MAANDAG 25 JUNI 1923. 129 gelijk te stellen groepen niet te verminderen, maar te hand haven op f 13.50 plus 1.50 per kind, wordt vervolgens met 14 tegen 13 stemmen verworpen. Tegen stemmende heeren Oostdam, Jan de Lange, Eerdmans, Wilbrink, Meijnen, Pera, Mulder, Sanders, Huurman, Wilmer, Splinter, van Hamel, Stijnman en de Voorzitter. Vóór stemmende heeren van Eek, Bisschop, Heemskerk, Kooistra, Dubbeldeman, de dames DubbeldemanTrago en van Itallievan Embden, de heeren Sijtsma, van Stralen, Kuivenhoven, Schoneveld, Groeneveld en Knuttel. Ten slotte wordt het laatste gedeelte van het voorstel, luidende: »De Raad, kennis genomen hebbende van het antwoord van den Minister van Binnenlandsche Zaken inzake het verzoek om steunverleening aan ongehuwde werkloozen mogelijk te maken van oordeel dat ook onder deze groep werkloozen dringende behoefte aan steun bestaat; keurt af het dwingend optreden der Regeering in dezen besluit den Minister met klem te verzoeken het gemeente bestuur alsnog vrij te laten in deze zaak een beslissing te nemen", met 18 tegen 9 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Bisschop, Heemskerk, Oostdam, Jan de Lange, Eerdmans, Wilbrink, Meijnen, Pera, Mulder, Sanders, Huurman, Kuivenhoven, Schoneveld, Wilmer, Splinter, van Hamel, Stijnman en de Voorzitter. Vóór stemmen: de heeren van Eek, Kooistra,Dubbeldeman, de dames Dubbeldeman—Trago en van Itallievan Embden, de heeren Sijtsma, van Stralen, Groeneveld en Knuttel. Door deze beslissing wordt geacht op het verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond, voorzooveel betreft het in de eerste en derde plaats gevraagde, afwijzend te zijn beschikt. XXXIII. Praeadvies op de motie van de heeren Sijtsma en Eerdmans en Mevr. van Itallievan Embden, in zake de demping van het Levendaal. (Zie Ing. St. No. 183.) De Voorzitter stelt hierbij aan de orde de motie van den heer Sijtsma, luidende: »Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen vah de agenda voor de vergadering van Maandag a.s. punt 33 af te voeren en Burg. en Weth. uit te noodigen het weder aanhangig te maken tegelijk met het definitieve plan tot demping van de Mare, welk plan volgens Burg. en Weth. immers binnenkort aan de orde zal worden gesteld", en het desbetreffend adres van de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer. De beraadslaging wordt geopend. De heer Sijtsma zegt, dat deze motie voor zich zelf spreekt. De bedoeling is een zoo zuiver mogelijk beeld van den toe stand te krijgen. Gaat de Raad thans tot stemming over, dan krijgt men een onzuivere stemming. Spreker staat nog altijd op het standpunt, dat de demping van het Levendaal verre de voorkeur verdient boven die van de Mare, maar de demping van de Mare is onlangs in beginsel aangenomen. De heer Knuttel. Neen! De Voorzitter. Ja, die is in beginsel aangenomen. De heer Knuttel. Er is in het geheel niet over gestemd. De heer Sijtsma acht het beter, dat de Raadsleden de voorstellen juist geformuleerd vóór zich krijgen, alvorens er definitief over te beslissen. Nadat het principieele besluit tot demping van de Mare was genomen, zijn er verschillende adressen ingekomen, welke de leden wellicht tot andere inzichten zouden kunnen brengen, maar indien er thans over de demping van het Levendaal werd gestemd, vreest spreker, dat degenen, die indertijd aan die principieele beslissing hebben medegewerkt, tegen de motie van Mevrouw van Itallie en spreker zouden stemmen en die daardoor werd verworpen. En dat moet zoo mogelijk worden voorkomen. De motie van den heer Sijtsma wordt voldoende onder steund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders geen overwegend bezwaar hebben tegen de motie van den heer Sijtsma, omdat er ook huns inziens wel iets voor te zeggen is de demping van de Mare en die van het Levendaal tegelijk te behandelen. Toch heeft het College gemeend dit voorstel thans te moeten doen, omdat het de demping van het Leveridaal in verband met den aanleg van de tram en met het feit, dat dit werk werkverschaffing beoogt, urgent achtte. Waar er echter Raadsleden kunnen zijn, die voor een van beide plannen willen stemmen, niet