430
MAANDAG 25 JUNI 4923.
de Wethouder, voor de volkshuisvesting in een van de vorige
vergaderingen datzelfde standpunt innam. Wacht men op
een nader uitgewerkt plan voor demping van het Levendaal,
dan is men het volgend jaar aan de uitvoering van dat werk
nog niet toe. Spreker zal dus tegen de motie van den heer
Sijtsma stemmen, opdat de Raad in de volgende vergadering
over het definitieve plan voor de Mare een beslissing zal
kunnen nemen.
De heer Mulder is het met den Voorzitter eens, dat de
Raad in principe tot demping van de Mare heeft besloten.
Hij vindt het jammer, dat die zaak niet kan worden afgedaan,
omdat het een beetje gaat vervelen, maar men moet ook
terwille zijn aan de voorstanders van de demping van het
Levendaal, te meer omdat dit zegt spreker aan het adres
van den heer Schoneveld de zaak voor de werkverschaffing,
welke bij demping van de Mare zal kunnen plaats hebben,
geen dag langer zal duren. Het is toch geenszins de bedoeling
van Burgemeester en Wethouders ook met definitieve plannen
voor het Levendaal te komen, omdat daarmede veel te veel
tijd gemoeid zou zijn: er zit daaraan verbazend veel vast.
Burgemeester en Wethouders komen alleen met uitgewerkte
plannen voor de Mare en die kunnen tot stand komen. Gelijk
de Voorzitter heeft gezegd, zal, als die plannen er zijn,
iedereen het recht hebben er tegen te stemmen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De motie van den heer Sijtsma wordt in stemming gebracht
en met 25 tegen 2 stemmen aangenomen.
Vóór stemmende heeren van Eek, Bisschop, Heemskerk,
Kooistra, Oostdam, Dubbeldeman, Mevrouw Dubbeldeman
Trago, de heeren Eerdmans, Wilbrink, Meijnen, Pera, Mulder,
Sanders, Mevrouw van Itallievan Embden, de heeren
Sijtsma, van Stralen, Huurman, Kuivenhoven, Wilmer,
Splinter, van Hamel, Groeneveld, Knuttel, Stijnman en de
Voorzitter.
Tegen stemmen: de heeren Jan de Lange en Schoneveld.
Tengevolge van' deze beslissing wordt dit punt van de
agenda afgevoerd.
XXXIV. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, dienstjaren 1918/19, 1919/20 en 1920/21.
(Zie Ing. St. No. 193.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt beschikt
op diverse bezwaarschriften in zake de plaatselijke directe
belasting, belastingjaren 4918/1919, 1919/1920, en 1920/1921,
overeenkomstig het advies van de met het onderzoek daarvan
belaste commissie.
De Voorzitter geeft alsnu het woord aan den Wethouder
Sanders tot het beantwoorden van een vraag, in de vorige
vergadering door den heer Dubbeldeman 'gesteld.
De heer Sanders herinnert er aan, dat de heer Dubbeldeman
heeft medegedeeld, dat zijn aandacht was gevallen op de
volgende advertentie in het Leidsch Dagblad:
»H.H. Stooktechnici en anderen uit Leiden en Omstr.
Zij, die bekend zijn met stoomwerktuigen en stookinstal-
laties worden uitgenoodigd om de nieuwste vlamaanzuiginstal-
latie en onverbrandbare hoekijzers te komen bezichtigen in
het nieuwe Ketelhuis der Electr. Centrale te Leiden.
Scheikundig Ingenieur aanwezig voor explicatie.
Belangstellenden wenden zich vooraf schriftelijk tot den
Adj.-Directeur."
Spreker had van deze advertentie nog geen kennis genomen,
toen de heer Dubbeldeman haar ter sprake bracht, anders
zou hij er wel dadelijk op hebben gewezen, dat het karakter
van die advertentie duidelijk aantoonde, dat zij niet afkomstig
was van de directie van de Lichtfabrieken. Indien de Licht
fabrieken zelve adverteeren doen zij dat namelijk met een
hoofd: Gemeentelijke Lichtfabrieken te Leiden. De aard van
de advertentie wees er op, dat het een anonyme advertentie
was, met de bedoeling een blaam te werpen op de Lichtfabrieken.
Spreker heeft dienaangaande een vermoeden, maar geen
zekerheid. Op het oogenblik worden aan de Lichtfabrieken
proeven genomen met een nieuwe stookwijze en nu is gebleken,
dat deze nieuwe methode niet bepaald direct in den smaak
valt van enkele stokers, zoodat deze advertentie niets anders
beoogt dan uiting te geven aan een soort hoon ten opzichte
van deze proef om tot een betere werkmethode aan de
Lichtfabrieken te geraken. Het spreekt vanzelf, dat spreker
zich niet daarmede kan vereenigen; het beoogt niets anders
dan een ondermijning van het gezag.
