106
Ad punt 3° a. Het verzoek om de leiding der klassen
uitsluitend aan bevoegde onderwijzeressen toe te vertrouwen,
berust vermoedelijk op een misverstand. Immers is reeds
sedert 1918 gebroken met het stelsel, waarbij het onderwijs
in sommige klassen aan kweekelingen werd opgedragen.
Thans worden de kweekelingen slechts bij vacatures of in
geval van tijdelijke afwezigheid van eene onderwijzeres met
het onderwijs eener klasse belast.
Ad punt 3° b. Ons vereenigende met de motiveering van.
de Commissie geven wij U in overweging de hoofden niet
met het onderwijs in eene vaste klasse te belasten.
Ad punt 4° a en b. Hoewel door het personeel der be
waarscholen noch aan ons College, noch aan de Commissie
ooit de wensch kenbaar is gemaakt tot invoering van ge
reglementeerde schoolvergaderingen aan de bewaarscholen,
bestaat hiertegen bij ons geen bezwaar. In tegenstelling met
het Bestuur van den Bond zijn wij van meening, dat het
Reglement op de schoolvergaderingen aan de lagere scholen
niet zonder meer toepasselijk kan worden verklaard op de
schoolvergaderingen aan de bewaarscholen. Mocht Uwe
vergadering overeenkomstig ons advies, tot instelling van
schoolvergaderingen aan deze scholen besluiten, dan zullen
wij met betrekking tot de reglementeering dier vergaderingen
een nader voorstel aan U doen toekomen.
Ad punt 5°. Ha ampele overweging zijn wij tot de over
tuiging gekomen, dat er geen voldoende reden bestaat om
tot verhooging der salarissen van het bewaarschoolpersoneel
over te gaan. Wel is waar wordt het bewaarschoolpersoneel
in verschillende andere gemeenten aanzienlijk hooger gesa
larieerd dan hier, maar dit alleen kan geen voldoende reden
zijn om hier tot verhooging van bezoldiging over te gaan.
Bovendien zijn er teekenen, welke er op wijzen, dat men
elders begint in te zien, dat het bewaarschoolpersoneel daar
te hoog wordt gesalarieerd. Zoo is nog zeer onlangs door
den Gemeenteraad van Dordrecht, welke gemeente tevoren
de bewaar school onderwijzeressen bezoldigde met 1600.
2500.besloten de nieuw aan te stellen onderwijzeressen
te benoemen op eene jaarwedde van 1100.1600.
eventueel te verhoogen met 100.bij het bezit der be
waarschoolhoofdakte, zoodat dus de nieuwe salarisgrenzen
daar thans geheel gelijk zijn gemaakt aan de thans in onze
gemeente geldende.
Ten slotte merken wij nog op, dat na oproeping in 1922
van sollicitanten naar de betrekking van onderwijzeres bij
het openbaar bewaarschoolonderwijs alhier, zich 24 sollici
tanten hebben aangemeld.
Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Vergade
ring in overweging om te besluiten
a. dat aan alle openbare bewaarscholen schoolvergade
ringen zullen worden gehouden;
b. voor het overige afwijzend te beschikken op het adres
van de afd. Leiden van den Bond van Ned. Onderwijzers
dd. 7 Mei 1921 en op het adres van eenige bewaarschool
onderwijzeressen, <ld. 4 Mei 1921.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 217. Leiden, 7 Juli 1923.
Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden
het 2e Suppletoir-kohier der schoolgelden voor het Middel
baar en Hooger Onderwijs, schooljaar 1922/23, opgemaakt
tot een bedrag van ƒ196.50.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
]^u 218. Leiden, 7 Juli 1923.
De Commissie, belast met het onderzoek der bezwaar
schriften enz. inzake de plaatselijke directe belasting naar
het inkomen, heeft de eer U voor te stellen op de ter visie
liggende bezwaarschriften, belastingjaren 1919/20 en 1920/21,
te beschikken overeenkomstig haar mede ter visie liggend
advies.
De Commissie voornoemd,
T. Groeneveld, waarn. voorz.
J. Splinter Gzn., lid.
A. J. Oostdam, plv. lid.
N°. 219. Leiden, 9 Juli 1923.
