206
MAANDAG 15 OCTOBER 1923.
De heer Knuttel meent, dat, nu de Raad bezig is het dood
vonnis aan deze steeg te voltrekken, dit zou dienen te ge
schieden onder den werkelijken naam van de steeg, die niet
heet «Kennewegsteeg" maai »Kennewesteeg". Die verandering
van naam is een aardigheid geweest van den man, die het
naambordje indertijd maakte.
De Voorzitter zegt den naam niet anders te kennen dan
van het naambordje.
Mevrouw De StoppelaarZeeman heeft van menschen, die
op den Apothekersdijk wonen, vernomen, dat de huizen daar
wegens den toestand in de Kennewegsteeg onbewoonbaar
zijn, en dat zij geen ramen en deuren open kunnen hebben,
op grond waarvan zij gaarne dit voorstel aangenomen zouden
zien.
De heer Huurman kan niet sympathiseeren met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders. Hij acht het beter terug
te komen op het besluit om deze steeg af te sluiten dan af
te sluiten zooals Burgemeester en Wethouders voorstellen.
Wanneer men aan de zijde van den Apothekersdijk een hek
of deur aanbrengt op 2 M. afstand van den voorgevel, dan
zal het hokje, dat overblijft, nog veel meer verontreinigd
worden. Het zou dan beter zijn de steeg niet af te sluiten,
zooals de heer van Eek reeds opmerkt.
Spreker kan zich er niet mede vereenigen om tot afsluiting
een deur te plaatsen. De steeg is gemeentegrondverschillende
huizen hebben daarin uitgang. Sluit men nu de steeg met
deuren af, dan zal de een den ander het passeeren onmogelijk
maken, door in de afgesloten steeg allerlei voorwerpen op
te slaan. Sluit men de steeg met hekwerk af, dan heeft men
van de straatzijde voortdurend oog er op.
De heer Mulder zegt, dat Burgemeester en Wethouders
zich met het amendement van den heer van Eek niet kunnen
vereenigen. Als de heer van Eek achter dit voorstel de be
doeling van Burgemeester en Wethouders zoekt om, nu zij
eenmaal aan het besluit van den Raad tot afsluiting van de
Kennewegsteeg moeten voldoen, toch een zoo groot mogelijk
gedeelte open te laten, dan is dat ten onrechte.
Wat den aard der afsluiting betreft, geeft ook spreker de
voorkeur aan een hek, omdat men er zoo noodig een oog in
moet kunnen slaan en bovendien een wijdere toegang noodig
is dan een deur biedt, voor het geval men met een grooten
wagen er in en uit wil rijden.
Ten aanzien van de afsluiting aan de zijde van de Haar
lemmerstraat doet spreker opmerken, dat door een afsluiting
aan het begin van de steeg de caféhouder, die op den hoek
woont, in zijn brood zou worden benadeeld. Al vindt men
zijn bedrijf niet sympathiek, dat mag geen reden zijn hem
in zijn broodwinning te belemmeren door den toegang tot
zijn café in die steeg af te sluiten. Bovendien is het de vraag
of men daartoe het recht wel zou hebben. De man zal, als
hij een sleutel van het hek krijgt, dien gebruiken om het hek
open te zetten, wat hem, als tot afsluiting der steeg is be
sloten, niet geoorloofd zal zijn. Men komt zoo in allerlei
moeilijkheden. Het urinoir kan zonder bezwaar worden ver
wijderd, want voor een dergelijke gelegenheid moet de café
houder zelf zorgen. Deze zal ook wei met het oog op den
welstand van zijn zaak waken tegen vervuiling van die over
blijvende 6 meter, gelijk hij nu ook zorgt, dat het eerste ge
deelte der steeg tot den toegang naar zijn kroeg niet ver
vuild is.
Aan den kant van den Apothekersdijk zal na afsluiting
slechts 2 meter overblijven, dus een zóó kort stukje, dat ge
vaar, dat daar een plek van ongerechtigheden ontstaat, is
buitengesloten. Men is daar onmiddellijk aan den weg en
kan na de afsluiting de steeg niet doorvluchten. Als er geen
doorloop meer is, zal de toestand daar verbeteren en een
einde komen aan de klachten. Bovendien zou bij afsluiting
aan het begin van de steeg het urinoir op den Apothekers
dijk moeten geplaatst worden en daardoor zouden er, terwijl
de menschen, die nu klagen, worden ontlast, klachten van
andere zijde komen. Als wij die inrichting plaatsen aan den
waterkant of aan de zijde van dien tuin, dan komt zij midden
op de markt te staan en zal er worden geklaagd, dat er
ruimte door weggenomen wordt. Wil men er een modern
urinoir zetten, zooals er een aan het station geplaatst is, dan
is daarmede een uitgaaf van f 1500.gemoeid, alleen voor
den aankoop.
Eer dat het er is, zal er weder het noodige bijkomen, en
ten slotte zullen er toch klachten komen van de nabij wonendeD.
