136
MAANDAG 16 JULI 1923.
veel voor te zeggen het wel te doen. Spreker meent overigens,
dat het weinig nut heeft er verder over te discussieeren, daar
over billijkheidsoverwegingen moeilijk valt te praten.
De Voorzitter meent, dat ook de billijkheid niet eischt,
dat vrijstelling van storting wordt verleend. Het is volgens
spreker technisch verkeerd geweest aan de ambtenaren zulk
een vrijstelling te verleenen in plaats van hun een loonsver-
hooging te geven. Later is men van de ambtenaren weer
31 o/# gaan vorderen, terwijl nu wordt voorgesteld een categorie
vrij te stellen, die intusschen heeft verkregen een verhooging
van haar pensioen met 40 terwijl de weduwen later ook
40% meer zullen krijgen. Spreker beschouwt het voorstel
dus als het geven van een gratificatie. Spreker bestrijdt het
voorstel niet voor zijn genoegen, maar recht noch billijkheid
eischen om te doen wat voorgesteld wordt, en men moet
toch ook denken aan de gemeentelijke financiën.
De heer Eerdmans meent dat de Voorzitter voorbijziet, dat
na 1921 de invoering van de nieuwe Pensioenwet plaits vond,
krachtens welke de gepensionneerden geen storting meer
betalen voor weduwen- en weezenpensioen. Men mag ook niet
op één lijn stellen het betalen van de bijdrage door een in
dienst zijnde ambtenaar en door een ambtenaar die reeds
gepensionneerd is, waar diens pensioen veel kleiner is dan
het ambtenaarstractement. Het storten van een bijdrage is
voor gepensionneerden dus dubbel moeilijk en spr. meent dat
in deze dus wel van een bijzonder geval sprake is. Spreker
meent dat het maar een 25-tal personen betreft en ongeveer
ƒ400.zal kosten. Hij gelooft dus, dat er alle reden is om
met zijn voorstel mede te gaan.
De heer Heemskerk zegt, dat volgens door hem verkregen
inlichtingen slechts een twintigtal ambtenaren in dezelfde
positie verkeert als de heer de Itooy. Als het praeadvies van
Burgemeester en Wethouders wordt verworpen, zal dit voor
de gemeente geen overwegend bedrag uitmaken.
De heer Dubbeldeman gevoelt ook veel voor het voorstel
van den heer Wilmer, terwijl hij meent, dat Burgemeester en
Wethouders van Rotterdam van plan zijn, zoo zij dit niet
reeds hebben gedaan, om zelf een voorstel in den geest van
dat van den heer Wilmer te doen.
De Voorzitter blijft in de gevraagde vrijstelling slechts
het geven van een gratificatie zien, die niet door de billijk
heid wordt gevorderd, en die hij ook met het oog op de be
langen van de gemeentekas niet gewenscht acht.
De beraadslaging wordt gesloten.
Met 16 tegen 8 stemmen wordt het praeadvies van Burge
meester en Wethouders, strekkende om op het verzoek afwijzend
te beschikken, verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Schoneveld, Eikerbout, Kuiven-
hoven, Sijtsma, van Stralen, Mevr. van Itallievan Embden,
de heeren Meijnen, Wilmer, van Hamel, Groeneveld, Bisschop,
van Eek, Dubbeldeman, Wilbrink, Heemskerk en Eerdmans.
Vóór stemmen: de heeren Oostdam, Pera, Mulder, Bots,
van der Lip, Mevr. Dubbeldeman—Trago, de heeren Splinter
en Sanders.
(De heeren Splinter en Groeneveld waren inmiddels ter
vergadering gekomen, terwijl de heer de Lange deze tijdens
deze stemming tijdelijk had verlaten.)
Mevrouw Dubbeldeman—Trago verklaart bij vergissing
vóór het praeadvies van Burgemeester en Wethouders te
hebben gestemd.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
ingevolge de gevallen beslissing in een volgende Raadsverga-
deiing een voorstel tot regeling van deze zaak aan de orde
zullen stellen. Spreker twijfelt of het mogelijk zal zijn de
oude verordening nogmaals te wijzigen, hetgeen nog dubieus
is; slechts in 1913 hebben de gemeentebesturen dat mogen
doen en later nog eenmaal in verband met verhooging der
pensioenen met 40
XIII. Voorstel tot het verleenen van medewerking aan het
Bestuur der R.-K. Par. Jongensscholen onder R.-K. Par.
Kerkbestuur, inzake de stichting van een schoolgebouw voor
gewoon lager onderwijs op een terrein aan de Caeciliastraat
en tot beschikbaarstelling van de voor dien bouw benoodigde
gelden.
(Zie Ing. St. No. 213.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XIV. Voorstel om wederom een bedrag van 100.000.
ter beschikking te stellen van de Commissie tot Steunverleening.
