142 MAANDAG 16 JULI 1923. Het voorstel van den heer Groeneveld wordt in stemming gebracht en met 21 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Schoneveld, Oostdam, Eikerbout, Kuivenhoven, Pera, Mulder, Bots, van der Lip, Sijtsma, Mevrouw van Itallievan Embden, de heeren Meijnen, de Lange, Wilmer, van Hamel, Splinter, Huurman, Bisschop, Wilbrink, Heemskerk, Eerdmans en Sanders. Vóór stemmende heer van Stralen, Mevrouw Dubbeldeman Trago, de heeren Groeneveld, Knuttel, Kooistra, van Eek en Dubbeldeman. De heer Sijtsma kan zich met dit praeadvies van Burge meester en Wethouders niet vereenigen. Het College maakt zich gemakkelijk van de zaak af. Op één punt, dat van minder beteekenis is, namelijk de invoering van schoolvergaderingen, zijn Burgemeester en Wethouders het met adressanten eens, maar overigens sluiten zij zich geheel bij het advies van de Schoolcommissie aan. Wat door Burgemeester en Wethouders op advies van de Schoolcommissie wordt voorgesteld, gaat volgens spreker lijn recht tegen de belangen van het onderwijs in en ook tegen die van de bewaarschool-onderwijzeressen. Wel gaat spreker met Burgemeester en Wethouders mede wat het bouwen van een nieuwe school betreft, al meent hij ook, dat de scholen niet zijn zooals zij behooren te zijn. Doch waar er zooveel scholen voor gewoon lager onderwijs worden gebouwd, ziet spreker aankomen dat daarvan in de toekomst te veel zullen blijken te zijn en dan kunnen er wel enkele voor bewaarschoolonderwijs worden gebruikt. Wat nu het ambulantisme betreft, waar dit bij het gewone lager onderwijs is afgeschaft, bestaat er volgens spreker geen reden om dit bij het bewaarschoolonderwijs te handhaven. In dit opzicht zou spreker dus het verzoek van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers willen steunen. Verder kan spreker zich ook niet vereenigen met de af wijzende houding van Burgemeester en Wethouders inzake de salarissen. Men moet ook aan deze ambtenaressen een salaris geven, waarmede zij kunnen rondkomen, en een salaris van 1200.acht spreker daarvoor onvoldoende in verband met wat men voor kost en inwoning moet betalen. En een betere salariëering behoeft niet veel te kosten. Als men aan de drie hoofden een vaste klasse geeft, kan men drie leer krachten missen en de overigen beter salariëeren, al gaat spreker niet zoover als de Bond van Nederlandsche Onder wijzers, die salarissen van 3000.verlangt. Spreker heeft echter geen tijd gehad een bepaald voorstel te ontwerpen; hij wenscht voor te stellen het salaris van de onderwijzeressen alsdus te regelen: aanvangssalaris ƒ1400.8tweejaarlijksche verhoogingen van 75.maximum dus 2000.Aan het hoofd der school wil spreker een toelage verleenen van f 100.zoodat zij 2100.zal hebben. De Voorzitter. Wie wil daarvoor hoofd zijn? De heer Sijtsma zegt, dat iedereen het wil zijn, omdat men dan het meeste kan praesteeren. Zij, die de leiding heeft, zal daarvoor dan een toelage van 100.— ontvangen. Spreker had aanvankelijk hoogere salarissen willen voor stellen, maar hij heeft daarvan afgezien, omdat hij ook rekening wilde houden met den toestand der gemeentefinan- ciën. Er wordt in de stukken gezegd, dat voor de vervulling van de laatste vacature zich wel 24 sollicitanten hadden aangemeld, maar aan spreker is bij informatie gebleken, dat onder dezen slechts vier bevoegden waren. Men kan blijkbaar voor het salaris, door Burgemeester en Wethouders voorge steld, geen bevoegde krachten krijgen. Bovendien blijkt uit de lijst, welke ter Leeskamer is neergelegd, dat Leiden, wat de salariëering van deze onderwijzeressen betreft, bij vele andere plaatsen ten achter staat. Met uitzondering van enkele plaatsen, zooals Leeuwarden in Friesland zijn de trakte menten over het algemeen lager dan elders zijn overal de salarissen hooger dan te Leidenook Dordrecht stond tot voor korten tijd veel hooger. Spreker hoopt, dat zijn amendement in behandeling zal kunnen komen. Kan dat niet, dan zal hij een afzonderlijk voorstel moeten indienen, strekkende om het ambulantisme af te schaffen en een salariëering, zooals hij die heeft aange geven, in te voeren. De heer Meijnen zegt de zienswijze van den heer Sijtsma, wat de afschaffing van het ambulantisme betreft, in het geheel niet te deelen. Bij het lager onderwijs worden van die af schaffing zooveel moeilijkheden ondervonden, dat men in die richting niet zonder noodzaak moet voortgaan. Dientengevolge kan spreker de financiëele consequenties, welke de heer Sijtsma er aan verbindt, niet aanvaarden. Spreker kan evenmin meegaan met het denkbeeld-Sijtsma om slechts 100.en dan eershalve, uit te trekken voor het hoofdschap; dat hoofdschap moet zijns inziens niet gehonoreerd worden om de eer, maar