MAANDAG 24 SEPTEMBER 1923. 193 voorstellen te dien aanzien zijn te verwachten dan wel of de zaak op de lange baan wordt geschoven. In verband met de groote werkloosheid en met het feit, dat de gemeente de werk- loozen voortdurend moet steunen, is het gewenscht dit werk nu eens aan te pakken. De heer Wilbrink zegt, dat het hem is opgevallen, dat, terwijl 12000.wordt aangevraagd, het werk bij publieke aanbesteding voor 7000.is aanbesteed. Hij vraagt waarvoor die overige 50.00.zal worden gebruikt, ook voor de werk verschaffing dan wel voor andere doeleinden, zooals afrastering van terreinen van omringende eigenaren. De heer Piekaar verzoekt, zich grootendeels aansluitende bij hetgeen vorige sprekers hebben gezegd, om aan den Raad voortaan een gespecificeerde begrooting voor te leggen, opdat de Raadsleden kunnen zien waar het geld voor noodig is. Voor het werk achter den Maresingel, dat begroot was op 95000. bleek bij de aanbesteding ook slechts ongeveer de helft te hoog te zijn begroot. In zulke gevallen moet voor iedereen zichtbaar zijn, waaraan het geld wordt besteed. Als de Directeur van Gemeentewerken een begrooting maakt, trekt hij daarop toch afzonderlijk een post voor materiaal en een voor werkloon uit. De heer Huurman moet, ten einde een verkeerd oordeel te voorkomen, bestrijden hetgeen de heer Piekaar aan het slot heeft gezegd. Op de begrootingen, welke door de directie van Gemeentewerken gemaakt worden, komen uitgaven voor materialen en arbeidsloonen niet afzonderlijk voor. De heer Mulder meent, dat de heer Wilmer een nader antwoord heeft gekregen van den heer Huurman. In de be grootingen van al die kleine werken wordt het bedrag over het geheel der uitgaven genomen. Had de heer Wilmer echter vooraf gevraagd, hoeveel arbeidsloon erin zit, dan zou spreker het hebben kunnen laten berekenen. Wat betreft de demping van het Levendaal, daaraan zit veel vast, maar eerstdaags zullen voorstellen dienaangaande den Raad bereiken. De Voorzitter wijst erop, dat niet zoo lang geleden de Raad besloten heeft tot de uitvoering van een aantal werken, in het belang van de werkverschaffing, waaronder ook voor kwam de demping en rioleering van de Binnenvestgracht benoorden de Langegracht. Nu moesten Burgemeester en Wethouders bij den Raad komen met een voorstel om het benoodigde geld hiervoor toe te staan, omdat anders de aan besteding geen voortgang zou kunnen hebben. Het moest eenigszins haastig geschieden en zoodoende heeft de Wethouder zich niet met de détails kunnen bezighouden. Spreker ver moedt, dat bij dit werk de verhouding tusschen de uitgaven voor arbeidsloonen en die voor materialen wel dezelfde zal zijn als bij alle andere dergelijke werken. De quaestie van de demping van het Levendaal heeft met deze zaak niets uit te staan. Daarmede zal het wel niet zoo voorspoedig gaan, want er is een zeer groot verzet tegen, en men zal wel niet zoo spoedig tot demping van het Levendaal kunnen overgaan. De heer Wilbrink zegt van den Wethouder geen antwoord te hebben ontvangen op zijn vraag, waarvoor dat bedrag van 5000.zal worden besteed. Waar blijkens de aanbesteding voor het werk als zoodanig slechts 7000.noodig is en 12000.wordt aangevraagd, moet de Wethouder op sprekers vraag toch antwoord kunnen geven. De heer Mulder antwoordt, dat, als er slechts 7000. noodig is, Burgemeester en Wethouders die overige 5000. niet voor liefhebberij zullen gaan uitgeven. Voor enkele kleine dingen, zooals voor bestekken en wellicht voor afscheiding van terreinen, zal nog eenig geld noodig zijn, maar die kosten zijn thans nog niet op te geven. Gesteld, dat men daarvoor 1000.ol 2000zal behoeven, dan zou het te omslachtig zijn daarvoor weer een afzonderlijke aanvrage in te dienen. De vrees, welke meermalen is geuit, dat het geld toch wordt uitgegeven, al is het niet noodig voor een bepaald werk, is ongegrond. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, op verzoek van den heer Wilmer in stemming gebracht, wordt met 27 tegen 4 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren Reimeringer, Sanders, mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Verwey, Witmans, Heems kerk, Eikerhout, Pera, Huurman, Splinter, van Hamel, Sijtsma, Groeneveld, Knuttel, Piekaar, van Eek, Oostdam, Baart, Eerd- mans, Spendel, Coster, van Rosmalen, Bergers, Kooistra, van Stralen, Mulder en Meijnen. Tegen stemmen: de heeren van der Wall, Wilbrink, Wilmer en mevrouw de Stoppelaar—Zeeman. XIV. