179
dan ongeveer 53000.ten laste van de gemeentekas zou
komen.
Als voordeel staat daar nu weliswaar tegenover, dat er
een doorgaande verbinding zou komen van den Rijnsburger-
weg met bet stadsdeel rond de Mare, zoodat dus de spoor
wegovergang en de Stationsweg inderdaad vermeden zouden
kunnen worden, doch daarbij dient er al dadelijk op te
worden gewezen, dat die verbinding in de eerste plaats niet
noodzakelijk is te noemen en bovendien toch nog gebrekkig
zou zijn, aangezien de Maredijk smal en wegens den tunnel
onder de spoorbaan vrijwel alleen voor voetgangers en wiel
rijders te gebruiken is.
Uit een oogpunt van verkeer is de aanleg van den voor
gestelden weg alzoo voor de gemeente niet van zoodanig
belang, dat een uitgave als bovengenoemd daarvoor gerecht
vaardigd zoude wezen. Ook de overige in het adres genoemde
voordeelen, welke de nieuwe straat nog zou opleveren, kunnen
daarin o. i. geen verandering brengen.
In dit verband zij nog opgemerkt, dat niet zoozeer de
gemeente, als wellicht de adressanten zelf door den ge-
wenschten straataanleg zouden worden gebaat, vermits de
aan die straat grenzende bouwterreinen daardoor tot bouw-
rijpen grond zouden worden en dientengevolge aanmerkelijk
in waarde zouden stijgen. Het ligt echter niet op den weg
van de gemeente, om er toe mede te werken, dat deze
gronden op gemeentekosten productief worden gemaakt.
Aangezien er derhalve geen aanleiding bestaat om in
dezen af te wijken van den op de desbetreffende verorde
ning steunenden regel, dat straten en wegen voor rekening
van de belanghebbenden, d. z. de eigenaren van den voor
straat bestemden grond, moeten worden aangelegd, geven
wij U, overeenkomstig het advies van de Commissie van
Fabricage, in overweging afwijzend op het verzoek te be
schikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 21 Juni 1923.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Mijne Heeren,
De ondergeteekenden,
A. de Yereeniging voor Christelijk Middelbaar Onderwijs
te Leiden, ter deze vertegenwoordigd door de ondergeteekende
sub 1 en 2.
B. de Naamlooze Vennootschap Maatschappij tot Exploi
tatie van Onroerende Goederen „Beperkt Bezit" te Leiden
ter deze vertegenwoordigd door de ondergeteekende sub 3;
wenden zich tot Uwen Raad met het navolgende:
De partij sub B eigenares van diverse perceelen grond
gelegen nabij den Rijnsburgerweg en den Maredijk, stelt
zich voor een verbindingsweg te maken tusschen den
Rijnsburgerweg en den Maredijk door het aanleggen of het
doen aanleggen van een straat welke paralel zal loopen aan
het z.g. kanaal de Vliet langs het Posthof, volgens het be
staande gemeentelijk uitbreidingsplan.
De Mij. „Beperkt Bezit" is bereid de voor dit doel benoo-
digden grond om niet aan de Gemeente Leiden in eigendom
over te dragen, terwijl deze Mij. desgewenscht een belang
rijk deel in de te maken kosten wil dragen tot een maximum
van 20000.
Adressanten meenen waar het hier geldt een algemeen en
stadsbelang en een goede verbinding van den Rijnsburger
weg naar den Maredijk ten eenenmale ontbreekt, het thans
voorgestelde plan alle medewerking Uwerzijds verdient ter
wijl zij opmerken dat bij tot standkoming van dezen weg
de last welke dagelijks ondervonden wordt bij het passeeren
van den overweg van het Station H. S. M. en welke nog in
hooge mate vermeerderd wordt na de opening der genoemde
H. B. S. grootendeels opgeheven wordt, daar het dan mogelijk
wordt het verkeer via Mare, Rijnsburgersingel en Marendijk
te doen plaats hebben.
Voorts merken adressanten op, dat bij tot standkoming
van dien weg le. geen doodloopeude straat ontstaat, 2e. er
belangrijke terreinen voor bouwgrond beschikbaar komen
en 3e. het bereiken van sportterreinen als anderzins ten
zeerste bevorderd wordt.
Redenen waarom adressanten Uwen Raad beleefd ver
zoeken de gevraagde medewerking wel te willen verleenen,
zoodanig dat de Gemeente Leiden, waar het hier een groot
gemeentebelang geldt, de verdere kosten van aanleg draagt.
Hoogachtend,
J. P. Mulder, w. Voorzitter.
Lotjrens Bosch, Secretaris.
J. J. de Gler, Directeur.
N°. 309. Leiden, 8 October 1923.
