingsinrichting, zullen naar schatting 440.225.
beloopen; de aansluiting van alle zuidelijke wijken rond
410.000.Het is duidelijk, dat de aansluiting der noor
delijke wijken, zoo noodig, in een sneller tempo, bijv. in 10
jaren telkens voor f 70.000.kan plaats vinden of dat men
deze aansluitingen kan onderbreken door een vervroegden
bouw van het Zuidelijk pompstation. De indeeling van het
werkplan kan tot op zekere hoogte naar willekeur worden
gewijzigd, zonder het geheel te schaden. Telken jare kan
dus bij de behandeling van de begrooting het in het be-
grootingsjaar te verwerken bedrag worden vastgesteld. In
verband met deze geleidelijke uitvoering van het plan zullen
de gelden, noodig voor de aansluiting van de verschillende
wijken uit het noordelijk pompgebied op de rioleering, zoo
mede die voor den bouw van het zuidelijke pompstation
c. a. benevens voor de aansluiting daarop van de wijken
uit het zuidelijk pompgebied, nader beschikbaar moeten
worden gesteld, waartoe wij U te zijner tijd de noodige
voorstellen zullen doen. Thans kan derhalve worden volstaan
met beschikbaarstelling van het bedrag, benoodigd voor den
bouw van het noordelijk pompstation met persleiding naar
de Slaaghsloot.
De aansluiting van de wijk, welke dit het meest noodig
heeft, t.w. die benoorden den Maresingel, kost 56.500.—,
waarbij nog komt een som van 23.000.— als post voor
het maken van rioolafstoppingen, waterinlaten, nooduitlaten
en extra aansluitingen. Deze beide uitgaven dienen, gelijk
werd opgemerkt, ten laste van de gewone begrooting te
worden gebracht.
Wat betreft de jaarlijksche exploitatiekosten zij mede
gedeeld, dat deze, op den grondslag van de cijfers van den
rapporteur, na den bouw van het noordelijk pompstation
en aansluiting van slechts enkele wijken, 10.000.
zullen bedragen, toenemende, totdat alle wijken van het
noordelijk gebied zijn aangesloten, tot f 14.000.Na
den bouw van het zuidelijk pompstation c.a. zullen deze
kosten onderscheidenlijk 26.000.en ƒ30.000.bedragen.