212 MAANDAG 15 OCTOBER 1923. Commissie voor de Lichtfabrieken is een commissie van bijstand het College van Burgemeester en Wethouders heeft de ver antwoording. De heer Huurman wil naar aanleiding van de opmerking van den heer Eikerbout zeggen, dat, indien was aangenomen hetgeen in de commissievergadering werd voorgesteld, het advies der commissie aan Burgemeester en Wethouders zou zijn opgezonden tot het uitbrengen van praeadvies aan den Raad. De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders voor om het gewijzigd voorstel van den heer van Eek in hunne handen te stellen om praeadvies. De beraadslaging wordt gesloten, waarna zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten wordt. Ten slotte stelt de Voorzitter aan de orde het door den heer Knuttel ingediend voorstel in zake de behandeling van het ontwerp-Vlootwet. De beraadslaging wordt geopend. De heer Knuttel kan met een korte toelichting volstaan na alles wat over de Vlootwet geschreven en gesproken is. Het meermalen aangevoerd bezwaar, dat de Gemeenteraad zich niet in dergelijke aangelegenheden heeft te mengen, heeft spreker trachten te ondervangen door het op den voorgrond stellen in de motiveering van de gemeentefinanciën, welke in het gedrang zullen komen, wanneer de Rijksfinanciën ten gevolge van de Vlootwet in nog minder gunstigen toestand komen te verkeeren. Een aantal Gemeenteraden, minstens 6 of 7, hebben ook een motie in dien geest aangenomen. De Vlootwet levert zoo groot gevaar op voor de Rijksfinan ciën en dientengevolge ook voor de gemeentefinanciën, dat een waarschuwing van de zijde der gemeenten aan de Re geering alleszins op haar plaats is. De Voorzitter acht het voorstel goed gemotiveerd. Formeel kan men zeggen, is het een zaak, die de Raad kan behandelen, maar nochtans moet spreker de aanneming van het voorstel ontraden. In het voorstel is alleen sprake van den invloed der Vloot wet op de financiën van Rijk en gemeenten, maar bij de ver leden week in de Tweede Kamer gehouden interpellatie is met evenveel recht beweerd, dat het niet anders kan of de Vlootwet moet behandeld worden. Dergelijke besprekingen hooren niet in een Gemeenteraad thuis. Waar zou het eind zijn? De Gemeenteraad zou gaan zitten op den stoel van de Tweede Kamer, want bijna elke wet heeft financieele gevolgen. Dit voorstel moet worden verworpen, omdat het niet in den Gemeenteraad thuis behoort. De heer Knuttel kan slechts ten deele meegaan met het argument van den Voorzitter, dat de Raad zich op die manier met alle mogelijke wetten en bepalingen zou kunnen gaan bemoeien.'In theorie is dat waar, maar de practijk wijst uit, dat de Gemeenteraden slechts neiging gevoelen zich met dingen te bemoeien, welke werkelijk ingrijpend zijn, waarmede het volk zich bezig houdt en waarvan de menschen zijn vervuld. Waar het hier een zaak geldt, welke bij de verkiezingen voor de Kamer niet zoozeer inzet is geweest, maar toch de gemoederen in hooge mate bezig houdt, en waar de invloed, welke op de Kamer dient te worden uitgeoefend, zoo sterk mogelijk moet wezen, niet alleen uit alle groepen der bevolking, maar ook van de zijde van alle lichamen, die bij deze zaak zijn betrokken, ligt het, te meer omdat hier te lande geen referendum bestaat, wel degelijk op den weg van den Raad als vertegenwoordigende de gemeente Leiden en de verschillende stroomingen in de burgerij, een waarschuwende stem te doen hooren, indien hij althans van die meening is. De heer Wilmer zegt, dat dit vraagstuk hier reeds dikwijls is besproken en hij zich daarbij steeds op het standpunt heeft gesteld, dat een Raad zich niet mag uitspreken over een wetsontwerp, dat niet speciaal de belangen van die gemeente raakt. De sociaal-democraten