Ons voorstel om het verzoek van een aantal bewoners
van den Apothekersdijk en de Haarlemmerstraat tot afslui
ting van de Kennewegsteeg voor het openbaar verkeer,
niet in te willigen (zie Ingek. Stukken No. 190 van dit jaar),
kon in Uwe Vergadering van 25 Juni jl. geene meerderheid
vinden. Blijkens de toen genomen beslissing acht Uwe Ver
gadering zoodanige afsluiting derhalve wenschelijk.
Wij hebben thans nagegaan, op welke wijze de afsluiting
van genoemde steeg zou kunnen plaats hebben en zijn met
de Commissie van Fabricage van oordeel, dat de sluiting
in dier voege dient te geschieden, dat zij zich uitstrekt
vanaf 2 Meter van den hoek Apothekersdijk tot ongeveer
6 Meter van den hoek Haarlemmerstraat. Het urinoir aan
de zijdé van den Apothekersdijk, dat, zooals wij reeds
eerder opmerkten, met het oog op de groentenveilingen en
bloemenmarkten niet gemist kan worden, valt dan buiten de
afsluiting, terwijl dat aan den kant der Haarlemmerstraat
komt te vervallen. De in de Kennewegsteeg uitkomende
achter-uitgang van het op den hoek Haarlemmerstraat ge
legen café blijft eveneens vrij. Aan hen, die een uitgang in
de steeg hebben, zal een sleutel van het te plaatsen hek
worden gegeven.
Op de na Uwe beslissing van 25 Juni jl. bij ons College
ingekomen verzoeken van belanghebbenden, om de steeg
overdag open te laten en haar eerst tegen den avond af te
sluiten, hebben wij, nu Uwe Vergadering zich voor alge-
heele afsluiting heeft uitgesproken, geen vrijheid gevonden
in te gaan.
Overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage
geven wij U alsnu in overweging:
a. te verklaren, dat de Kennewegsteeg vanaf 2 Meter
afstand van den Apothekersdijk tot op ongeveer 6 Meter
afstand van dé Haarlemmerstraat, voor den openbaren dienst
niet meer bestemd is;
b. ons College te machtigen, in verband met de afsluiting
van het sub a bedoelde gedeelte der Kennewegsteeg het
noodige te verrichten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 310. Leiden, 8 October 1923.
De Chemische en Mechanische Stofbestrijdings Onder
neming te Amsterdam verzoekt in haar hierachter afgedrukt,
tot Uwe Vergadering gericht, adres te worden belast met
het schoonhouden van de gemeentescholen en/of andere
gemeentegebouwen en met het verrichten van daarmede
samenhangende werkzaamheden, zooals het wasschen der
ramen, het uitvoeren van de groote schoonmaak, het aan
maken van de kachels en het stofvrij maken der vloeren.
Adressante, aanvoerende, dat zij de grootste schoonmaak-
onderneming in Nederland is, acht zich in staat de bedoelde
werkzaamheden tegen lageren prijs uit te voeren, dan daarvoor
thans wordt betaald en wijst daarbij o. a. op de door haar
met de gemeente Delft getroffen regeling, in welke gemeente
zij ook met het schoonhouden van gemeentegebouwen is
belast.
Het komt ons met de Commissie van Fabricage voor,
dat er niet voldoende aanleiding bestaat, om op het verzoek
van bovengenoemde onderneming in te gaan. Thans staan
de werkvrouwen, die de scholen reinigen en er de kachels
aanmaken, onder rechtstreeksch toezicht van de hoofden
der scholen, die zoodoende het schoonmaakwerk kunnen
laten uitvoeren op de wijze, door ieder hunner voor zijne
school het beste geacht. De gansche schoonmaak-aan-
gelegenheid wordt in elke school op min of meer huiselijke,
doch daarom op niet minder deugdelijke wijze door het
schoolhoofd geregeld met het door hem zelf gekozen personeel.
Deze regeling heeft tot dusverre goed gewerkt en nimmer
tot klachten aanleiding gegeven. Is echter een algemeene
overeenkomst met eene instelling als adres santé aangegaan,
dan zal de methode van werken in elk schoolgebouw hoogst
waarschijnlijk dezelfde moeten zijn en zal aan speciale
wenschen van de hoofden der scholen moeilijk kunnen worden
voldaan. Het schoolhoofd behoudt voorts uit den aard der zaak
weinig zeggenschap over het schoonmakend personeel, hetgeen
aan de reiniging der scholen niet ten goede zal komen.
Daarbij komt, dat het schoonhouden van schoolgebouwen
thans aan tal van vrouwen te dezer stede het, in de meeste
gevallen hoog noodige, inkomen verschaft om zich een be
scheiden bestaan te verzekeren, terwijl, ook al verklaart de
adresseerende onderneming zich bereid het tegenwoordig
schoonmaakpersoneel in haren dienst over te nemen, de
mogelijkheid, zoo niet de waarschijnlijkheid, bestaat, dat
deze werksters in het belang der onderneming binnen langer