(Zie Ing. St. No. 214.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Eerdmans begrijpt, dat het voor de Commissie tot
Steunverleening, waar een 500-tal werkloozen om onder
steuning vragen, niet anders mogelijk is dan om met een
aanvrage voor een nieuw bedrag bij den Raad te komen,
maar hij wil deze gelegenheid te baat nemen om een denk
beeld te onderwerpen aan het oordeel van hen, die zich speciaal,
ook als zaakkundigen, voor deze kwestie interesseeren..
Waar de heer van Eek bier meermalen heeft verklaard,
dat van het niet werken een demoraliseerende invloed uitgaat,
is bij spreker reeds geruimen tijd de gedachte gerezen of het
niet mogelijk zou zijn de werkloozen tegenover den steun,
welken zij ontvangen, een zekere tegenprestatie te laten
leveren, in dien zin, dat men die 500 werkloozen gedurende
enkele uren van den dag, bijvoorbeeld in twee groepen van
250 man, ter beschikking van Gemeentewerken stelde voor
het verrichten van arbeid, bijvoorbeeld bij het maken van de
straten, welke aan den Rijnsburger weg worden aangelegd,
of bij andere werken, welke naar het oordeel van het Bureau
geschikt zijn om door ongeschoold personeel te worden uit
gevoerd. Dan zou aan de werkloozen het vernederend gevoel,
dat zij voortdurend bestaan zonder voor de gemeenschap iets
te praesteeren, worden ontnomen, en het zou ook aan onze
gemeenschap ten goede komen, doordat er dingen zouden tot
stand komen met minder kosten dan wanneer men die geheel
in eigen beheer uitvoert.
Spreker onderstelt dat bij hen, die door de gemeenschap
worden gesteund, de begeerte leeft om ook iets voor de
gemeenschap te doen. Daar het hier menschen van velerlei
ambachten betreft, is alleen het verrichten van eenvoudig werk
mogelijk, maar de gedachte dat men iets voor de gemeenschap
doet, zal toch een goede uitwerking hebben. Men moet be
grijpen, dat de gemeenschap in ruil voor den steun ook eenige
tegenpraestatie mag vragen.
Spreker begrijpt, dat het niet mogelijk is nu een besluit
te nemen, maar spreker wenscht, dat degenen die veel met
de werkloozen te maken hebben, zooals ook sommige raads
leden, hun invloed aanwenden om hen in dezen geest voor te
lichten. Dan zou Leiden misschien een voorbeeld kunnen geven
wat de oplossing van dit moeilijke vraagstuk betreft. Spreker
vindt het ontzettend vernederend voortdurend te moeten
leven van gelden, die men krijgt zonder er iets voor te doen
en spreker zou daarom gaarne een regeling wenschen om
daaraan tegemoet te komen.
De heer Heemskerk meent, dat niemand in het algemeen
bezwaar zal hebben tegen den wenk van prof. Eerdmans
en spreker denkt ook wel dat de werkloozen liever arbeid
willen praesteeren voor het ontvangen geld. Het is echter de
vraag of het mogelijk is. Spreker zou daarom wel willen, dat
door Gemeentewerken een onderzoek wordt ingesteld om na
te gaan of een deel van de werkloozen te werk kan worden
gesteld. Spreker meent echter, dat men zijn idealistische ver
wachtingen in deze niet te hoog moet spannen. Er zijn werk
loozen in zeer veel verschillende beroepen en daarom zullen
misschien bij werken, die door Gemeentewerken kunnen
worden uitgevoerd, maar weinig van die menschen kunnen
worden te werk gesteld. Het kan ook wel zijn, dat als men
werken laat uitvoeren door werkloozen, die niet geschikt zijn
voor den uit te voeren arbeid, het werk nog duurder uitkomt
dan wanneer het door gewone arbeiders was verricht. Maar
bovendien is in elk geval bij vroegere gelegenheden van werk
verschaffing gebleken, dat men bij werkverschaffing betrekkelijk
duurder uit is, dan wanneer werken door aannemers worden
uitgevoerd. Hoe mooi het denkbeeld van den heer Eerdmans
ook moge lijken, spreker vreest, dat er in de practijk van de
verwezenlijking daarvan niet veel zal terecht komen.
De heer van Stralen acht het begrijpelijk, dat, nu reeds
voor de derde maal dit jaar een bedrag van ƒ100.000.ten
behoeve van de werkloozen wordt gevraagd, de heer Eerdmans,
al is het wat schuchter, een poging doet om op andere wijze
in de hulp aan de werkloozen te voorzien. Al zou spreker er
geen bezwaar tegen hebben, indien overeenkomstig het denk
beeld van den heer Eerdmans het geheele corps werkloozen
in gemeentedienst werd genomen, hij acht met den heer
Heemskerk dat denkbeeld niet voor uitvoering vatbaar. Spreker
zou liever zien, dat de heer Eerdmans, die het met hem en
zijn partijgenooten eens blijkt te zijn en die terecht heeft ge
zegd, dat steunverleening aan werkloozen demoraliseerend