en de heer Knuttel deelden dat standpunt niet, maar de overige leden van den Raad waren het er wel mede eens. Het verheugt spreker, dat deze be weegreden ook ingang is gaan vinden in sociaal-democra tische kringen. Toen te Amsterdam een dergelijk voorstel als deze motie in den Raad was gedaan, hebben de sociaal democratische Raadsleden zich op het standpunt gesteld, dat de bespreking van een dergelijk wetsontwerp als de Vlootwet niet in den Raad thuis behoorde. Spreker hoopt, dat de grootst mogelijke meerderheid van den Raad, afgezien van de vraag of de leden persoonlijk vóór of tegen de Vlootwet zijn, de motie zal verwerpen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Knuttel wordt in stemming ge bracht en met 22 tegen 10 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Spendel, Bergers, Pera, Oostdam, van Rosmalen, Witmans, Mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Coster, van Hamel, Heemskerk, Eikerbout, Wilbrink, Huurman, Wilmer, Splinter, Eerdmans, Mevrouw de Stop pelaarZeeman, de heeren van der Wall, Mulder, Meijnen, Reimeringer en Sanders. Vóór stemmen: de heeren van Stralen, Knuttel, Groene- veld, van Eek, Sijtsma, Dubbeldeman, Baart, Kooistra, Verweij en Mevrouw van Itallievan Embden. De Voorzitter vraagt of een der leden nog het woord verlangt. De heer Mulder wil nog even terugkomen op een vraag, door den heer Wilbrink gedaan in de vergadering van 24 September. Het was den heer Wilbrink opgevallen, dat, terwijl f 12000.werd aangevraagd voor de demping en rioleering van de Binnenvestgracht benoorden de Langegracht, het werk bij publieke aanbesteding voor ƒ7000.is aanbesteed, en hij vroeg nu, waarvoor die overige 5000.zouden gebruikt worden. Spreker "heeft toen geantwoord, dat er nog geld noodig zou zijn voor énkele kleine dingen, zooals afscheiding van terreinen, maar hij kan eraan toevoegen, dat het noodig zal zijn voor de afscheiding en het bestraten. Het werk is nu gegund aan den op één na laagsten inschrijver, voor ƒ7700.dat is ƒ20.boven de raming. Het overige werk is geraamd op f 4000.maar er moet eerst nog overleg gepleegd worden met belanghebbenden en dezen kunnen het eerst beter overzien als de demping gereed is. De heer Wilbrink acht de nadere mededeeling van den Wethouder niet duidelijk, waar deze hem verwijt niet goed de stukken te hebben gelezen, want dan had hij hem niet behoeven te vragen. Hij wil echter opmerken of een raads lid helderziende moet zijn, als hij iets lezen moet wat er niet staat. Spreker heeft in de voorlaatste vergadering inlichtingen gevraagd nopens het totstandkomen van de nieuwe zwem inrichting aan de Zijl, en die zouden verstrekt worden in de daarop volgende vergadering, maar daarvan is niets gekomen, omdat de heer Mulder toen vroeg de vergadering verlaten heeft. De heer Mulder zegt, dat hij de gegevens bij zich heeft en een uitgebreid antwoord aan den heer Wilbrink zou kunnen geven, doch dat daarvoor het uur thans te ver gevorderd is. Overigens zal het op het tijdstip van de totstandkoming der zweminrichting van geen invloed zijn, als hij in plaats van nu in de volgende vergadering antwoordt. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Buiten de agenda om werden nog behandeld: l8. een voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aan koop van eenige perceelen bouwterrein met de zich daarop bevindende huizen en verdere opstallen nabij de Heerenstraat en ten Zuiden van den Zoeterwoudschen Singel (pag. 210); 2°. een voorstel van den heer v. Eek om den prijs van het gas met 1 cent per Ms. te verlagen (pag. 211); 3°. een voorstel van den heer Knuttel in zake de behande ling van het ontwerp-Vlootwet (pag. 212). Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 12