MAANDAG 25 JUNI 1923. 131 Spreker vraagt of een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Oostdam heeft in de courant gelezen, dat bij den brand op het Klooster de auto-spuit te laat is gekomen, en vraagt of Burgemeester en Wethouders daaromtrent aan den Raad een mededeeling kunnen doen? Het zou hem spijten, indien dat bericht juist was. De heer Mxjlder antwoordt, dat dat bericht niet juist is, omdat de auto-spuit, nadat de manschappen waren gewaar schuwd, in den tijd van acht minuten op de plaats van den brand aanwezig was en twee of drie minuten later volop water gaf'. De fout is, dat de manschappen te laat zijn gewaarschuwd. Vermoedelijk spreker kan dat niet bewijzen heeft men gedacht dien brand zelf wel te kunnen blusschen. De Voorzitter deelt aan den Raad mede, dat van den heer Bots bericht is ontvangen, dat hij in zooverre is hersteld, dat hij morgen zijn functie als Wethouder zal hervatten. Spreker onderstelt, dat de Raad dit bericht met vreugde zal ontvangen en dat het ons allen genoegen zal doen, dat deze waardige Wethouder, voordat hij zal aftreden, nog eenigen tijd zijn werkzaamheden zal kunnen vervullen. Teekenen van instemming.) Spreker wenscht daaraan nog iets toe te voegen. Met het terugkeeren van den heer Bots, zal het tijdelijke wethouder schap van den heer Sanders eindigen en nu wenscht spreker van deze plaats den heer Sanders hartelijk dank te zeggen voor hetgeen hij in den tijd van de afwezigheid van den heer Bots geheel belangeloos in het belang der gemeente heeft gedaan. Spreker gelooft, dat de Raad het werk van den heer Sanders moet apprecieeren. want deze heeft met talent en volle toewijding drie maanden lang het werk van den Wet houder Bots waargenomen. Daarvoor zijn wij hem ongetwij feld veel dank verschuldigd. Teekenen van instemming). De heer Sanders dankt den Voorzitter zeer voor diens vriendelijke woorden en spreekt zijn erkentelijkheid uit tegen over het College van Burgemeester en Wethouders en den Raad voor de wijze, waarop zij hem zijn tegemoet gekomen bij het vervullen van zijn taak. Verder spreekt hij een woord van waardeering tegenover de ambtenaren, die bij hem den indruk hebben gevestigd, dat zij volkomen voor hun taak berekend waren, terwijl hij ten slotte dank brengt aan den Gemeente-Secretaris voor de wijze, waarop deze hem bij het vervullen van zijn zware taak heeft gesteund. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 23