Nu verwondert het spreker, dat deze vraag is gekomen
van den heer Dubbeldeman, omdat spreker gebleken is, dat
deze advertentie geplaatst is door bemiddeling van den boek
handel Dubbeldeman. Spreker meent, dat de heer Dubbeldeman
in relatie staat tot dien boekhandel firma Dubbeldeman, en de
heer Dubbeldeman zal toch eigenlijk wel met de quintessens
en de bedoeling der advertentie op de hoogte geweest zijn.
Zooals gezegd, is spreker uit den aard der zaak ontstemd
over deze advertentie en hij meent, dat op degenen, die haar
geplaatst hebben,, en op al degenen, die met hare strekking
instemmen, van toepassing is het puntdicht:
De meester in zijn wijsheid wikt,
De leerling in zijn waan beschikt.
De heer Dubbeldeman verklaart, dat hij, toen hij zijn vraag
stelde, niet wist dat de advertentie door zijn bemiddeling
geplaatst is. De advertentie is contant betaald en dan vraagt
men niet, van wie ze komt. Zoo iets doet men in zaken niet.
Echter begreep spreker ook wel, dat er een geheel andere
bedoeling aan ten grondslag lag, ook nog een andere, dan de
heer Sanders er nu uit gelezen heeft.
Spreker wil daarom aan het college vragen den Raad mede-
deeling te doen van het aantal personen, aan de Lichtfabrieken
werkzaam geweest zijnde, die nu op wachtgeld gesteld zijn,
en die te groepeeren, opdat nagegaan kan worden, in welke
functie die personen werkzaam zijn geweest. Het is toch
mogelijk, dat er menschen zijn aan dé Lichtfabrieken, die
aan de hand van de practijk op de hoogte zijn en daarom
van meening zijn dat er wel bezuinigd wordt met de menschen,
die kleine salarissen verdienen, dat die wel aan den dijk gezet
worden, doch dat men de grooten spaart en dezen laat rond-
loopen, zonder dat daar voor hen werk is.
Ook dit kan men lezen uit die advertentie. Als in die adver
tentie genoemd worden, welke menschen ter beschikking zijn
om de nieuwsgierigen daar rond te leiden, dan wordt daarmede
te kennen gegeven, dat die menschen al den tijd hebben.
De Voorzitter meent, dat de door den heer Dubbeldeman
gevraagde overlegging van de lijst van op wachtgeld gestelden
niets te maken heeft met die advertentie, welke gewoon
kwajongenswerk is.
Dan wil spreker den heer Dubbeldeman vragen, of hij bereid
is zijne vragen in zake het woningvraagstuk in de volgende
vergadering toe te lichten, aangezien het thans daarvoor te
laat geworden is.
De heer Dubbeldeman wenscht thans alleen nog zijne vijfde
vraag aan te vullen.
De vraag luidt thans: »Zijn Burgemeester en Wethouders
eveneens bereid mede te deelen, hoe groot in de gemeente
het aantal bewoonde, onbewoonbaar verklaarde woningen is?"'
Hieraan zou spreker willen toeviegen: »en zijn Burgemeester
en Wethouders bereid, in navolging van Amsterdam, op groote
schaal krotten onbewoonbaar te doen verklaren?"
Deze toevoeging heeft een kleine toelichting noodig.
De Voorzitter. Die kunt gij den volgenden keer wel geven.
l)e heer Dubbeldeman zegt, dat het dan waarschijnlijk te
laat is. Uit dit staatje blijkt toch, dat, als de Raad sprekers
meening zou zijn toegedaan en Burgemeester en Wethouders
goedgunstig op sprekers vragen zouden willen beschikken,
er werk aan den winkel komt.
De sociaal-democraten zijn tot dusverre geen voorstanders
geweest van het afkeuren van woningen, indien niet in de
naaste toekomst in uitzicht kon worden gesteld, dat voor die
afgekeurde woningen andere en betere in de plaats zouden
worden gebouwd. De toestand wordt thans echter anders.
Zeer waarschijnlijk zal op 4 Augustus in werking treden de
gewijzigde H uurcommissie wet, waardoor de huiseigenaren,
zoowel de groote als de kleine, het volle pond van de huurders
zullen mogen vragen. Gelukkig bevat de wet een bepaling,
waarvan de gemeentebesturen kunnen gebruik maken, namelijk
dat de volle verhooging niet mag worden gevraagd voor
woningen, welke onbewoonbaar zijn verklaard.
De Voorzitter. Dat heeft in alle bladen gestaan en Burge
meester en Wethouders hebben er een circulaire van de
Regeering over gekregen.
De heer Dubbeldeman vraagt of Burgemeester en Wet
houders er hun aandacht aan hebben geschonken?
De Voorzitter beantwoordt die vraag in bevestigenden zin
en constateert, dat de aanvulling van de laatste vraag luidt:
»en zijn Burgemeester en Wethouders bereid, in navolging
van Amsterdam, op groote schaal krotten onbewoonbaar te
verklaren
Spreker heeft die aanvulling precies opgeteekend en de
zaak kan in de volgende vergadering worden besproken.