MAANDAG 27 AUGUSTUS 1923. 181
In de jaren, dat spreker deel van den Raad heeft uitge
maakt, is hij steeds op de meest aangename en welwillende
wijze behandeld geworden, in de eerste plaats door den
Voorzitter, die al het mogelijke gedaan heelt om spreker te
steunen en zijne positie gemakkelijk te maken. Spreker zal
dan ook de beste herinneringen medenemen.
Spreker spreekt de hoop uit, dat het den leden van den
Raad, die zullen aanblijven, gegeven moge zijn nog veel in
het belang van de gemeente tot stand te brengen, en dat de
gemeente Leiden steeds zal mogen groeien en bloeien.
Teekenen van instemming.)
De heer van der Lip zegt den Voorzitter hartelijk dank
voor de bizonder vriendelijke woorden, tot hem gericht.
Nu dit de laatste Raadszitting is, die spreker bijwoont,
wil hij natuurlijk met een enkel woord afscheid nemen
van den Raad (van het college van Burgemeester en Wet
houders hoopt hij dit op een anderen tijd en plaats te doen).
En dan is het spreker in de eerste plaats een behoefte des
harten om te verklaren, dat hij het zich tot een groot voor
recht rekent ruim 20 jaren deel van den Raad te hebben
mogen uitmaken en tot een nog grooter voorrecht dat hij
daarvan 1472 jaar het ambt van Wethouder heeft mogen
bekleeden. Spreker is er den Raad in hooge mate erkentelijk
voor, dat deze hem zoovele jaren een Wethouderszetel heeft
waardig geacht, niet zoozeer omdat daarin een groote onder
scheiding is gelegen, welke hij ten zeerste heeft gewaardeerd
en steeds zal blijven waardeeren, ook niet zoozeer omdat hij
daardoor vele interessante werkzaamheden heeft mogen ver
richten hierbij denkt hij voornamelijk aan den tijd, dien
hij de zaken betreflende het onderwijs te behandelen heeft
gehad maar veel meer omdat hij daardoor vele jaren in
de gelegenheid is geweest een werkzaam aandeel te hebben
in de behartiging van de belangen dezer stad, waaraan hij
zich met onverbreekbare banden verbonden gevoelt.
Wanneer spreker in het tijdperk van zijn Raadslidmaatschap
en zijn Wethouderschap iets ten nutte en tot heil van deze
gemeente heeft mogen tot stand brengen of heeft mogen
helpen tot stand brengen, dan zal hem dat zijn leven lang
tot groote dankbaarheid stemmen en zal hij er uit dien
hoofde steeds erkentelijk voor zijn, dat hij zoo lang ook een
deel van zijn tijd en krachten ten bate van de gemeenschap
heeft mogen besteden.
Spreker heeft al den tijd, dien hij hier als Raadslid en
vooral als Wethouder heeft mogen doorbrengen, over het
algemeen niet te klagen gehad over gebrek aan waardeering
van en vertrouwen in zijn werk. Daarvoor brengt spreker
den Raad en natuurlijk denkt spreker hierbij onwille
keurig ook aan de vele leden, met wie hij vroeger in dit
college zitting heeft gehad op dit oogenblik zijn oprechten
dank, evenals voor de welwillende en vriendschappelijke wijze,
waarop de Voorzitter, de Secretaris en de Raadsleden, onver
schillig van welke richting ook, sprekers persoon steeds zijn
tegemoet getreden.
Ook wil spreker hier openlijk dank uitspreken voor de
krachtige hulp en ondersteuning, voortdurend ondervonden
van de uitstekende ambtenaren der gemeente, die daardoor
zijn niet altijd even gemakkelijke taak aanmerkelijk verlicht
hebben.
