108 Bij overgang van tarief a resp. c op tarief b, of omge keerd, wordt voor de verwisseling der meters of toestellen 2.50 in rekening gebracht; de overgang van tarief a op tarief c, of omgekeerd, is kosteloos. De bedoelde overgangen kunnen slechts op 1 Januari en 1 Juli van elk jaar geschieden. Onder jaar en maand wordt verstaan kalenderjaar resp. kalendermaand of een gedeelte daarvan." Art. III. Aan de verordening wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende „Art. 20. Deze verordening kan worden aangehaald als „electrici- teitsverordening". Art. IV. Overgangsbepaling. De bij deze verordening vastgestelde tarieven gelden voor de eenheden, verbruikt na de meteropneming over de maand Juni 1923, en voor het gebruik van de enkel- en de dubbel- tariefmeters, dat na die meteropneming plaats heeft. B. VERORDENING, houdende tvijsiging van de verordening van 17 December 1914 (Gemeenteblad No. 36), betreffende de levering van gas door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Flec- trieiteit te Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 25 October 1920 (Gemeenteblad No. 47). Artikel I. Het tweede lid van artikel 9 van bovengenoemde veror dening wordt gelezen als volgt: „Op verzoek van den verbruiker wordt de aanwijzing van den gewonen gasmeter aangeteekend op de daarvoor be stemde kaart, die door den verbruiker bij den meter, onder bereik van den met de opneming belasten beambte, moet worden bewaard." Art. II. Aan de verordening wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende „Art. 20. „Deze verordering kan worden aangehaald als „gas- verordening". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 4en Juli 1923. Zooals wij reeds bij de toezending van de begrootingen der Fabrieken voor 1924 mededeelden, is het, dank zij de regelmatige ontwikkeling van het electriciteitsbedrijf, gepaard aan een voortschrijdende bezuiniging, mogelijk gebleken de electriciteitstarieven eenigermate te verlagen. Het enkeltarief, dat thans volgens artikel 10 sub a der desbetreffende verordening voor de eerste 5000 eenheden per jaar 27 ct., voor de tweede 5000 eenheden per jaar 23 ct. en voor alle overige eenheden per jaar 19 ct. per eenheid bedraagt, kan met 2 ct. per eenheid verlaagd, dus op resp. 25, 21 en 17 ct. gesteld worden. Bovendien komt het ons gewenscht voor, de regeling van de reductie bij hooger verbruik iets, wat het enkel tarief, met een betrekkelijk korte onderbreking, altijd gekend heeft eenigszins te wijzigen. De reductie bedroeg b.v. van de oprichting der Centrale af tot 15 December 1916 (vóór-oorlog-tarief) voor de tweede 2500 eenheden 4 ct., voor alle volgende eenheden 6 ct., terwijl zij van 1 Mei 1922 tot op heden voor de tweede 5000 eenheden 4 ct., voor alle volgende 8 ct. bedraagt. Hieruit blijkt, dat de regeling der reductie voor de middel-groote tariefverbruikers thans minder gunstig is dan vroeger, daar vóór den oorlog reeds bij 2500 eenheden een verlaging van 4 ct. intrad, hetgeen thans eerst bij gebruik van 5000 eenheden hei geval is. Hoewel wij geen vrijheid vinden U voor te stellen, geheel tot de oude regeling terug te keeren, meenen wij U in overweging te mogen geven de thans geldende trapsge wijze verlaging in tweeën te splitsen, ten einde zoodoende een meer soepel tarief te verkrijgen. De prijzen volgens het enkeltarief worden danvoor verbruik van de eerste, tweede, derde en vierde 2500 eenheden, resp. 25, 23, 21 en 19 ct., en voor alle volgende eenheden 17 ct. per eenheid. Uit bijgaand overzicht kan U blijken, dat bij aanneming van ons voorstel in Leiden een zeer goedkoop tarief, zoo niet het laagste van de tarieven der in dezen met Leiden verge lijkbare gemeenten, zal gelden. Ook het dubbel-tarief kan een niet onbelangrijke