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de invoering van een kaartstelsel voor de bevolkings administratie. (Zie Ing. St. No. 287.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Wall vraagt waarom een post van 6680.voor schrijfloon is uitgetrokken. De heer Reimeringer antwoordt, dat dat bedrag noodig is voor het overschrijven van de oude registers op kaarten, een werk, dat in drie maanden tijd gereed kan zijn en waar voor aparte menschen zullen worden aangenomen. Het is een hoogst noodzakelijk werk, omdat sommige van die oude registers reeds 33 jaar in gebruik zijn en het gewenscht is, dat er een eind komt aan het tegenwooidige omslachtige systeem, waarbij, als iemand verhuist, daarvoor in drie of vier registers overschrijving moet plaats hebben. De heer van der Wall kan niet begrijpen, dat daarvoor speciaal meer ambtenaren noodig zijn. Toen bij de administratie der Rijksbelastingen ingevoerd moest worden het kaartsysteem betreffende de Rijksinkomsten- belasting en de gemeentelijke inkomstenbelasting, hebben de ambtenaren daar datzelfde werk verricht gedurende de bureau-uren. Overigens is er een voorschrift van het Rijk, dat gedurende 12 weken eiken dag een uur moet worden overgewerkt, als het noodig is. Aangezien over het algemeen de gemeente-ambtenaren behoorlijk gesalarieerd worden, kan er van hen wel eenig extra werk gevorderd worden, zoodat dit bedrag van 6680.uitgespaard zou kunnen worden. De Voorzitter zegt, dat men niet kan vergelijken de werk zaamheden op een belastingkantoor met de werkzaamheden bij den burgerlijken stand. Bij de belastingadministratie levert het geen onoverkomelijke moeilijkheden op, wanneer de dienst ten achter is het kost het Rijk alleen een zeer groot renteverlies maar bij den burgerlijken stand kan men geen stagnatie hebben; dan zou men de registers in de war laten loopen. De gewone werk zaamheden van den burgerlijken stand blijven doorgaan; de menschen blijven geboren worden, blijven huwelijken sluiten, blijven doodgaan, enz.; naast de werkzaamheden uit dien hoofde kunnen de ambtenaren niet tevens de aan de invoering van het kaartstelsel verbonden werkzaamheden verrichten. De zaak moet in betrekkelijk korten tijd haar beslag krijgen anders komt er verwarring. De heer van der Wall meent, dat aan de vertraging van de uitreiking der biljetten voor de Rijksbelastingen een andere oorzaak ten grondslag lag. De Voorzitter vraagt, of de Raad kan goedvinden, dat de heer van der Wall voor de derde maal het woord krijgt. De heer van der Wall verklaart van het woord af te zien. De heer Sijtsma was aanvankelijk geneigd zich bij den heer van der Wall, dien hij als een deskundige beschouwt, aan te sluiten, maar na de woorden van den Voorzitter is hij daarvan teruggekomen. Spreker wil tot den tegenwoordigen Wethouder van den Burgerlijken Stand geen verwijt richten, maar. waar in de stukken wordt gezegd, dat op de afdeeling van den Burgerlijken Stand een groote chaos heerscht, wil hij toch opmerken, dat vorige Wethouders van den Burgerlijken Stand, over wie bij hun heengaan zooveel loftuitingen zijn geuit, die zaken toch niet schijnen te hebben behartigd zooals zij behartigd hadden moeten worden. Zij hadden het dan toch zeker niet tot zulk een chaos laten komen. De heer Pera zegt, dat hij in den tijd van de laatste volks telling op de hoogte is gekomen van den feitelijken toestand op den Burgerlijken Stand en dat toen is begrepen, dat er een geheele verandering moest komen, ook wat de wijze van werken en de inrichting van een en ander betreft. Dat de tegenwoordige toestand is ontstaan, is een gevolg van de omstandigheid, dat de vorige chef niet op de hoogte is gebleven van de werkmethode, zooals die werd gewijzigd, ook in het belang van orde en regel. Toen vaststond, dat er verandering moest komen, is met nauwgezetheid nagegaan wat er moest gebeuren en is er bij de benoeming van een nieuwen chef rekening gehouden met

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 5