GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
101
INCtEKOMKiar NT I K li EN.
N°. 201. Leiden 25 Juni 1923.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij geen bezwaar heeft tegen de voordrachten van Burge
meester en Wethouders tot overneming in eigendom en
onderhoud bij de gemeente van:
1°. een stukje grond en gedempte sloot aan den Hoogen
Morschweg, kadastraal bekend Sectie P, No. 685 ged. (Ingek.
Stukken No. 177);
2°. de slootgedeelten aan den Rijnsburgerweg, kadastraal
bekend Sectie P, Nis 647 ged., 588 ged. en 611 ged. (Ingek.
Stukken No. 178);
3°. de slootgedeelten aan de Evertsenstraat, kadastraal
bekend in Sectie K, Nis 617, 616 en 996, alle gedeeltelijk
(Ingek. Stukken No. 188).
Evenmin heeft de Commissie bedenking tegen de navol
gende door Burgemeester en Wethouders voorgestelde be-
grootingsregelingen, alle dienst 1922:
1°. tot regeling der storting van de waarborgsom voor de
uitbreiding en verandering van de Bijzondere School aan
de Hooglandsche Kerkgracht (Ingek. Stukken No. 172);
2°. tot verhooging van verschillende posten op de gemeente-
begrooting (Ingek. Stukken No. 170);
3°. tot verhooging van het voorschot voor het 2de bouw
plan van de Woningbouwvereeniging „de Eendracht" (Ingek.
Stukken No. 173);
4°. betreffende de hoogere kosten van de verbouwing van
het schoolgebouw aan de Aalmarkt (Ingek. Stukken No. 198);
5°. betreffende de hoogere bouwkosten van de Arbeidsbeurs
(Ingek. Stukken No. 199);
noch tegen het voorstel tot betaling uit den post voor
Onvoorziene uitgaven, dienst 1922, van het hooger bedrag
der uitkeering, ingevolge art. 100 der Lager Onderwijswet
1920, aan bijzondere scholen verschuldigd (Ingek. Stukken
No. 171).
Zij geeft U in overweging dienovereenkomstig te besluiten.
Indien verder de Raad besluit:
1°. tot beschikbaarstelling van gelden voor de verbetering
van den Hoogen Rijndijk nabij de Bleekerssluis (Ingek.
Stukken No. 196);
2°. tot beschikbaarstelling van gelden voor huur en in
richting van een speelterrein aan den Hoogen Rijndijk nabij
het nieuwe Rijn-Schiekanaal (Ingek. Stukken No. 197);
3°. tot uitbreiding van het kapitaal der gemeente in de
Bank van Leening (Ingek. Stukken No. 182);
dan heeft de Commissie tegen de daarbij overgelegde be-
grootingsregelingen geen bezwaar en adviseert zij U deze
vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 202. Leiden, 27 Juni 1923.
In nevensgaand adres verzoekt de Zwemvereeniging „de
Zijl" alhier eene bijdrage uit de gemeentekas ten bijdrage
van 150.in de kosten van een openbaar zwemfeest,
dat zij voornemens is te houden in Juli van dit jaar op een
nader te bepalen dag „liefst op Zaterdagmiddag".
Wij brengen U hierbij in herinnering, dat ten vorigen
jare voor gelijk doel aan de Leidsche Zwemclub eene bij
drage werd toegezegd van 100.(Ingek. Stukken No.
253 van 1922). Het zwemfeest heeft toen echter niet plaats
gehad.
De minderheid van ons College, hoewel geen bezwaar
hebbende tegen het verleenen van eene bijdrage in 't alge
meen, wenscht daaraan de voorwaarde te verbinden, dat
het zwemfeest niet op een Zondag wordt gehouden; de
meerderheid acht echter deze voorwaarde niet noodig en
wenscht de vereeniging in het bepalen van een dag vrij
te laten.
Als College geven wij U derhalve in overweging te be
sluiten, aan de Zwemvereeniging „de Zijl" alhier eene bij
drage te verleenen van 100.in de kosten van een in
de maand Juli van dit jaar in het Poelmeer nabij het
Warmonderhek te houden openbaar zwemfeest, zulks in
overeenstemming met het in 1922 toegezegde bedrag.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 9 Juni 1923.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen: Onderge-
teekenden F. van der Mark en W. Gout resp. Voorzitter
en Secretaris van de Zwemvereeniging de „Zijl" te Leiden.
dat het bestuur voornemens is in het laatst van de maand
Juli a.s. een Openbaar Zwemfeest te houden in het Poel
meer Haarlemmertrekvaart op een nader te bepalen datum
en liefst op Zaterdagmiddag.
dat de Vereeniging „de Zijl" niet kapitaalkrachtig is, de
onkosten voor dit feest uit de kas van de Vereeniging te
bekostigeu.
dat zij den Raad eerbiedig verzoeken om een subsidie
groot 150.
