105 ons College in staat te stellen de voor den bouw van het sub a bedoelde schoolgebouw benoodigde gelden te zijner tijd ter beschikking van het Schoolbestuur te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. '214. Leiden, 5 Juli 1923. Zooals U bekend is, werd bij raadsbesluit van 22 Januari j.l. (Ingek. Stukken No. 39) een bedrag van 1000 *0. beschikbaar gesteld voor de uitgaven der Commissie voor Steunverleening, welk bedrag bij raadsbesluit van 26 Maart d. a. v. (Ingek. Stukken No. 95) werd verhoogd met 100000. en dus gebracht op 200000. Onder mededeeling, dat de uitgaven over het tijdvak van 1 Januari15 Juni 1923 154550.30 hebben bedragen, dat het aantal ondersteunden thans nog ruim 500 per week bedraagt en aan ondersteuning gemiddeld 7000.per week wordt uitgegeven, verzoekt de Commissie alsnog een crediet van 100000.te harer beschikking te stellen. In verband hiermede stellen wij U voor het reeds toege stane crediet met 100000.te verhoogen. Aangezien het niet zeker is, of in de dekking van dit bedrag kan worden voorzien door te verwachten hoogere ontvangsten of door verlaging van uitgaafposten van den dienst 1923 stellen wij U voor ter bestrijding van de hoogere uitgaaf van 100000.— te beschikken over een gedeelte van het batig saldo der gewone ontvangsten en uitgaven van den dienst 1922. Eloewel het juiste bedrag nog niet bekend is, staat toch reeds vast dat het batig saldo van den gewonen dienst van 1922 groot genoeg zal zijn, om daaruit, zoo onverhoopt de zoogenaamde „nooduitkeering" over 1923 niet mocht worden ontvangen, (zie Ingekomen Stuk No. 152 van 1923) behalve het bedrag dier nooduitkeering, ook nog de bovenbedoelde som van 100.000.te bestrijden. Wij geven U alsnu in overweging tot de voorgestelde begr oo tings wijziging te besluiten door vaststelling van den hierbij overgelegden begrootingsstaat, model C. Aan den Gemeenteraad. Burc. en Weth. van Leiden. N". '215. Leiden, 5 Juli 1923. In verband met ons voornemen om, in navolging van verschillende andere gemeenten, ter gelegenheid van het 25 jarig regeeringsjubileum van H.M. de Koningin in het begin van de maand September a s., een adres van hulde tot de Koningin te richten, verzoeken wij U toestemming dit adres mede namens Uwen Raad in te dienen en de redactie daar van aan ons College over te laten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. '216. Leiden, 5 Juli 1923. Bij een door Uwe Vergadering om praeadvies in onze handen gesteld adres met toelichting, heeft het Bestuur der afd. Leiden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers aan U verzocht ten aanzien van het bewaarschoolonderwijs zoodanige maatregelen te willen treffen, dat: 1°. het maximum-aantal leerlingen per klasse en per onderwijzeres in de eerste twee halfjaarsklassen op 24 en in de volgende klassen op 30 worde bepaald; 2°. de lokalen voldoen aan de eischen gesteld voor school lokalen dienende voor lager onderwijs; 3°. a. de leiding der klassen uitsluitend aan bevoegde onderwijzeressen worde toevertrouwd; b. de onderwijzeres, aan het hoofd der school geplaatst, met de leiding eener bepaalde klasse wordt belast; 4°. a. de schoolvergadering wordt ingevoerd; b. voor deze vergadering hetzelfde reglement geldt als voor de schoolvergadering der lagere scholen; 5°. de salarissen met ingang van 1 Januari 1921 worden bepaald op 16003000, te bereiken na 19 dienstjaren. Verder werd door U om praeadvies naar ons verwezen een adres van eenige bewaarschoolonderwijzeressen om ver hooging van salaris. Aangezien wij ons in het algemeen zeer wel kunnen ver- eenigen met het naar aanleiding van deze adressen door de Commissie voor de bewaarscholen uitgebracht, in de Leeskamer ter inzage gelegd, advies, achten wij het niet noodig uitvoerig op al de in die adressen genoemde punten in te gaan. Verder meenen wij ons te kunnen bepalen tot het eerstgenoemde adres, omdat het in punt 5 van het adres van de af deeling van den Bond van Ned. Onderwij zers met betrekking tot de salarieering gedaan verzoek geheel overeenkomt met hetgeen in het tweede adres door eenige bewaarschoolonderwijzeressen wordt gevraagd. Ad punt 1°. Met de Commissie voor de bewaarscholen achten wij inwilliging van dit verzoek niet gewenscht. Bij het groote schoolverzuim op