Het spreekt vanzelf, dat het verlaten van dezen werkkring,
het prijsgeven van een gewichtige taak, die spreker in het
algemeen, vooral voorzooverre zij in de kamer van Bur
gemeester en Wethouders en wethouderskamer werd ver
richt, met genoegen heeft mogen vervullen, hem wel wat
gekost heeft en vooral op dit oogenblik, nu hij voor het
laatst het woord voert in deze zaal, waarin bij zooveel heeft
meegemaakt, zulke belangrijke momenten heeft bijge
woond, is hij niet weinig onder den indruk van de
groote verandering, die er in zijn leven staat plaats te hebben.
Toch heeft hij niet anders mogen handelen. Was het aan
den eenen kant zijn lust en begeerte om, zoo kiezers en Raad
hem daartoe in de gelegenheid wilden stellen, op zijn post
te blijven en op die wijze nog verder in het belang der
gemeente Leiden werkzaam te zijn, aan den anderen kant
heeft hij vooral de laatste jaren meer dan duidelijk spreker
zou haast zeggen: »aan den lijve" ondervonden dat het
wethouderschap van een stad als Leiden langzamerhand is
uitgegroeid tot een betrekking van dien omvang en dat ge
wicht, een betrekking, die zooveel tijd en moeite vergt en
zooveel zorgen meebrengt, dat het naast een andere maat
schappelijke betrekking van eenige beteekenis, niet, althans
niet behoorlijk is waar te nemen. Spreker rpeent te mogen
betwijfelen of de Raad hiervan wel altijd voldoende door
drongen is geweest. .Men beschouwe deze laatste opmerking
niet als een verwijt; als hoedanig zij in de verste verte niet
is bedoeld, maar als een vriendelijken wenk, dien spreker hij
het verlaten van dit college zeker nog wel hij meent er
bij te mogen voegen»in het algemeen belang" ten beste
mag geven.
Spreker zal eindigen, maar niet zonder den hartgrondigen
wensch te hebben uitgesproken, dat de Raad, ook in zijn
nieuwe samenstelling, onder de beproefde en uitnemende
leiding van dezen Voorzitter, nog veel goeds tot stand moge
brengen voor de goede stad Leiden en hem de wijsheid moge
geschonken worden om in de vele moeilijke vraagstukken,
die zich nog voortdurend op gemeentelijk gebied voordoen,
den juisten en voor de gemeente meest heilzamen weg te
kiezen. Teekenen van instemming.)
De heer de Lange wenscht een woord van vriendelijken
dank te richten tot den Voorzitter voor de wijze, waarop
deze het afscheid van de leden, die niet in den nieuwen
Raad zullen terugkeeren, heeft gememoreerd. De Raad zal
misschien wel begrijpen, dat het spreker leed doet heen te
moeten gaan. Al is het lidmaatschap van den Raad geen
sinecure, vooral in dezen tijd, spreker had lust om zich in
die dingen te bewegen, maar, al is de lust bij hem nog
gebleven, de kracht is verdwenen. Hij hoopt echter wel
gemoed den weg te gaan, welken God voor hem heeft gebaand.
Hij verheugt zich er over, dat men hem waardig heeft gekeurd
oiri eenigen tijd mede te werken in het bestuur van de
gemeente Leiden. Is er in zijn werk iets goeds geweest, dan
is hij daarvoor dankbaar; heeft hij het somwijlen verkeerd
gedaan, dan biedt hij daarvoor zijn verontschuldiging aan.
Waar de oude Raad verdwijnt en de nieuwe op 4 September
bijeenkomt, hoopt spreker, dat Leiden altijd een goed plichts
getrouw gemeentebestuur zal hebben, dat onder de goede
leiding van dezen Burgemeester de belangen van de gemeente
zoo zal behartigen, dat iedereen overtuigd is, dat de Raad
niets anders doet dan trachten de gemeente vooruit te
brengen. Moge, zegt spreker, onder leiding van een dergelijk
gemeentebestuur tot in lengte van dagen de gemeente Leiden
groeien en bloeien. (Teekenen van instemming).
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.