438 MAANDAG 16 JULI 1923. reehtvaardigd, te minder waar de gemeente reeds belangrijke kosten maakt om dezen menschen voor hun woonwagens een vaste staanplaats te bezorgen. De Voorzitter deelt mede, dat door den heer van Hamel en mevrouw van Itallievan Embden een amendement op het voorstel van Burgemeester en Wethouders is ingediend, strekkende om het bedrag van 5500.te verhoogen tot 6000.teneinde een afdak voor paarden te maken. Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer van Hamel vindt het vreemd, dat de Wethouder een bedrag van 500.— te laag geraamd acht, terwijl de Directeur van Gemeentewerken in zijn rapport dat voor spreker het uitgangspunt is, voorstelt een afdak te maken en zegt, dat daarmede een som van 500.gemoeid zal zijn. Bedroegen de kosten werkelijk 5000.—, dan zou spreker zich ook nog weieens willen bedenken, maar hij acht ƒ500.in verhouding tot de totale som van 5500.zoo luttel, dat hij die uitgave wel wil doen om de paarden daardoor beter te kunnen verzorgen. Spreker vreest geenszins, dat de menschen er voor hun paarden geen gebruik van zullen maken, mits de Wethouder hen in die richting een weinig opvoedt. Mevrouw van Itallievan Embden zegt, dat de Wethouder geen acht heeft geslagen op haar argument, dat er een staan geld van woonwagens zal worden geheven. In de verordening, welke zal worden gemaakt, kan worden bepaald, dat elk dier menschen een klein bedrag zal hebben te betalen, zoodat althans de rente van het geheele kapitaal wordt opgebracht en de gemeente geen kosten voor haar rekening krijgt. De heer Mulder zegt, dat mevrouw van Itallie die menschen blijkbaar niet kent. Als die menschen moeten betalen, zullen zij van die stalling geen gebruik maken, terwijl de meesten hunner dat geld ook niet zouden kunnen missen. Over het algemeen zijn het lieden, die door hun paarden de terreinen van anderen laten afgrazen en de mogelijkheid is ook niet uitge sloten, dat zij op een goeden kouden dag, als het al te koud wordt,afdak en krebben afbreken, denkende: eerst de menschen, dan de paarden De Voorzitter wijst er op, dat het niet een standplaats speciaal voor kermiswagens wordt. Gelet op de geschiedenis van de wet op woonwagens en woonschepen, is het speciaal te beschouwen als een soort bergplaats voor houten noodwoningen- op-wielen. In het kamp in den Haag ziet men dan ook 100 wagens tegen slechts enkele paarden. Vroeger kon men de woonwagens overal wegsturen, maar na Februari 1925 zal men ze in de gemeente moeten houden en daarom moet er een kamp worden aangelegd. Nu kan men dat kamp luxueus inrichten, maar dat acht spreker niet noodig; in Den Haag doet men dat ook niet. Spreker ziet niet in, dat de in Leiden te maken bewaarplaats een model voor geheel Nederland moet zijn. Er wordt dikwijls gezegd, dat nergens de belasting zoo hoog is als te Leiden, maar als iedereen zijn stokpaardjes blijft berijden, komt daarin ook nooit verandering. Spreker doet practisch misschien meer aan dierenbescherming dan menschen, die er zoo warm voor loopen, maar hij moet hier waarschuwen tegen onnoodige uitgaven. De heer Oostdam wil de gemeente niet noodzaken een paardenafdak te bouwen, voordat men weet of er wel gebruik van zal worden gemaakt. Hij acht het beter, dat de heer van Hamel zijn voorstel omzet in een motie, waarin Burge meester en Wethouders worden uitgenoodigd eventueel het bouwen van zulk een afdak te overwegen. Het kan dan ge schieden wanneer de noodzakelijkheid blijkt. De heer Groeneveld merkt op, dat de Directeur van Gemeentewerken het afdak heeft begroot op f 500.terwijl de Wethouder spreekt van ƒ5000.Spreker vraagt of hierin ligt een disqualificatie van den Directeur van Gemeentewerken. Spreker vindt het vreemd, dat de Wethouder een tienmaal zoo hoog bedrag noemt. De heer Eerdmans is het met den heer Oostdam eens, dat men moet afwachten hoe de toestand op dat terrein wordt; men kan dan altijd nog maatregelen nemen. Mocht er dan slechts een afdak van 500.