de bewaarscholen zijn de in dit punt genoemde getallen o. i. te laag en is het, waar juist in de laagste klassen het verzuim het grootst is, naar onze meening niet noodig om voor deze klassen een lager maximum-aantal te stellen dan voor de hoogere klassen. Verder zijn wij van meening, dat niet is gebleken van eenige noodzakelijkheid tot het vaststellen van regelen met betrekking tot het maximum-aantal leerlingen per klasse voor dit onderwijs. Aangezien bovendien het inwilligen van het verzoek van het adresseerend bestuur bij de thans be schikbare plaatsruimte afwijzing van leerlingen ten gevolge zoude hebben, moet daarop o. i. niet worden ingegaan. Ad punt 2°. Hoewel de in de bij het adres behoorende toelichting geuitte klacht over de inrichting der schoollo kalen ons ietwat overdreven voorkomt, geven wij toe, dat zij in het algemeen juist is. Het behoeft geen betoog, dat schoolgebouwen, welke een 50-tal jaren geleden zijn gesticht, niet meer aan hedendaagsche eischen voldoen. Niettemin gaven wij den Directeur van Gemeentewerken opdracht om te onderzoeken of, en zoo ja, op welke wijze verbetering ware aan te brengen en eventueel op te geven welke kosten met verbetering der gebouwen gemoeid zouden zijn. Uit de mede ter inzage gelegde rapporten zal U blijken, dat twee der tegenwoordige bewaarscholen, n.l. de gebouwen aan het Blisabethshof en aan de Groenesteeg wel verbeterd kunnen worden, maar dat die verbeteringen zoo hooge bedragen (resp.70.000.en/65.000.zullen vorderen, dat daaraan naar onze meening niet kan worden gedacht, ook al niet, omdat de door verbouw verkregen verbetering niet in goede verhouding zou staan tot die kosten. Aangezien de school aan de v. d. Werffstraat, naar het oordeel van den Direc teur, van de drie gebouwen het slechtste is en door ver bouwing niet geschikt kan worden gemaakt, droegen wij, in overeenstemming met het gevoelen van de Commissie van Fabricage, den Directeur van Gemeentewerken op, een ontwerp met begrooting van kosten bij ons in te dienen voor den bouw van eene nieuwe bewaarschool ter ver vanging van die aan de v. d. Werffstraat. Opnieuw werd nagegaan of de school in de v. d. Werff straat voor verbetering of vernieuwing in aanmerking kon komen. Partieele verbetering bleek ook na herhaald onder zoek niet mogelijk; evenmin acht de Directeur afbraak, gevolgd door algelieele vernieuwing, uitvoerbaar. De door de school ingenomen oppervlakte is voor een behoorlijk schoolgebouw te klein en het zou te kostbaar worden om te dien einde beslag te leggen op aangrenzende panden. Om die reden gaf de Directeur ons College in overweging om overeenkomstig een door hem overgelegd plan een ge heel nieuwe school te bouwen in het Zuiden der stad en wel op het vroegere molenterrein van ,,d' Oranjeboom'', waarvan de kosten door hem werden geraamd op 105.000. Dit plan verwierf de instemming van de Commissie van Fabricage. Hoeveel aantrekkelijks dit ontwerp voor een nieuwe be waarschool ook voor ons College heeft, bevredigt ons toch deze oplossing van het gebouwenvraagstuk niet. Met den Directeur zijn wij van meening, dat wel als vaststaand mag worden aangenomen, dat eene nieuwe be waarschool in het Plantsoen voldoende leerlingen zal trek ken, maar de tegenwoordige bewaai scholen en daarom gaat het hier in de eerste plaats worden met de uit voering van dit plan niet gebaat, immers worden de oude gebouwen niet verbeterd of door nieuwe vervangen. Wij kunnen dan ook niet anders zien, dan dat het stichten van een nieuwe bewaarschoc 1 in het Plantsoen zoude neerkomen niet op het verbeteren van maar op het geven van meerdere gelegenheid tot het genietan van openbaar bewaarschoolonderwijs. Waar nu onze gemeente, ook in vergelijking met andere gemeenten, waaronder er zijn, welke geen openbare bewaarscholen in stand houden zich reeds zoo belangrijke financieele offers voor dat onder wijs getroost, meenen wij in de tegenwoordige omstandig heden tot zulk eene uitbreiding niet te mogen adviseeren. Kunnen wij tot ons leedwezen thans nog geen bevredigende oplossing voor de verbetering van de tegenwoordige school gebouwen aan de hand doen, wij geven U gaarne de ver zekering, dat wij ook op dit punt diligent zullen blijven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 28