In Uwe Vergadering van 19 Juni 1922 werd den heer
Dr. G. G. Kloeke, leeraar in het Duitsch aan het Gym
nasium alhier, voor den tijd van één jaar, ingaande 1 Sep
tember 1922, verlof verleend uit zijne betrekking, zulks ter
voltooiing eener wetenschappelijke studie.
Ter voorziening in de tijdelijk openvallende plaats be
noemde Uwe Vergadering in dezelfde zitting den heer Prof.
Dr. Theod. Frings, onder bepaling dat deze het salaris zou
genieten, dat Dr. Kloeke zou hebben ontvangen, indien hij
in functie was gebleven.
Thans berichten Curatoren van het Gymnasium, dat bij
hen is ingekomen een verzoek van Dr. Kloeke om het hem
toegestaan verlof te verlengen tot 1 Januari 1924 en dat
Prof. Frings bereid is de lessen tot dien datum onder dezelfde
voorwaarden te blijven waarnemen.
Onder mededeeling dat Curatoren het verzoek steunen en
dat bij den Inspecteur der Gymnasia noch tegen verlenging
van het verlof noch tegen de tijdelijke aanstelling van
Prof. Frings, bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering
in overweging
a. het aan den heer Dr. G. G. Kloeke als leeraar bij het
Gymnasium bij Raadsbesluit van 19 Juni 1922 toegestaan
verlof onder dezelfde voorwaarden te verlengen tot 1
Januari 1924,
b. de tijdelijke benoeming van Prof. Dr. Th. Frings tot
leeraar aan het Gymnasium voor het tijdvak van 1 September
1922 tot 1 September 1923 te verlengen tot 1 Januari 1924,
c. bij eventueele verlenging van de tijdelijke benoeming
van Prof. Dr. Th. Frings te bepalen, dat hem hetzelfde salaris
zal worden uitgekeerd als aan den heer Dr. Kloeke zou zijn
uitbetaald, indien deze met 1 September a.s. weder in
functie was gekomen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 220. Leiden, 9 Juli 1923.
Nu de Brandewijnsteeg ten gevolge van de verandering
van dien naam in „Vrouwenkerkkoorstraat" als zoodanig
heeft opgehouden te bestaan, is het wenschelijk de op de
vroegere Brandewijnsteeg betrekking hebbende bepalingen
van de verordening op het Rijden te doen vervallen. Volgens
genoemde verordening is het verboden in de Brandewijn
steeg met voertuigen of op rijdieren harder dan stapvoets
te rijden (art. 6): haar, tenzij met schriftelijke vergunning
van Burgemeester en Wethouders, te berijden in de richting
naar de Haarlemmerstraat (art. 7alsmede door de
Brandewijnsteeg te rijden met motorrijtuigen op meer dan
twee wielen (art. 25). Deze voorschriften dienen thans te
worden ingetrokken.
De na de verbreeding van de Brandewijnsteeg ontstane
Vrouwenkerkkoorstraat heeft voor het normale verkeer vol
doende breedte en het is derhalve niet noodig gelijke be
palingen, als voor de Brandewijnsteeg golden, thans voor de
Vrouwenkerkkoorstraat in het leven te roepen. Volstaan kan
dus worden met uit de artikelen 6, 7 en 25 van de verordening
op het Rijden den naam Brandewijnsteeg te schrappen.
Wij geven U mitsdien in overweging over te gaan tot
vaststelling van de navolgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van den 23sten Mei
1912 Gemeenteblad No. 18), op het Bijden, laatstelijk
gewijzigd bij verordening van 24 April 1922
(Gemeenteblad No. 20).
Artikel I.
In de artikelen 6 en 25 van bovengenoemde verordening
vervallen de woorden „de Brandewijnsteeg" alsmede de
daarachter geplaatste komma.
Art. II.
In het eerste lid van artikel 7 wordt in plaats van „de
Donkersteeg, de Maarsmanssteeg en de Brandewijnsteeg"
gelezen: „de Donkersteeg en de Maarsmanssteeg".
De Commissie voor de Strafverordeningen,
N. C. de Gijselaar, Voorzitter.
E. Schotman, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.