verlaging ondergaan en gebracht worden op resp. 14 en 12 ct. voor de eerste resp. tweede 2500 eenheden en 11 cent voor alle volgende eenheden. In de derde plaats komt het woonhuistarief voor wijziging in aanmerking. Thans bestaat dit ingevolge art. 10 sub c uit een vast recht van 20 ct. per lichtpunt, terwijl voor het z.g. beginverbruik 20 ct. en voor het meerverbruik 7 ct. per eenheid moet worden betaald. Ten einde nu het woonhuis- tarief meer nog dan tot dusver te doen beantwoorden aan zijn doel: het verbreiden en bevorderen van het gebruik van electriciteit voor allerlei huishoudelijke doeleinden, komt het ons wenschelijk voor de prijzen voor het beginverbruik en het meerverbruik te stellen op 12 en 6 ct. Het vast recht behoort dan op 20 ct. per lichtpunt bepaald te blijven. In overeenstemming met de praktijk ware daaraan de bepaling toe te voegen, dat voor de berekening van dit vast recht een stopcontact niet als aansluitingspunt medetelt. Voorts kunnen ook de huren der electriciteitsmeters wederom eenigszins worden verlaagd. Van de voor een en ander noodig geworden wijziging der verordening maken wij gebruik, om tevens nog enkele andere aanvullingen daarvan voor te stellen. Zoo is het wenschelijk aan art. 6, betreffende de huurleidingen, de be palingen toe te voegen, dat de verbruiker verplicht is, aan de directie der fabrieken kennis te geven van eigendoms overgang, verbouwing of slooping van het betrokken perceel, alsook van een in dat perceel plaats gehad hebbenden brand, alsmede dat Commissarissen bevoegd zijn te vorderen, dat de eigenaar of diens rechtverkrijgende de huurleiding in eigendom overneemt tegen betaling van dezelfde som, als thans ingevolge alinea 7 van artikel 6 voor vrijwillige over neming der binnenleiding wordt berekend. De laatste jaren toch zijn herhaaldelijk huizen verkocht, waarin een huur leiding aanwezig was, voor welke leiding de Fabrieken na den verkoop geen schadeloosstelling konden bekomen. Het zelfde deed zich voor bij verbouwing van perceelen, waarbij de huurleiding werd gesloopt; ook in die gevallen heeft de Electriciteitsfabriek reeds meermalen schade geleden. Verder verdient het aanbeveling in de tabel der meter- huren (art. 10 sub a) onder de huur van een „grooteren meter" (ƒ4.per maand) ook de speciale z.g. meet-aggre- gaten te begrijpen, en in art. 10 sub b te bepalen, dat de daar genoemde uren kortheidshalve als „spertijd" kunnen, worden aangeduid. Eveneens ter wille van de kortheid zouden wij gaarne aan de verordening een artikel toegevoegd zien, zeggende, dat zij kan worden aangehaald als „electrici- teitsverordening". Met het oog op de daardoor te verkrijgen besparing van moeite en kosten de verordening moet thans in alle officiëele stukken worden aangehaald als de „verordening betreffende de levering van electriciteit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden" achten wij deze wijziging zeer gewenscht. Hetzelfde geldt voor de verordening, betreffende de levering van gas door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden; ook dezen titel zouden wij gaarne verkort zien en in „gas- verordening" veranderd. Bij de hiertoe strekkende wijzi ging van deze laatste verordening zou dan tevens de aanhef van de tweede alinea van art. 9 in overeenstemming ge bracht kunnen worden met de bij Raadsbesluit van 24 April 4922 (Ingek. Stukken Ho. 128) vastgestelde redactie van de overeenkomstige bepaling der electriciteitsverordening. Op grond van het een en ander geven wij U beleefd in overweging, den Raad voor te stellen over te gaan tot vaststelling van de navolgende verordeningen: Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, J. A. Bots, Voorzitter. E. Schotman, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 31