MAANDAG 27 AUGUSTUS 1923. 179 rapporten telkens aangaf hoeveel porties versterkende middelen waren verstrekt, thans geheel buiten beschouwing blijft. Al dergelijk werk wordt op die manier door de overheid aan het particulier initiatief onttrokken. Wil men dien socialen weg op, dan moet de Raad dat weten, maar spreker waar schuwt er tegen, want dat loopt uit op steeds verder om zich heen grijpende uitgaven. Vandaag is het de wasch, waarom morgen niet de maaltijden? Men zal op die manier steeds verder gaan. De heer de Lange merkt op, dat, indien de heer Pera de bedoeling van Burgemeester en Wethouders juist vertolkt, als hij zegt, dat alleen bedoeld is hulp voor een oogenblik, dit voorstel slecht is geredigeerd. Er staat n.l. in het voor stel, dat de te verleenen hulp o.m. zal bestaan in hulp inde huishouding »ook wel bij chronische ziekte van de moeder" en in het uitbesteden van de wasch voor de huismoeders. Verder wordt er gesproken van »het uitbesteden van de wasch ter verlichting van de taak van zwakke vrouwen of van vrouwen gedurende één maand vóór- en één maand na hare bevalling", waar ligt hier, vraagt spr., het plotselinge, het onvoorziene? Het zijn regelingen, welke voor zekeren tijd gelden, niet voor een oogenblik. Als een geneesheer voor een patiënt een bus eikel-cacao noodig acht, dan zal die er ook wel komen zonder dat men dezen geheel verkeerden weg inslaat. Trouwens, dergelijke machtiging als door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, zou dan niet alleen aan den Directeur van den Geneeskundigen Dienst verstrekt moeten worden maar ook aan alle 6 gemeentelijke geneesheeren, want dezen verkeeren in hetzelfde geval. Inderdaad moet de geneeskundige uitmaken, of hulp noodig is, maar hij moet niet uitmaken, wie die hulp betalen zal; hij kan het ook niet. Daartoe is een onderzoek noodig en tot het instellen van zoodanig onderzoek is de geneeskundige niet de aangewezen man. De heer Groeneveld kan zich met dit voorstel vereenigen, dat alleen beoogt dat de Directeur van den Geneeskundigen Dienst de beschikking krijgt over een klein bedrag om direct hulp te kunnen verleenen. De liefdadige instellingen werken veel te stroef en dientengevolge treden zij soms te laat op, waarvan spreker wel eens een geval is medegedeeld. Tegenover de mogelijkheid, dat van het aangevraagde geringe bedrag een kleinigheid ten onrechte besteed zal worden, staat dat in tal van gevallen, dat hulp noodzakelijk is, het geld goed besteed zal zijn. De heer Wilbrink wijst er op, dat in de toelichting van Burgemeester en Wethouders niet gesproken wordt van kleine zaken, zooals de heer van der Lip ze noemt; er wordt daar melding gemaakt van de uitbesteding van de wasch en het verschaffen van versterkende middelen. Hij ziet niet in, dat niet even goede resultaten zouden worden bereikt, als daar over een week moest worden gesproken en onderhandeld. Dat zijn sprekers bezwaren, welke niet zijn opgeblazen, maar ernstig gemeend, omdat hij vreest, dat van deze hulp een zeer ruim gebruik zou worden gemaakt. De heer van der Lip herhaalt, dat het de bedoeling is alleen op te treden in die gevallen, waarin van andere zijde geen of nog geen hulp wordt verleend en uit medisch oog punt ingrijpen noodig is. Voor diepgevallen moet de Directeur de beschikking hebben over eenig geld. Dit vindt ook uit drukking in het geringe bedrag, dat wordt aangevraagd. Spreker ontkent tegenover den heer de Lange, dat een geneeskundige niet zou kunnen uitmaken of hulp noodig is. De Directeur heeft zijn personeel, dat terzake een onderzoek kan instellen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub I wordt in stemming gebracht en met 17 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren Mulder, Bots, van der Lip, Sijtsma, Kuivenhoven, van Hamel, Splinter, Dubbeldeman, van Stralen, Wilmer, Groeneveld, Knuttel, Bisschop, Heemskerk, Mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren Schoneveld en Pera. Tegen stemmen: de heeren de Lange, Meijnen, Sanders, Wilbrink, Oostdam, Eerdmans en Eikerbout. (De heer Huurman had de vergadering tijdens deze stem ming tijdelijk verlaten). Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub II wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. XL. Bezwaarschriften tegen aanslagen in het Vergunnings recht, dienst 19221923. (Zie Ing. St. No. 262). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XLI. Voorstel tot overbrenging van het dienstjaar 1922 op dat van 1923 van de benoodigde gelden voor de voldoening van eenige onbetaald gebleven vorderingen en tot voldoening van gelden uit den post voor «Onvoorziene Uitgaven" voor 1923. (Zie Ing. St. No. 255). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XLI1. Rekening van de Ontvangsten en Uitgaven der ge meente over het jaar 1922, met inbegrip van die der Haar lemmertrekvaart. (Zie Ing. St. Nis. 254 en 271). De Voorzitter stelt allereerst aan de orde de rekening van ontvangsten en uitgaven van de Haarlemmertrekvaart over het jaar 1922. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot goedkeuring van deze rekening besloten. De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde de rekening van de ontvangsten en uitgaven der gemeente over het jaar 1922. De beraadslaging wordt geopend. De heer de Lange wenscht naar aanleiding van volg nummer 73d der rekening, dat de mededeeling inhoudt, dat van het Rijk als bijdrage in de stichtingskosten van de school op het Schuttersveld werd ontvangen 8147.725, de opmerking te maken, dat uit die mededeeling blijkt, dat langdurige beraadslagingen soms zeer kostbaar kunnen zijn. Er is over die school zoolang gedelibereerd, dat daardoor is gederfd een bedrag van 50.000.a 60.000.als Rijks bijdrage in de stichtingskosten van die school. De Voorzitter vindt die opmerking van den heer de Lange niet billijk, omdat uitstel van een zaak ook wel eens zijn nuttige zijde kan hebben. Vooreerst kon niet worden vermoed, dat het Rijk op een gegeven moment zou zeggen, dat het de 25 bijdrage, welke het in vorige jaren had gegeven, niet meer zou verstrekken, maar bovendien dekt het gevoteerde bedrag niet alleen de bouwkosten, maar tevens hetgeen men aan Rijksbijdrage heeft moeten derven. Had men spoediger gehandeld, dan had men wel die 25% Rijksbijdrage ontvan gen, maar dan zouden de bouwkosten veel hooger zijn ge weest, dan hetgeen men thans minder aan Rijksbijdrage heeft gekregen. De heer de Lange verheugt zich in die mededeeling maar zegt, dat het niet een toevallige omstandigheid is geweest, dat de gemeente de Rijksbijdrage mist, want de wet, welke aanleiding heeft gegeven tot het derven van deze bijdrage, is lang van te voren aanhangig geweest en men kon het dus tijdig genoeg weten, dat de Rijksbijdrage verviel. De heer Knuttel wijst erop, dat het opnemen van bedragen als dat van ƒ95000.voor de kosten van rioleeiing enz. van het terrein benoorden den Maresingel, welke ten slotte veel minder zullen bedragen, het beeld van de financiën onover zichtelijk maakt. Er wordt in den betrekkelijken staat een bedrag genoemd, dat voor de consolideering der schuld noodig zou zijn. Nu is spreker altijd een groot tegenstander van het voorzien in die uitgaven door leening, maar als er geleend moet worden, dan moet het op gunstige voorwaarden geschieden. In verband daarmede wil spreker vragen, of Burgemeester en Wethouders niet het gunstige oogenblik hebben laten voorbijgaan, want de stemming voor gemeenteleeningen ter beurze is in den laatsten tijd zeer dalende. De Voorzitter zegt, dat men niet gaat leenen als tnen geen geld noodig heeft. De stand van de kas is op het oogen blik zoo, dat er geen loopende accepten zijn, maar dat de gemeente 2 ton op prolongatie heeft staan. Spreker vermoedt, dat de gemeente in het eerste jaar nog geen leening zal be hoeven aan te gaan. Mevrouw DubbeldemanTrago heeft in de rekening niet aangetroffen een opgaaf van de resultaten van het gemeen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 13