om de prestaties. Waar andere gemeenten in dezen tijd juist overgaan tot salarisverlagingen, ziet spreker voor salarisverhooging thans zeker geen reden. Mevrouw van Itallievan Embden wil iets zeggen over de scholen zelf. Zij vindt het een troostelooze conclusie, dat twee van de scholen wel verbeterd zouden kunnen worden, maar dat dit te veel kost, terwijl de derde niet verbeterd kan worden. Daarentegen wordt voor het lager onderwijs telkens veel geld uitgetrokken voor nieuwe gebouwen. Nu zou spreekster er zich nog bij kunnen nederleggen met het oog op de gemeentefinanciën, wanneer de Wethouder verklaarde dat er in de toekomst andere gebouwen zullen openkomen, die tot bewaarschool kunnen worden ingericht, maar als dat niet gebeurt, zou spreekster den slechten toestand van de bewaar scholen niet willen bestendigen. De heer Knuttel heeft tot zijn verbazing van den heer Sijtsma vernomen, dat er bij de sollicitanten maar vier be voegden waren. Als naar zulk een betrekking ook onbevoegden solliciteeren is het aantal sollicitanten onbegrensd. Ook de voorstellen inzake de verbouwing hebben op spreker een onbevredigenden indruk gemaakt. Er is een plan van Gemeentewerken om op een terrein van »De Oranjeboom" een school te zetten, maar spreker acht dat terrein niet geschikt. Men zou beter krotten kunnen opruimen om op het vrij komende terrein een school te zetten. Uit het feit, dat Burgemeester en Wethouders zeggen, dat als die school gebouwd zal zijn er wel spoedig voldoende leerlingen zullen zijn, maakt spreker op, dat ook Burgemeester en Wethouders erkennen, dat aan dien kant van de stad groote behoefte is aan een bewaarschool. Verder wordt het voorgesteld, alsof ophooging van het terrein van »De Oranjeboom" de eenig mogelijke oplossing is voor de school aan de van der Werffstraat. Spreker wil aannemen, dat het tegenwoordige terrein te klein is, maar dan zou men moeten trachten dat door aankoop van aan grenzende panden uit te breiden. Spreker vraagt, of wel voldoende is onderzocht of ook elders in die buurt plaats te vinden is. Daar in de buurt zijn nog al plekken met onbe woonbaar verklaarde woningen, waarvan de bewoners grooten- deels naar de gemeentewoningen zullen verhuizen. Spreker weet niet of daarbij een terrein is, dat vrij gemaakt kan worden voor het stichten van een bewaarschool. Daarnaar is geen onderzoek ingesteld en dat had in die twee jaren wel kunnen geschieden. Ook in dit opzicht is dus het prae advies buitengewoon onbevredigend. In elk geval moet een begin worden gemaakt met de ver betering van de toestanden op het gebied van het bewaar schoolonderwijs. Dat andere gemeenten zich van dat onderwijs niets aantrekken, mag voor Leiden geen reden zijn dat slechte voorbeeld te volgen. De heer van der Lip ontkent de juistheid van de opmerking van den heer Sijtsma, dat Burgemeester en Wethouders zich van deze zaak wat al te gemakkelijk hebben afgemaakt. Ook een negatief praeadvies kan de noodige zorg en moeite kosten. Als men leest, dat Burgemeester en Wethouders zich niet voor een of ander verzoek of voorstel kunnen verklaren, dan is men licht geneigd te denken, dat hun praeadvies dus niets om het lijf heeft en dat zij het wel wat eerder in elkander hadden kunnen zetten, maar men moet niet vergeten, dat aan de behandeling van een onderwerp als dit de noodige voorbe reiding en het inwinnen van de noodige inlichtingen is moeten voorafgaan, ook al is dan bij slot van rekening het resultaat negatief. Spreker had van den heer Sijtsma, dien hij, zoolang hij deel uitmaakt van den Raad, steeds warme pleidooien voor de afschaffing van het ambulantisme heeft hooren houden, niet anders verwacht dan tegenstand tegen dit gedeelte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Spreker hoopt echter, dat de Raad in zijn meerderheid Burgemeester en Wethouders zal volgen. De woorden van den heer Meijnen, dat zich bij het lager onderwijs tengevolge van de afschaffing van het ambulantisme allerlei moeilijkheden hebben voorge daan en men dus in dit opzicht niet verder moet gaan dan strikt noodzakelijk is, zijn spreker uit het hart gegrepen. Spreker betreurt het nog steeds, dat bij het lager onderwijs die maatregel is genomen. Bij spreker is oorspronkelijk de vraag gerezen of het niet consequent zou zijn om ook bij het bewaarschoolonderwijs het ambulantisme af te schaffen, maar, gezien de ervaring, opgedaan bij het lager onderwijs, en gelet op het advies van de Commissie, die in deze bij uitstek tot oordeelen bevoegd is terecht heeft de heer Sijtsma er aan herinnerd, dat de voorzitter der Commissie, de heer van Hamel, zich steeds een warm voorstander van het bewaarschool-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 10