Spreker dringt aan op aanneming van het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, waardoor zooveel mogelijk
wordt tegemoet gekomen aan de wenschen van de omwonenden.
De heer Bergers zou gaarne zien, dat de Raad terugkwam
op het besluit tot afsluiting van de Kennewegsteeg. De toestand
is daar zoo slecht niet; in het midden is een lantaarn; er
zijn te Leiden nog veel slechtere stegen en plaatsen.
Wanneer de menschen daar allerlei dingen kunnen plaatsen,
dan zal dit moeilijkheden kunnen veroorzaken. En als men
de steeg gedeeltelijk afsluit, houdt men hoeken en gaten
over. Ook zou men bij afsluiting dien caféhouder in zijn
broodwinning belemmeren.
Ook moet men in het oog houden, dat bij afsluiting van
deze steeg het verkeer drukker zal worden in de Vrouwen-
steeg, die toch al niet breed is.
De Voorzitter deelt mede van den heer Huurman het
volgende amendement te hebben ontvangen:
»De ondergeteekende heeft de eer den Raad voor te stellen
de Kennewegsteeg aan de zijde van den Apothekersdijk af te
sluiten in de rooilijn van de daar bestaande voorgevels".
Dit tusschenvoorstel bedoelt dus, dat de Kennewegsteeg tot
ongeveer 6 Meter van de Haarlemmerstraat niet meer voor
den openbaren dienst bestemd is.
Wat betreft de opmerkingen van den heer Bergers, wanneer
men op het vroeger genomen besluit wil terugkomen, dan
moet men alle amendementen en het voorstel van Burge
meester en Wethouders afstemmen. Dan blijft de steeg voor
het verkeer open.
De heer Huurman zou gaarne zien, dat de geheele steeg
werd afgesloten, maar dat zal niet zoo gemakkelijk gaan omdat
de caféhouder daar een uitgang op den openbaren weg heeft
men kan hem zijn recht op uitgang niet ontnemen en daarom
stelt spreker voor, aan de zijde van de Haarlemmerstraat
6 Meter open te laten, doch de steeg aan den Apothekersdijk
geheel af te sluiten.
De heer van Eck meent, dat, als het voorstel van den heer
Huurman wordt aangenomen, aan zijn voornaamste bezwaar
zal zijn tegemoetgekomen.
Spreker meent, dat niet te zwaar moet wegen het argument
van den Wethouder, dat, als het urinoir op een andere plaats
gezet wordt, er toch weder klachten zouden komen. Men
moet niet vragen wie klagen, maar welke klachten recht
matig zijn.
Spreker handhaaft zijn amendement. Hij kan niet inzien,*
dat men bij afsluiting van de steeg dien caféhouder zoozeer
in zijn broodwinning zou benadeelen. Dat recht op uitgang
van dien persoon is zeer twijfelachtig. De Archivaris heeft
het onderzocht. Er wordt hier telkens van «benadeeling"
gesproken, maar die kroeg heeft toch een hoofdingang en zij,
die haar willen benaderen alleen door een zij-ingang, moeten
er dan maar uit blijven. De gemeente behoeft dat althans
niet te vergemakkelijken.
Spreker zal, als zijn amendement wordt verworpen, stemmen
vóór dat van den heer Huurman.
De Voorzitter meent, dat het amendement van den heer
Huurman als feitelijk zijnde een sub-amendement op het
amendement van den heer van Eck het eerst in stemming
moet komen. Men krijgt dan ook een zuiver beeld van de
opinie van den Raad. Spreker zou die steeg liever open houden,
te meer, omdat hij in dezen tijd er bezwaar tegen heeft
ƒ1500.weg te gooien voor het plaatsen van een nieuw
urinoir, waarmede de marktbezoekers toch niet zullen zijn
gebaat.
De heer Sijtsma zou het liefst vóór het amendement van
den heer van Eck stemmen, maar wanneer dat van den heer
Huurman het eerst aan de orde komt, zal hij ook daaraan
zijn stem moeten geven, aangezien hy kans loopt, dat bij
eventueele verwerping van het amendement-Huurman ook
het amendement-van Eck niet wordt aangenomen en dan
gebeurt er niets. Indien echter het amendement-van Eck wordt
aangenomen, vervalt eigenlijk vanzelf het amendement-
Huurman en daar dit het verst gaat, dunkt hem dat daarover
het eerst moet worden gestemd.
De Voorzitter acht het bij nader inzien beter eerst het
amendement van den heer van Eck in stemming te brengen,
omdat dit het meest van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders afwijkt.
De heer van Hamel vraagt of de meening van den Voor
zitter, dat men, als men de Kennewegsteeg open wil houden,
zoowel tegen de amendementen als tegen het voorstel van
Burgemeester en Wethouders zal moeten stemmen, wel juist is.
Spreker gaat gaarne mede met het denkbeeld van den heer Bergers,
maar hij betwijfelt of het juist is, dat bij verwerping van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders de steeg open zal
blijven en dus het Raadsbesluit van de vorige maal is vervallen.
De Voorzitter geeft den heer van Hamel de verzekering,