voor beide, is er ook naar het gevoelen van Burgemeester en Wethouders ten slotte wat voor te zeggen den Raad de gelegenheid te geven over beide plannen tegelijk te oordeelen. Spreker vraagt of er Raadsleden zijn, die bezwaar hebben tegen de motie van den heer Sijtsma. De heer van Stralen zegt er wel eenig bezwaar tegen te hebben, omdat hij vreest, dat als beide dempingen tegelijk aan de orde komen, er verband zal worden gelegd tusschen die twee plannen en de beslissing dan zoo zal wezen, dat er een meerderheid is vóór demping van het Levendaal en waarschijnlijk ook een meerderheid tegen de demping van de Mare. Naar aanleiding van het adres van den Bestuur dersbond is in beginsel besloten tot de demping van de Mare; was dat de bedoeling van den Raad niet, dan had hij dat moeten te kennen geven. Als dat niet het geval zou zijn geweest, dan zou er in het geheele praeadvies van Burgemeester en Wethouders niets positiefs geweest zijn, waai mede spreker niet accoord zou gaan. Nu is in beginsel besloten tot demping van de Mare, maar als men die zaak gaat vastkoppelen aan de quaestie van de demping van het Levendaal, dan is te vreezen, gezien de mentaliteit in sommige kringen, dat men de demping van de Mare zal afwijzen, ten gevolge waarvan er voorloopig van werkverschaffing niets zal komen, want met de voorbereiding van plannen tot demping van het Levendaal zal nog heel wat tijd gemoeid zijn, en in zake werkverschaffing zal ten spoedigste iets moeten geschieden. De plannen betreffende de demping van de Mare zijn in een vrij ver gevorderd stadium. Als de Raad heden besluit tot demping van het Levendaal, waarvoor sprekers fractie is, dan kunnen Burgemeester en Wethouders doorgaan met de voorbereiding van de demping van de Mare. De heer Eerdmans wijst erop, dat indertijd geen princi pieele beslissing door den Raad genomen is in zake de dem ping van de Mare; slechts heeft de Raad aan het college toegestaan aan Gemeentewerken op te dragen een plan te maken, waartegenover de Raad dan nog volkomen vrij zou staan. Dit blijkt uit het verslag van de Raadszitting van 30 April laatstleden. Daarom acht spreker het dwaas, dat in dit praeadvies door Burgemeester en Wethouders dienaan gaande een ander standpunt wordt ingenomen. Spreker acht het daarom het beste, dat de Raad, onder aanstipping van die aperte onjuistheid omtrent hetgeen toen in den Raad behandeld is, aanvaardt het voorstel van den heer Sijtsma en dit punt van de agenda afvoert, zoodat hij later beide zaken onder de oogen ziet. De Raad staat ten opzichte van de Mare volkomen vrij. De Voorzitter zegt, dat de Raad in beginsel besloten heeft tot demping van de Mare. De heer van Hamel heeft toen nog gevraagd: maar kan ik er naderhand nog tegen stemmen? en daarop heeft de Burgemeester geantwoord: »Zeker, er komt een definitief planals de Raad zich nu verklaart voor demping van de Mare, dan weten Burgemeester en Wethouders waar zij aan toe zijn dan kan de Raad altijd nog het definitieve plan afstemmen." En toen is zonder hoof delijke stemming conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. Intusschen, wij behoeven hierover niet verder te twisten; de zaak van de demping van de Mare komt in ieder geval nog eens aan de orde. De heer Eerdmans acht hetgeen nu geschiedt één van de voorbeelden, welke bewijzen, dat het ontbreken van een steno- graphisch verslag in de hand werkt, het noemen van een be slissing, die niet juist is. De Voorzitter heeft in die vergadering gesproken van een principieele beslissing, welke toen genomen zou wordendaar tegen heeft de heer van Hamel geprotesteerd en van de zijde van het college is daarop toegezegd, dat men in dit opzicht voorloopig met plannen zou komen, en daarbij heeft de Raad zich nedergelegd. De Voorzitter wijst er op, dat dat gezegd is, nadat de heer van Hamel had gesproken. De heer Schoneveld kan zich met de motie van den heer Sijtsma niet vereenigen, omdat hij het gewenscht acht om, met het oog op de werkverschaffing, met de uitvoering van dit werk een begin te maken. Spreker herinnert er aan, dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1923 | | pagina 21