MAANDAG 16 JULI 1923. 141 heeft, welnu, spreker wil dat eerst nog wel eens aanzien, omdat men zijns inziens de autonomie van de gemeente moet trachten hoog te houden. Hij zal dus tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De heer Eerdmans zegt, dat de heer Sijtsma en degenen, die het met hem eens zijn, hoog spel spelen met de belangen van de werkloozen, omdat men het zoo van zelf sprekend vindt, dat, als de gemeente geen Rijkssteun krijgt, de ondersteuning der werkloozen toch op den ouden voet zal kunnen worden voortgezet. De werkloozen zouden zich slecht gediend achten met een belangrijke inkrimping hunner toelage, door het niet ontvangen van Rijkssteun noodzakelijk geworden. Het is ge makkelijk om te zeggen, dat die Rijkssteun niet zal worden ingehouden en dat, als het gebeurt, men nog wel eens zal zien; maar, als het werkelijk gebeurt, kan men niet terug en moet men er met de fierheid van den heer Sijtsma in berusten. Spreker noemt het on-democratisch om zich een dergelijke democratische pluim op den hoed te steken. De heer van Stralen is geen oogenblik bevreesd, dat de Minister het dreigement, dat in zijn brief staat, tot uitvoering zal brengen. Reeds meermalen zijn Raadsbesluiten van Amsterdam en den Haag vernietigd of ter vernietiging voor gedragen, zeer kort geleden nog, maar er is geen sprake van, dat aan die gemeenten de Rijksbijdrage in zake ondersteuning aan werkloozen wordt onthouden. Dat bewuste zinnetje ge bruikt de Minister wel om invloed uit te oefenen op het Leidsche gemeentebestuur, maar tegenover andere gemeente besturen bezigt hij dat niet, wetende dat hij anders de be trokken wethouders op visite krijgt om hem te zeggen, dat het niet gaat. Spreker hoopt, dat de Leidsche Raad nu flinkheid zal toonen en door dit voorstel af te stemmen de volle verantwoordelijk heid van den gang van zaken op den Minister zal laden. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 18 tegen 10 stemmen aange nomen. Vóór stemmen: de heeren Oostdam, Eikerbout, Kuiven- hoven, Pera, Mulder, Bots, van der Lip, Meijnen, de Lange, Wilmer, van Hamel, Splinter, Huurman, Bisschop, Wilbrink, Heemskerk, Eerdmans en Sanders. Tegen stemmen: de heeren Schoneveld, Sijtsma, van Stralen, de dames van Itallievan Embden en Dubbeldeman Trago, de heeren Groeneveld, Knuttel, Kooistra, van Eek en Dubbeldeman. XIX. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 17 December 1914 (Gem.blad No. 37), betreffende de levering van electriciteit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden. (Zie Ing. St. No. 222.) De Voorzitter merkt op, dat in artikel II het cijfer 20 achter de accolade van sub b 28 moet zijn. Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen I en II, dit laatste nader gewijzigd, alsmede de artikelen III en IV worden achtereenvolgens zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming wordt vastgesteld. XX. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 17 December 1914 (Gem.blad No. 36), betreffende de levering van gas door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden. (Zie lng. St. No. 222). De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Knuttel vindt het woord »spertijd" een leelijk Germanisme en zou dat bijvoorbeeld door Dgesloten tijd" willen zien vervangen. De Voorzitter vindt het woord ook niet mooi en zal tot vermijding van dergelijke woorden medewerken. De algemeene beschouwingen worden gesloten. De artikelen I en II worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XXI. Voorstel tot het verbinden van een z.g. »voork!asse" aan de buitengewone school voor Lager Onderwijs en tot beschikbaarstelling van gelden voor de verbouwing van deze school. (Zie Ing. St. No. 203.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXII. Praeadvies op de verzoeken van de afd. Leiden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers en van eenige bewaarschoolonderwijzeressen, resp. in zake het treffen van maatregelen ten opzichte van het bewaarschoolonderwijs en in zake verhooging van salaris. (Zie Ing. St. No. 216). De beraadslaging wordt geopend. De heer Groeneveld stelt voor dit punt aan te houden. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders heeft twee en een half jaar op zich laten wachten, terwijl nu de Raads leden maar enkele dagen hebben gehad voor het bestudeeren van deze zaak. De heer Sijtsma meent, dat er geen reden is voor uitstel. Het voorstel is niet zoo ingewikkeld. Het is wel eigenaardig, dat Burgemeester en Wethouders er meer dan twee jaar werk over hebben gehad, maar het ligt er nu eenmaal en iaat men nu de zaak aanpakken, te meer waar deze berg slechts een muisje heeft gebaard. De heer Groeneveld weet ook wel wat de verzoekers wenschen en dus meent spreker, dat de zaak heden wel afgedaan kan worden. De heer van der Lip verzet zich in den regel niet tegen voorstellen tot aanhouding van een of ander onderwerp, wanneer Raadsleden verklaren niet voldoenden tijd te hebben gehad om het te bestudeeren, maar in dit geval moet hij toch tegen het voorstel van den heer Groeneveld bezwaar maken. Vooreerst is, gelijk de heer Sijtsma reeds zeide, het voorstel van dien aard, dat het gemakkelijk te overzien is, maar bovendien wenscht spreker, alvorens hij als Wethouder aftreedt, nog eenige zaken op onderwijsgebied af te handelen. Wordt nu dit voorstel aangehouden, dan zou dit ten gevolge hebben, dat de agenda voor de volgende vergadering overladen zou worden. De heer Groeneveld antwoordt, dat de heer van der Lip de voorstellen, welke hij vóór zijn heengaan alsnog wil afdoen, dan maar eerder had moeten indienen. Ook dit praeadvies had veel vroeger kunnen verschijnen; er zijn stukken bij, die verouderd zijn en die, als men ze thans moest samenstellen, een geheel andere redactie zouden hebben. Waar Burgemeester en Wethouders zich niet gehaast hebben, is er voor den Raad evenmin reden dat te doen. De heer van der Lip zegt van den heer Groeneveld geen enkel argument te hebben gehoord, dat voor aanhouding pleit. De stukken, bij dit praeadvies behoorende, mogen niet jong zijn, over veertien dagen zullen zij in elk geval nog ouder zijn. Het praeadvies heeft vrij lang op zich laten wachten, omdat het een tamelijk moeilijke kwestie gold en verschillende adviezen moesten worden ingewonnen. De heer Dubbeldeman zegt, dat den doorslag ten gunste van het voorstel van den heer Groeneveld moet geven de omstandigheid, dat dit pra. advies zijn ontstaan te danken heeft aan een adres van den Bond van Nederlandsche Onder wijzers en het voor het Bestuur van dien Bond moeilijk is om in drie dagen, waaronder een Zondag is, zijn meening omtrent den inhoud van het praeadvies te ontvouwen. De heer Groeneveld zegt deze zaak te willen aanhouden, omdat hij voor het bestudeeren van dit praeadvies evenveel weken wil hebben als Burgemeester en Wethouders jaren hebben genomen. De heer Knuttel verklaart zich eveneens voor uitstel, om dat er wordt voorgesteld afwijzend op het adres van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers te beschikken. Wie daartegen is, moet tegenstemmen, maar als het verworpen wordt, heeft men nog niets. Willende Raadsleden bij voorbeeld voorstellen om in de kwestie van de school aan de van der Werffstraat door den bouw van een nieuwe school op een andere plaats te voorzien, dan moeten zij zich tevoren op de hoogte stellen en daarvoor is eenige tijd noodig. De beraadslaging wordt gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 9