119
1894 (Gem.blad no. 6), gewijzigd bij verordening van 29
April 1909 (Gem.blad no. 4) en van 25 Januari 1894 (Gem.
blad no. 7), gewijzigd bij verordening van 29 April 1909
(Gem.blad no. 5).
30. VERORDENING,
regelende de bezoldiging van de vakonderwijzers en onderwijze
ressen in teekenenlichamelijke oejening en handwerken
en de toelagen aan de kweekelingen aan de openbare
lagere scholen in de gemeente Leiden.
Artikel 1.
De bezoldiging van de vakonderwijzers en -onderwijze
ressen in teekenen en lichamelijke oefening aan de openbare
lagere scholen bedraagt 90.'s jaars per wekelijksch
lesuur, na het volbrengen van 1, 2, 3, 5, 7, 9. 11, 13 en
15 dienstjaren als zoodanig aan eene openbare of bijzondere
of buitengewone school voor lager onderwijs, hetzij hier,
hetzij elders, telkens te verhoogen met 5.per weke
lijksch lesuur, zoodat de maximum bezoldiging 135.
's jaars per wekelijksch lesuur bedraagt.
Buiten toestemming van den vakonderwijzer of de vak
onderwijzeres kunnen hem (haar) niet meer dan 30 res
pectievelijk 25 lesuren per week worden opgedragen.
Art. 2.
De vakonderwijzers en -onderwijzeressen in teekenen en
lichamelijke oefening mogen zonder toestemming van den
Gemeenteraad, geen bezoldigde betrekkingen aan andere, dan
gemeente-instellingen in Leiden, aannemen.
Zij zijn verplicht tegen het einde van den cursus, waarin
zij den vijf en zestigjarigen leeftijd hebben bereikt, eervol
ontslag aan te vragen; de vakonderwijzers kunnen evenwel
telkens voor een jaar herbenoemd worden tot het einde
van den cursus waarin zij den zeventigjarigen leeftijd be
reikt hebben.
Art. 3.
De bezoldiging van de vakonderwijzei essen in de hand
werken aan de openbare lagere scholen bedraagt 65.
's jaars per wekelijksch lesuur, na het volOrengen van 2,
4, 6, 8 en 10 dienstjaren als zoodanig aan een openbare of
bijzondere of buitengewone school voor lager onderwijs,
hetzij hier, hetzij elders, telkms te verhoogen met 5.
's jaars per wekelijksch lesuur, zoodat de maximum-bezoldi
ging 90's jaars per wekelijksch lesuur bedraagt.
Op de onderwijzeressen, in dit artikel bedoeld, is de eerste
zinsnede van het 2e lid van art. 2 van toepassing.
Art. 4.
De verhoogingen wegens dienstjaren worden slechts toe
gekend bij voldoende bekwaamheid en getrouwe plichts
betrachting, ter beoordeeling van Burgemeester en Wet
houders en gaan in op den eersten dag der maand, waarin
de vereischte diensttijd is volbracht.
Art. 5.
De kweekelingen, aan een der openbare lagere scholen
verbonden, ontvangen, indien zij in het bezit zijn der akte,
bedoeld bij art. 77a der Lager-onderwijswet 1878 een jaar-
lijksche toelage van 150.tot 200.Het bedrag der
toelage wordt bepaald door Burgemeester en Wethouders,
gehoord het hoofd der school en den directeur der gemeente
lijke kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. Zij
houden daarbij rekening met den leeftijd en de bekwaamheid
der kweekelingen.
Art. 6.
De uitbetaling der bezoldiging van de vakonderwijzers en
-onderwijzeressen, in deze verordening bedoeld, alsmede de
inhouding dier bezoldiging bij verlof tot afwezigheid, ge
schieden overeenkomstig de bepalingen van het Koninklijk
Besluit van 31 December 1920, Stbl. 949.
Art. 7.
Deze verordening treedt in werking op een nader door
Burgemeester en Wethouders te bepalen tijdstip.
Op dien datum vervalt de verordening van 20 Juni 1921
(Gemeenteblad no. 35).
B. de door Uwe Vergadering op den 26en Juni 1922 ge
nomen besluiten, waarbij bepaald is tot welke van de in
artikel 1 der sub A 1° bedoelde verordening genoemde
soorten de verschillende scholen zullen behooren, waarbij
die scholen zijn aangeduid en waarbij is aangegeven of de
scholen toegankelijk zijn voor jongens en meisjes gezamenlijk
dan wel voor jongens of meisjes afzonderlijk, met het oog
op het bij art. 2 dier verordening bepaalde voorzooveel
noodig te bekrachtigen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.