172 378 Kosten ziekenverpleging 52.000.— 72.000.— 383/397 Subsidie Burgerlijk Arm bestuur 232.000.— 290.000 396/397 Steunverleening werkloo- 309.500.— zen (Steuncommissie) 25.000 510 Rente van opgenomen kas geld 28.625.— 90.000.— Uitgaven 337.625.— 761.500.— Uitgaven nadeeliger 423.875. Ontvangsten 224.122. 647.997.— Het niet meer toekennen door het Eijk van de nooduit- keering is, nu een definitieve oplossing van het vraagstuk der financieele verhouding tusschen liet Rijk en de gemeenten nog niet is tot stand gekomen, voor de gemeente te be treuren. Het gemeentelijk budget wordt daardoor alleen reeds met bijna 200.000.belast. Bovendien is tenge volge van de sedert 1920 genomen leeningsbesluiten het bedrag, dat thans moet worden geleend, zoodanig toe genomen, dat de rentepost, voorloopig nog in den vorm van kasgeldrente, aanzienlijk hooger moet worden uitge trokken. De hoogere uitgaven voor ziekenverpleging houden voornamelijk verband met de verhooging van de aan het Rijk te betalen verpleeggelden in het Academisch Zieken huis. De verdere hoogere uitgaven hangen ten nauwste samen met de tegenwoordige tijdsomstandigheden. Terwijl dus de begrooting 1924 tengevolge van een en ander hooger wordt belast met bijna 650.000.geeft het eindresultaat een hoogere raming aan van 224.000.— Het saldo van den „normalen" dienst is derhalve feitelijk 650.000.224.000.426.000.gunstiger. Dit is voor een goed deel een gevolg van het door ons College ten aanzien van de begrooting 1924 ingenomen "standpunt, dat is neergelegd in een aan de hoofden van dienst gericht schrijven, waarvan de inhoud als volgt luidde „Wij hebben de eer U, evenals het vorige jaar, dringend „te verzoeken bij het opmaken van de begrooting betreffende „Uwen Dienst voor 1924 de meest mogelijke zuinigheid te „betrachten. „Daarnevens ziet ons College zich genoodzaakt, teneinde „tot een verlaging der plaatselijke directe belasting naar „het inkomen te geraken, aan de voor 1924 op te maken „begrooting als eisch te stellen, dat de hierop te ramen „uitgaven in totaal een verlaging zullen aangeven van ten „minste 10 °/o. Bovendien zal moeten worden getracht de „inkomsten te verhoogen. Tengevolge van een en ander „zullen de voor 1924 te verwachten uitkomsten althans 10 °/o „gunstiger moeten zijn dan die voor 1923 geraamd. Slechts „in zeer enkele gevallen zal met een bezuiniging van minder „dan 10 genoegen worden genomen. Voor het geval de „bezuiniging echter minder dan 5 bedraagt, verzoeken wij „U de motieven te willen vermelden, op grond waarvan dit „percentage niet kan worden bereikt." De verkregen resultaten zijn dus wel bevredigend te noemen. Het ligt dan ook in ons voornemen om in deze richting zoo mogelijk naar verdere maatregelen te zoeken tot inkrim ping van de uitgaven of verhooging van de ontvangsten; welke wij echter niet denken te vinden in meerdere directe lasten op de ingezetenen of die drukkend zouden kunnen zijn voor handel of industrie. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Volgn. Omsohrjjving. Raming '23. Raming '24.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 14