Reden waarom zij Uwen Raad beleefd verzoeken gunstig
te willen adviseeren.
'tWelk doende
F. v. d. Mark Voorzitter
W. Gout Secretaris
Secretariaat Mauritsstraat 152.
Aan den Raad van de Gemeente Leiden.
N°. 203. Leiden, 30 Juni 1923.
Na het onderzoek van de kinderen, opgegeven bij de
in 1922 gehouden inschrijving voor plaatsing op de buiten
gewone school voor lager onderwijs, is gebleken, dat voor
een 16-tal voor plaatsing in aanmerking komende leerlingen
geen plaatsruimte in het schoolgebouw aan de Caeciliastraat
beschikbaar was. Uitbreiding van het gebouw met althans
één lokaal was toen derhalve reeds noodig. Nu inmiddels
het onderzoek van leerlingen, die zich in 1923 voor plaatsing
op deze school hebben aangemeld, heeft plaats gehad, blijkt,
dat thans in totaal 26, voor plaatsing geschikt bevonden
leerlingen, niet kunnen worden toegelaten wegens plaats
gebrek. In verband met het voor de buitengewone scholen
geldende maximum van 16 leerlingen per klasse, is dus eene
vergrooting van het gebouw met twee lokalen noodzakelijk.
Er is dan nog plaatsruimte voor 6 leerlingen, wat met het
oog op eventueele verdere toeneming van het leerlingen
aantal zeker niet te veel is.
Bij de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken is
gevoegd een schrijven van het hoofd der school en van den
geneesheer, die gezamenlijk zijn belast met het onderzoeken
van de kinderen, voor wie plaatsing op de buitengewone
school wordt gevraagd en welk schrijven is gewijd aan de
kinderen, die om hun te geringe verstandelijke ontwikkeling
voor de buitengewone school zijn afgewezen en toch om een of
andere reden niet in het gesticht Voorgeest kunnen worden
geplaatst.
Bij dat schrijven concludeeren zij, dat de geestelijke ver
zorging der zwakzinnigen behoort te geschieden deels in een
internaat, deels in een externaat. De verzorging in het
internaat (Voorgeest) achten zij voldoende geregeld. Het
externaat voor de lichtere graden van zwakzinnigheid moet
naar hunne meening zijn de buitengewone school plus goede
gelegenheid tot vakonderwijs. Voor de diepere graden achten
zij fröbelonderwijs, elementair vakonderwijs, verzorging
gedurende den dag en voor de ouderen geregelde werk
verschaffing noodig. Ten slotte spreken zij als hunne meening
uit, dat het, met het oog op de groote kosten aan eene
uitbreiding van het bestaande gebouw verbonden, waardoor
toch geen behoorlijke inrichting kan worden verkregen,
aanbeveling verdient om den bouw van een nieuwe school
met eene groote, voor 1/3 gedeelte overdekte, speelplaats,
ernstig te overwegen.
Het schijnt ons geheel Overbodig uitvoerig op al de in het
schrijven nader ontwikkelde plannen in te gaan. Met de
verwezenlijking ervan zoude een te aanzienlijk bedrag ge
moeid zijn. Bovendien rijst de vraag, of niet met evenveel
recht kan worden bepleit, om gelden te voteeren voor inten
sieve opvoeding van blinde-, slecht ziende-, doove of in
ander opzicht misdeelde kiuderen. Bij den ongunstigen
financieelen toestand der gemeente kan er naar onze mee
ning niet aan worden gedacht om aan de zorg voor zwak
zinnigen zulk eene uitbreiding te geven; wèl moet er voor
worden gezorgd, dat de buitengewone school voldoende
ruimte biedt. Verder zijn wij na ampele overweging tot de
overtuiging gekomen, dat het gewenscht is, aan de school
te verbinden een zoogenaamde voorklasse, waarin de zeer
zwakzinnige kinderen, die thans wegens te gering intellect
niet worden toegelaten, geplaatst kunnen worden. Wel is
waar zullen die kinderen in het gunstigste geval het slechts
tot de eerste klasse der school brengen, maar toch schijnt