— noodig zijn, dan kan dit misschien wel door de Vereeniging tot bescherming van dieren worden gebouwd. Met den heer Mulder vreest spreker ook, dat het beoogde afdak niet aan zijn doel zal beantwoorden. Spreker is zelf lid van de Vereeniging tot bescherming van dieren, maar het bestuur handelt volgens hem wel eens wat te theoretisch; spreker herinnert aan het geval met het schilderstuk in den gaswinkel op de Hooigracht, waarop, boven haasjes en eenden, stond»wij willen op gas gebraden worden." Dat Bestuur ergerde zich daaraan en het schilder stuk moest uit de etalage verwijderd worden. Thans staat het op een binnenplaats verborgen. Dit bewijst dat voorzichtigheid in deze noodig is. Als beschutting in den winter is het be oogde afdak niet voldoende en in den zomer zullen de menschen de paarden liever in de wei jagen om te grazen, waar koeien en paarden rustig zonder afdak boven zich plegen rond te loopen. De heer Huurman spreekt er zijn verwondering over uit, dat Burgemeester en Wethouders niet voorstellen het terrein te verlichten, en vraagt of het niet beter zou zijn om met die ƒ500.welke men voor een afdak wil uitgeven, eenige verlichting aan te brengen. Spreker acht dit laatste om allerlei redenen gewenscht, ook in verband met hetgeen de heer Eerdmans zeide, dat die menschen hun paarden liever op het land van een ander jagen dan ze onder een afdak plaatsen. De heer Wilbrink zal tegen het voorstel van den heer van Hamel stemmen, omdat hij daarin geen middel tot dieren bescherming kan zien. Geen enkele paardenhouder zal in den zomer zijn dieren onder een afdak plaatsen, omdat het dan niet noodig is, en in den winter zal iemand, die iets voor zijn paarden voelt, ze zeker nooit onder een trekkerig afdak zetten, dat alleen tegen den regen, niet tegen de koude be schermt. De dieren staan dan beter beschut achter den woonwagen. De heer Mulder wijst er op, dat tusschen den Directeur van Gemeentewerken en hem ten deze niet het minste ver schil van meening bestaat. De heer Driessen spreekt alleen van een afdak, waarvoor de kosten f 500.zouden bedragen, omdat de Vereeniging tot bescherming van dieren zulk een afdak heeft gevraagd, maar dit sluit niet uit, dat op die manier een onvoldoende voorziening zou worden verkregen. Wil men een afdoende bescherming, dan zal er zeker een veel hooger bedrag mede gemoeid zijn, want het moet een soort stal worden. Gelijk de heer Wilbrink terecht zeide, zullen de menschen hun dieren niet onder een trekkerig af dak plaatsen. Het bezwaar van den heer Huurman erkent spreker als juist, maar op dit terrein liggen noch gasbuizen noch electrische kabels, zoodat, zoo noodig, op andere wijze in verlichting zal moeten worden voorzien. Het is gewenscht de zaak nog even aan te zien, omdat na 3 October de meeste dier wagens wegtrekken en het dus wel mogelijk is, dat in de donkere winterdagen zich daar geen of zeer weinig wagens zullen bevinden. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer van Hamel en mevr. van Itallie-van Embden wordt in stemming gebracht en .met 21 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren Schoneveld, Oostdam, Eikerbout, Kuivenhoven, Pera, Mulder, Bots, van der Lip, van Stralen, Meijnen, de Lange, Wilmer, Splinter, Knuttel, Huurman, Bisschop, Dubbeldeman, Wilbrink, Heemskerk, Eerdmans en Sanders. Vóór stemmen: de heer Sijtsma, de dames van Itallievan Embden en DubbeldemanTrago, de heeren van Hamel, Groene veld, Kooistra en van Eek. (De heeren Huurman en Kooistra waren inmiddels ook ter vergadering gekomen.) Vervolgens wordt zonder hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVI. Praeadvies op het verzoek van de Zwemvereeniging »de Zijl", om toekenning van een bijdrage in de kosten van een te houden openbaar zwemfeest. (Zie Ing. St. No. 202.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Heemskerk meent, dat verleden jaar 100.is toegestaan en dit toen door de Vereeniging is geweigerd. De Voorzitter merkt op, dat het toen een andere vereeniging betrof. De heer de Lange zou subsidie willen verleenen, mits het zwemfeest niet op Zondag wordt gehouden. Dit wenscht ook de minderheid van het college van Burgemeester en Wethouders, Spreker dient een daartoestrekkend amendement in.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 6